100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Leerdoelen Oncologische zorg week 4 $3.47
Add to cart

Summary

Samenvatting Leerdoelen Oncologische zorg week 4

1 review
 38 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

In dit document zijn de leerdoelen van week 4 uitgewerkt van de profileringscursus Oncologische Zorg. Het hoorcollege "Overleven na kanker" van de ervaringsdeskundige is niet uitgewerkt. Wel de colleges Gastro-enterologische chirurgie, voeding bij kanker en chirurgische ontwikkelingen.

Last document update: 5 year ago

Preview 3 out of 22  pages

  • Unknown
  • January 18, 2019
  • January 19, 2019
  • 22
  • 2018/2019
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: liana78 • 5 year ago

avatar-seller
Leerdoelen Oncologische Zorg
Week 4
Gastro-enterologische oncologie
De student toont kennis van epidemiologie van de verschillende gastro-intestinale oncologische
aandoeningen.

Oesophagus Carcinoom: Veelal plaveiselcel- en adenocarcinoom. Cardia (= maagmond) valt soms
ook onder oesophaguscarcinomen en soms onder maagcarcinomen.

De afgelopen twee decennia is de incidentie van het oesofaguscarcinoom (inclusief cardia) enorm
toegenomen. In 1989 werd in Nederland 684 maal de diagnose oesofaguscarcinoom gesteld, terwijl
in 2010 dat bij 2.500 patiënten het geval was.

Het merendeel van de patiënten met een oesofaguscarcinoom is bij diagnose ouder dan 60 jaar (65-
70%). De ziekte openbaart zich bij vrouwen over het algemeen op latere leeftijd dan bij mannen: van
de mannelijke nieuwe patiënten is 19% ouder dan 75 jaar, bij vrouwen is dat 38%. Bij diagnose heeft
ongeveer 40% van de patiënten een op afstand gemetastaseerde ziekte. In 2010 overleden er 1.642
patiënten aan het oesofaguscarcinoom.

Alcohol en roken zijn belangrijke risicofactoren voor het ontstaan van een oesofaguscarcinoom,
vooral voor het plaveiselcelcarcinoom. Mogelijke oorzaken van het adenocarcinoom van de
oesofagus zijn een langdurige refluxoesofagitis en obesitas.

Bij 6-14% van de patiënten met gastro-oesofageale refluxziekte ontstaat een barrettoesofagus . In
een barrettoesofagus is het risico op een adenocarcinoom ongeveer 30-125 maal hoger dan in de
controlepopulatie en bedraagt ongeveer 0,5-1,0% per jaar.

Achalasie (motiliteitsstoornis van de oesofagus) en blootstelling aan straling zijn eveneens
risicofactoren voor het krijgen van een oesofaguscarcinoom. Bestraling van een deel van de
oesofagus kan op lange termijn leiden tot een verhoogd risico op een carcinoom van de oesofagus.

Maag Carcinoom: De incidentie van het maagcarcinoom (exclusief cardia) is in Nederland de laatste
jaren licht gedaald. In 2000 werden 1.584 patiënten getroffen door deze ziekte. In 2010 waren dit er
1.449. De gemiddelde leeftijd waarop de diagnose gesteld wordt is boven de 60 jaar.

In 2010 overleden er 1.450 patiënten aan het maagcarcinoom.

Bij mannen ontstaat maagkanker het meest in het overgangsgebied naar de oesofagus (cardia),
terwijl bij vrouwen maagkanker het meest voorkomt in het lagergelegen deel van de maag (antrum
en pylorus).

De etiologie van het maagcarcinoom is multifactorieel en kent naast erfelijke aanleg ook exogene
factoren. De belangrijkste exogene factoren zijn infectie met Helicobacter pylori , overmatig
alcoholgebruik, roken, ongezonde en eenzijdige voeding (weinig groente en fruit), hoge consumptie
van gerookte en ingelegde voedingsmiddelen en een eerdere maagoperatie waarbij een deel van de
maag verwijderd is. Bij ongeveer drie tot vijf procent van de mensen met maagkanker lijkt
erfelijkheid een rol te spelen.

