Voeding en Dietetiek, Fysiotherapie, Logopedie, Ergotherapie
Dieetleer
All documents for this subject (53)
1
review
By: sarahulscher • 4 year ago
Seller
Follow
kimvanoirschot1
Reviews received
Content preview
HF2 P2 Dieetleer
W1 Voedselovergevoeligheid
Leerdoelen:
De DIO weet wat een voedselovergevoeligheid inhoudt
De DIO weet wat het verschil is tussen een voedselallergie en -intolerantie
De DIO is op de hoogte van de diagnostiek bij voedselallergie
De DIO weet welke behandelmogelijkheden er zijn voor een voedsel-overgevoeligheid.
De DIO kan op een adequate manier mensen met een eenvoudige voedselovergevoeligheid
behandelen.
DBR 46: Allergische voedselovergevoeligheid bij volwassenen en kinderen vanaf 1
jaar
Ziektebeeld
Voedselovergevoeligheid is een algemene omschrijving van ongewenste reacties op bepaalde
voedingsmiddelen. Deze reacties kunnen worden veroorzaakt door:
Bacteriële factoren (voedselvergiftiging)
Reacties als gevolg van enzymdeficiëntie, zoals lactose-intolerantie
Farmacologische reacties, waaronder reacties tgv histaminevrijmakers of biogene aminen
vallen (bijvoorbeeld sulfiet)
Allergische voedselovergevoeligheid
Voedselallergie is een immunologische reactie op voedsel. De immunologische reactie richt zich op
bepaalde bestanddelen van het voedingsmiddel, de eiwitfractie. Deze reactie wordt lgE gemedieerde
allergie genoemd, omdat er immuunglobulinen van het type E (lgE) bij betrokken zijn. Een lgE
gemedieerde voedselallergie kan aanleiding geven tot ernstige, zelfs levensbedreigende situaties.
Een lgE gemedieerde allergie is onder te verdelen in:
Primaire voedselallergie waarbij een persoon gesensibiliseerd raakt voor een
voedselallergeen en krijgt deze persoon vervolgens allergische klachten na consumptie van
dat allergeen. Allergieën voor koemelk, kippenei en vis bijvoorbeeld.
Secundaire allergie (kruis-reactieve allergie) kan optreden wanneer het epitoop (= de
specifieke plek op het eiwit van het allergeen waar het antilichaam zich bindt; opwekken van
immuunreactie) van het ene allergeen qua moleculaire structuur veel lijkt op dat van één of
enkele andere allergenen. Men spreekt dan van homologe allergenen. Is eenmaal een allergie
ontstaan voor zo’n allergeen, dan worden ook daarop lijkende allergenen herkend door het
immuunsysteem. Een bekend voorbeeld is een allergie voor pollen van de berk, die
vervolgens kan leiden tot allergie voor bepaalde vruchten en noten.
Klachten
Klachten verschillen per persoon en zijn niet afhankelijk van het soort voedingsmiddel waarvoor
een allergie bestaat. De klachten kunnen variëren van mild tot ernstig en kunnen in meerdere
organen voorkomen. De tijd tussen inname van het voedingsmiddel en het ontstaan van klachten kan
variëren. Bij voedselallergie draait het meestal om een zogenoemde directe reactie, ook wel type-1-
reactie genoemd, waarbij het afweersysteem antistoffen van het type lgE aanmaakt. Klachten treden
in de regel binnen enkele minuten tot 2 uur op. Verder kunnen de klachten passen bij een
voedselallergie wanneer:
De klachten herhaaldelijk optreden en reproduceerbaar zijn na het gebruik van bepaald
voedingsmiddel
Er voor de klachten geen andere, voor de hand liggende, verklaring bestaat
Meestal ontstaan klachten kort na inname: binnen enkele minuten tot een half uur. Soms is er
sprake van een wat langere tijd: 1 – 2 uur.
1
,Diagnostiek
Anamnese
Omdat een patiënt kan reageren op meerdere
voedingsmiddelen en bovendien met verschillende
reacties, moet per voedingsmiddel worden nagegaan wat
de reactie is geweest. Het tijdsinterval tussen het optreden
van de klachten en het ontstaan van de reactie is hierbij
van groot belang.
