Een beknopte maar concrete samenvatting vanaf de BoK waarbij ik zowel de hoorcolleges als de werkcolleges en het farmacologieboek (McFadden) en anatomieboek (Martini) heb gebruikt. Dit is alles wat je moet weten voor de Testvisiontoets!
,INHOUDSOPGAVE
Cellen.........................................................................................................................................................................1
Eiwitten op het celmembraan...................................................................................................................................2
Farmacokinetek........................................................................................................................................................3
De oorzaak van bijwerkingen....................................................................................................................................5
het spijsverteringsstelsel...........................................................................................................................................6
het zenuwstelsel en pijn..........................................................................................................................................10
het cardiovasculaire systeem..................................................................................................................................17
Het afweersysteem.................................................................................................................................................29
Before you go, some facts:
De risicotabel en risicofactoren bij hart- en vaatziekten hoef je niet uit je hoofd te kennen
maar die krijg je er bij.
Enzym eindigt op -ase (bijbehorende stof: -ose). Bijv. zetmeel amylose en bijbehorend
enzym amylase
Antibiotica eindigt heel vaak op -ine
Organisme is alles wat eigen stofwisseling (eiwitsynthese) & manier van
vermenigvuldigen heeft. Een virus is dus geen organisme
De geneesmiddelen tegen virussen eindigen vaak op -vir
De ACE-remmers eindigen op -pril
CELLEN
, De meeste geneesmiddelen grijpen op celniveau aan. Dan met name bij celorganellen en
celchemie. Dat zijn de kleinste onderdelen van het menselijke lichaam. Belangrijke
bestanddelen van een cel zijn:
Celmembraan
Op en in het celmembraan zitten receptoren, ionkanalen, transporteiwitten en
sommige enzymen. Dit zijn aangrijpingspunten voor veel geneesmiddelen.
Mitochondriën
Produceren de energie voor de cel. Uit ADP wordt ATP gemaakt, dat bij
verbranding met zuurstof vrijkomt tot energie.
Celkern, ribosomen, ER, Golgi-apparaat
Deze organellen zijn verantwoordelijk voor eiwitsynthese. In deze volgorde worden
de RNA-codes gebruikt om eiwitten te maken en op te slaan in de cel.
Vettige stofen zijn lipiden. Lipiden zijn vetminnend (lypofel). In de kop-staart opstelling
van scheikunde is dit de staart. Ze gaan moeilijk naar de bloedbaan en de weefsels
omdat ze slecht oplosbaar zijn.
Waterige stofen zijn waterminnend (hydrofel), dus dit is dan de kop. Door difusie
kunnen deze makkelijk opgenomen worden in de bloedbaan en het lymfe-stelsel.
Suikers zijn lange ketens van monosacheriden die bij elkaar polysacheriden heten.
Zetmeel is een polymeer van glucosemoleculen.
Aminozuren vormen de DNA-codes in het lichaam, die de eigenschappen van cellen
bepalen. Dit kun je waarnemen (zoals bijv. oogkleur)
EIWITTEN OP HET CELMEMBRAAN
Receptoren
De meeste lichaamseigenstofen zijn eiwitten. Geneesmiddelen binden hier aan en zo
komt er een therapeutisch efect: er gebeurt iets wat de indicatie verhelpt. De eiwitten
werken samen om homeostase (het inwendige milieu) van het lichaam gelijk te houden.
Receptoren werken als sleutelgat. De receptor op de celmembraan is het slot, de stof die
er op past is de sleutel. Receptoren ontvangen hormonen, maar ook geneesmiddelen.
Een geneesmiddel kan op een receptor werken als:
Agonist signaalstof die een receptor activeert of de activiteit van een
enzym verhoogt.
Antagonist signaalstof die een receptor blokkeert of de activiteit van een
enzym verlaagt. Bindt aan receptor maar roept geen
biologische respons op: voorkomt activering.
Partiële antagonist een minder sterke agonist. Heeft altijd respons maar niet
100%
Geneesmiddelen kunnen dus dezelfde structuur hebben als de signaalstofen: dit zijn dan
vaak agonisten. Deze hebben dan ook dezelfde werking. Receptoren zitten vaak op
specifeke weefsels: de geneesmiddelen die dus voor de specifeke receptoren zijn
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller farmakunde2019. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.88. You're not tied to anything after your purchase.