Pancreas Carcinoom: In 2010 werden in Nederland 2.179 nieuwe patiënten met een
pancreascarcinoom gediagnosticeerd, waarbij er een gelijke verdeling was tussen mannen en

,vrouwen. De gemiddelde leeftijd bij diagnose is 65 jaar; 80% van de patiënten zijn tussen 60 en 80
jaar. In datzelfde jaar overleden er 2.481 patiënten aan deze ziekte.

De etiologie van het pancreasadenocarcinoom is grotendeels onbekend. Inmiddels zijn er een aantal
genetische en moleculaire kenmerken van het pancreascarcinoom geïdentificeerd die een rol spelen
bij het ontstaan. Deze genetische veranderingen kunnen erfelijk zijn of kunnen veroorzaakt zijn door
carcinogenen, zoals aromatische amines. Exogene factoren zoals roken en voedingsmiddelen (koffie)
spelen mogelijk ook een rol. Leeftijd is de meest belangrijke risicofactor voor pancreascarcinoom.
Patiënten met een lange geschiedenis van chronische pancreatitis hebben een verhoogd risico op
pancreascarcinoom.

Colon Carcinoom: Met een incidentie in 2010 van ongeveer 8.699 is het coloncarcinoom een veel
voorkomende maligniteit. Het betrof hier 4.499 mannen en 4.200 vrouwen. In datzelfde jaar was de
mortaliteit ongeveer 4.003, 2.065 mannen en 1.938 vrouwen.

De ontwikkeling van het colorectaal carcinoom verloopt via normale mucosa, adenomateuze poliep,
dysplasie van poliepepitheel tot adenocarcinoom. Het doorlopen van al deze stadia kan ongeveer
vijftien jaar duren. De tubulaire adenomateuze poliep is de meest voorkomende darmpoliep. De kans
op maligne ontaarding is bij dit type poliep minder groot dan bij de villeuze adenomateuze poliep.

De oorzaak van het coloncarcinoom is gelegen in een combinatie van omgevingsfactoren en erfelijke
aanleg. Belangrijke exogene factoren zijn: overgewicht, gebrek aan lichaamsbeweging, roken en
overmatig alcoholgebruik. Een verhoogd risico hebben verder mensen bij wie al eens eerder een
colorectaal carcinoom is vastgesteld of bij wie één of meerdere colorectale adenomen zijn
verwijderd of als er sprake is van een lang bestaande colitis ulcerosa of ziekte van Crohn.

Verder zijn er een aantal erfelijke factoren die het risico op het ontstaan van colorectale tumoren
vergroten.

De student toont kennis van diagnostiek en stadiëring van gastro-intestinale oncologie

Oesophagus Carcinoom: Op basis van de klachten van de patiënt zal in eerste instantie een
gastroduodenoscopie worden uitgevoerd. Bij dit onderzoek wordt informatie verkregen over de
grootte van de tumor, het aspect van de tumor en worden er biopten genomen voor
histopathologisch onderzoek. Verdere stadiëring om met name de resectabiliteit en aanwezigheid
van metastasen te kunnen vaststellen wordt verricht door middel van een CT-thorax en -abdomen,
een PET-CT en tevens een endoscopische echografie van de oesofagus met naaldbiopsie (EUS-FNA ),
waarmee naast plaats en lengte van de tumor, de diepte-invasie in de oesofaguswand vrij
nauwkeurig kan worden bepaald en lymfeklierbiopten genomen kunnen worden. Soms wordt een
echografie van de hals uitgevoerd om meer informatie te verkrijgen over de lymfeklieren in de hals.

De belangrijkste histologische typen zijn het plaveiselcel- en het adenocarcinoom. Van de in 2010
gediagnosticeerde oesofaguscarcinomen waren er 1.791 adenocarcinomen en 563
plaveiselcelcarcinomen. In minder dan 5% van de gevallen betreft het een ander histologisch type
(melanomen, sarcomen, neuro-endocriene tumoren, lymfomen). In het bovenste deel van de
oesofagus komen voornamelijk plaveiselcelcarcinomen voor. In het onderste derde deel komen de
adenocarcinomen meer voor.