Een belangrijk punt is of de klachten bij herhaling
optreden en bij hetzelfde allergeen. Wanneer er een
duidelijke verdenking bestaat op bepaalde
voedingsmiddelen is het belangrijk om na te gaan of er
ook reacties zijn op mogelijk kruis reagerende
voedselallergenen. Soms is er sprake van een reactie op
een maaltijd die veel verschillende ingrediënten bevatte;
ga na of deze ingrediënten inmiddels weer zonder
problemen gebruikt worden. Een voedselallergie komt
zelden alleen (geïsoleerd) voor. Bijna altijd is er sprake van andere allergische symptomen, zoals
een allergische rhinitis, astma of constitutioneel eczeem. Hiermee dient dan ook rekening te worden
gehouden in de anamnese en verder onderzoek.
Allergologisch onderzoek
De diagnose wordt onderbouwd door bloedonderzoek en/of het verrichten van huidpriktesten (skin
prick tests) en/of (dubbelblinde) provocatie.
Huidpriktest
Hierbij wordt uitgegaan van een extract van een voedingsmiddel of het verse voedingsmiddel.
Bij gebruik van extracten wordt een druppel op de huid aangebracht, waarna via de druppel in
de huid wordt geprikt. Na 15 minuten wordt de eventuele kwaddel (huidzwelling) afgelezen.
Bij gebruik van een vers voedingsmiddel, wordt met de lancet eerst het betreffende
voedingsmiddel aangeprikt en vervolgens de huid (prik-priktest). De reactie wordt op dezelfde
wijze afgelezen.
De prik-priktest met het verse voedingsmiddel is vooral van belang als het verdachte allergeen
niet als extract beschikbaar is of de test met het extract negatief uitvalt, maar de anamnese
wel suggestief is. De testuitslag is positief als de kwaddeldiameter tenminste 3 mm
groter is dan die van de controle.
Bloedonderzoek
Als iemand overgevoelig is, dan circuleert allergeen specifiek lgE in het lichaam en dus ook in
het bloed. De concentratie hiervan wordt meestal bepaald mbv de enzyme linked
immunosorbent assay (ELISA) of Immuno-CAP; de test is positief als de specifieke lgE-
gehaltes hoger zijn dan 0,35 kU/l. We spreken dan van sensibilisatie. Component resolved
diagnostics (CRD) is een methode om het specifiek lgE-gehalte in het serum aan te tonen
voor de verschillende componenten van een allergeen, ook wel epitoop genoemd. Deze
methode kan gebruikt worden om na te gaan of het om een kruisallergie gaat of een
opzichzelfstaande voedselallergie. Bloedonderzoek wordt ook wel aangeduid als in vitro test,
omdat het bloed uit het lichaam moet worden genomen om de test uit te voeren. Naast de
huidpriktest is dit de 2e manier om sensibilisatie aan te tonen. Sensibilisatie wil echter niet
zeggen dat patiënten ook klachten hebben van het voedingsmiddel.
Orale provocatietest
Enige test waarmee diagnose voedselallergie definitief kan worden vastgesteld is de dubbelblinde en
placebogecontroleerde orale provocatietest. De test wordt voorafgegaan door een periode van
meestal 4 – 6 weken waarin consumptie van het verdachte voedingsmiddel wordt vermeden. Als
tijdens die periode de klachten verdwijnen, kan de provocatietest plaatsvinden. Bij een orale
provocatietest eet de patiënt onder gecontroleerde condities iets van het voedingsmiddelen waarvoor
hij/zij naar verwachting allergisch is. Om enkele redenen kan een open provocatie wenselijk zijn:
Als door het maskeren van het verdachte voedingsmiddel het allergeen verloren kan gaan
Na een negatieve uitslag bij de dubbelblinde test, om na te gaan of hoge doseringen (die niet
eenvoudig te maskeren zijn) ook klachten geven
2
, Om de patiënt vertrouwen te laten krijgen in het eten van een product dat al jarenlang
vermeden wordt
Bij de dubbelblinde test wordt het allergeen in kwestie gemaskeerd: verborgen in een niet-allergeen
voedingsmiddel, en wordt de test ook met een placebo (zonder allergeen dus) uitgevoerd. De patiënt
begint met de startdosis voor dat voedingsmiddel; als er geen reactie optreedt, wordt steeds na 30
minuten een hogere dosis gegeven. Op een ander tijdstip (bij voorkeur andere dag) wordt de placebo
gegeven. Bij een dubbelblinde test weten zowel patiënt als observant tijdens de observatie nog niet of
de patiënt bij de test het allergeen heeft gekregen.
De test moet onder medisch toezicht plaatsvinden, vanwege het risico dat het allergeen een
ernstige reactie kan veroorzaken.
Atopie anamnese
= geeft een beeld van de aanleg van iemand om te reageren op prikkels uit de omgeving. Patiënten
met een atopische constitutie hebben een verhoogde kans op voedselallergie. Het is belangrijk
navraag te doen naar: erfelijkheid, zuigelingenleeftijd, hooikoorts, astma, eczeem, latex en huisdieren.
Wanneer iemand op zuigelingenleeftijd een koemelkeiwitallergie heeft gehad, heeft diegene
een grotere kans om op latere leeftijd ook een allergie voor een ander allergeen te
ontwikkelen
Wanneer iemand bekend is met hooikoorts, kan de patiënt dezelfde klachten in de mond/keel
(orale allergiesymptomen) ervaren als bij inname van voedingsmiddelen.
Wanneer iemand bekend is met astma, kunnen reacties op voedingsmiddelen ernstiger
verlopen en zich onder andere uiten in ernstige benauwdheid.
Bij eczeem is meestal sprake van atopische constitutie, waardoor de kans op het ontwikkelen
van een nieuwe allergie bij deze patiënten groter is.
Bij een latexallergie kunnen vaak kruisreacties met bepaalde voedingsmiddelen plaatsvinden.
Diagnostische eliminatie
= bedoeld om relatie van klachten die persoon ondervindt met bepaald voedingsmiddel aan te tonen.
Dit betekent dat patiënt minimaal 4 weken een dieet dient te volgen dat vrij is van de verdachte
voedingsmiddelen. De te elimineren voedingsmiddelen worden bepaald adhv klachten die patiënt
aangeeft en kunnen mede bepaald worden door specifiek lgE en/of huidpriktestuitslagen.
Herintroductie heeft tot doel de relatie tussen klachten en het ingenomen voedingsmiddel aan te
tonen.
Therapeutische eliminatie
Als eliminatie en belasting beide positief uitvallen, dat wil zeggen dat de klachten bij eliminatie
verdwijnen en deze klachten bij herintroductie/provocatie terugkeren, dient het verdachte
voedingsmiddel weer geëlimineerd te worden.
Diëtistische gegevens
Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Het is mogelijk dat er agv een door de patiënt zelf ingesteld eliminatiedieet diverse
voedingsdeficiënties ontstaan.
lgE-kruisreactiviteit
Er kan sprake zijn van kruisreactiviteit tussen verschillende verwante, dierlijke of plantaardige,
voedingsmiddelen. Bij een koemelkallergie is er 90% kans dat er ook op geitenmelk wordt gereageerd.
Daarnaast is een kruisreactie mogelijk tussen inhalatieallergenen van pollen of latex met bepaalde
soorten fruit, groenten, kruiden en/of noten en huisstofmijt met schaaldieren en dergelijke. Zo geven
diverse soorten (rauw) fruit en noten bij 60% van de patiënten met boompollenallergie klachten.
Invloed van bereiding
Bereiding kan de structuur van voedseleiwitten veranderen op verschillende manieren waardoor
allergenen kunnen worden vernietigd of nieuwe allergenen kunnen worden gevormd. Allergenen in
fruit en groenten zijn over het algemeen thermolabiel; door verhitting gaan deze allergenen
verloren. Daarom kan bijvoorbeeld appelsap uit pak geen klachten geven, terwijl vers(e) appel(sap)
wel klachten kan geven, bij een appelallergie.
Koken, roosteren en/of bakken van pinda’s, noten en sojabonen kan er zowel voor zorgen dat de
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kimvanoirschot1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.44. You're not tied to anything after your purchase.