Maag Carcinoom: Op basis van de klachten van de patiënt zal naast anamnese en lichamelijk
onderzoek, in eerste instantie een gastro-duodenoscopie worden uitgevoerd. Bij dit onderzoek wordt
informatie verkregen over de grootte van de tumor, het aspect van de tumor en worden er biopten
genomen voor histopathologisch onderzoek. Verdere stadiëring om met name de resectabiliteit en

, de aanwezigheid van metastasen te kunnen vaststellen, bestaat uit een CT-scan van thorax en
abdomen en in sporadische gevallen een stadiëringslaparoscopie .

Bijna alle tumoren in de maag zijn primaire adenocarcinomen. Gangbaar is de indeling volgens
Lauren die maagkanker onderverdeelt in drie histologische typen: het intestinale type, het diffuse
type en een mengvorm van beide. Ongeveer 5% van de maagtumoren gaat van ander weefsel uit,
met name van lymfeklierweefsel (lymfomen), glad spierweefsel (leiomyomen of -sarcomen) en
enterochromafiene cellen (NET).

Pancreas Carcinoom: Bij icterus worden de galwegen in de regel gedraineerd door middel van
endoscopische retrograde cholangio-pancreaticografie (ERCP) met plastic stentplaatsing, waarbij
meteen ook de galwegen en het niveau van obstructie in beeld worden gebracht. Voor het
nauwkeurig afbeelden van de tumor wordt gebruikgemaakt van een CT-scan van het abdomen.
Hierop wordt beoordeeld of de tumor resectabel lijkt te zijn, en of er lymfeklier- of
afstandmetastasen zijn. Longmetastasen worden uitgesloten met een CT-thorax. Om een
pancreastumor histologisch te kunnen bevestigen kan gebruikgemaakt worden van EUS-FNA. Dit
vindt met name plaats om de diagnose te bevestigen in het geval van inoperabiliteit.

Bijna alle tumoren van de pancreas zijn adenocarcinomen. Incidenteel is een pancreastumor van
neuro-endocriene oorsprong.

Colon Carcinoom: Op basis van de klachten van de patiënt zal naast anamnese en lichamelijk
onderzoek, in eerste instantie een (totale) colonoscopie worden uitgevoerd. Bij dit onderzoek wordt
informatie verkregen over de grootte van de tumor, het aspect van de tumor en worden er biopten
genomen voor histopathologisch onderzoek. Verdere stadiëring om met name de resectabiliteit te
bepalen en metastasen op afstand uit te sluiten bestaat uit een CT-scan van thorax en abdomen.

De waarde van laboratoriumonderzoek is gering. Routinematig wordt meestal ook het zogeheten
carcino-embronyaal antigeen (CEA) bepaald. Deze tumormarker voor colorectaal carcinoom sluit
echter een darmtumor niet uit en een hoog gehalte preoperatief is uitsluitend van prognostische
waarde.

Bijna alle tumoren in het colon zijn adenocarcinomen. Soms is er sprake van een neuro-endocriene
tumor of van een plaveiselcelcarcinoom.

De student kan behandelingen van de verschillende gastro-intestinale oncologische aandoeningen
onderscheiden

Oesophagus Carcinoom: Endoscopische behandeling: Patiënten met een hooggradige dysplasie of
een tumor die zich beperkt tot de mucosa kunnen worden behandeld met een endoscopische
mucosaresectie.

Chirurgie: De meest toegepaste chirurgische procedures zijn de transhiatale en de transthoracale
oesofaguscardiaresectie , gevolgd door een buismaagreconstructie . Deze operaties kunnen zowel in
een open als met een minimale invasieve procedure worden uitgevoerd. Deze laatste techniek kan
handmatig of ondersteund met robottechniek worden verricht.

De transhiatale resectie wordt vanuit de hiatus uitgevoerd waarbij de oesofagus met de tumor en
para-oesofageale klieren distaal van de carina wordt gereseceerd. Bij deze operatie wordt een incisie
in de hals en ter hoogte van de hiatus gemaakt. Na het verwijderen van de oesofagus wordt een
zogeheten buismaagreconstructie uitgevoerd. Hierbij wordt van de maag een buismaag
gereconstrueerd waarna deze in de hals wordt vastgehecht. Bij een transthoracale oesofagusresectie

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller riordan. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.47. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.47
  • (1)
Add to cart
Added