100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Nederland binnen Europa en de Wereld kwartiel 1.2 $4.89   Add to cart

Summary

Samenvatting Nederland binnen Europa en de Wereld kwartiel 1.2

 105 views  4 purchases
  • Course
  • Institution

Complete en uitgebreide samenvatting voor het vak Nederland binnen Europa en de wereld kwartiel 1.2.

Preview 4 out of 43  pages

  • February 5, 2019
  • 43
  • 2018/2019
  • Summary
avatar-seller
Nederland, binnen Europa en de wereld
Hoofdstuk 1 Recht in het algemeen

Nationaal en internationaal recht
Soevereiniteit = het staat ieder land in beginsel vrij in zijn wetgeving te regelen wat het nodig acht, en te
bepalen welke bevoegdheden aan het bestuur en de rechtelijke macht toekomen.

Soevereiniteit geldt zowel naar buiten als naar binnen. Soevereine staten dulden van buitenaf geen macht
boven zich, tenzij ze dat zelf toestaan. Dat staten naar binnen soeverein zijn, blijkt uit het feit dat de
overheid in elk land in beginsel de exclusieve bevoegdheid bezit tot wetgeving, bestuur en rechtspraak.

In beginsel geldt in elk land haar eigen regels, maar deze regels gelden niet voor andere landen (nationale
regels). Daarnaast geldt er in de staten naast nationaal recht ook internationaal recht. We noemen dat
kortheidshalve internationaal recht. Omdat in Nederland – net als in veel andere staten – het verdrag een
van de rechtsbronnen is, bevat het nationale recht ook regels van internationale oorsprong.

De relaties tussen staten worden beheerst door een stelsel van normen dat in de loop van de eeuwen door
gewoonte is ontstaan dan wel door de desbetrefende landen in de vorm van verdragen onderling is
vastgesteld.

Volkenrecht = het deel van het internationaal recht dat rechtsregels bevat over het verkeer tussen staten
onderling en het verkeer tussen staten en volkenrechtelijke organisaties.
Het volkenrecht bestaat voornamelijk uit verdragen, besluiten van volkenrechtelijke organisaties en regels
van gewoonterecht.

Verdrag = een schrifelijke, bindende regeling tussen staten onderling of tussen staten en volkenrechtelijke
organisaties.
Er bestaan verschillende soorten verdragen:
1. Van oudsher kent het volkenrecht verdragen tussen staten waarbij alleen de betrefende
autoriteiten wederzijds verplichtingen aangaan.
2. Bevat verplichtingen voor de wetgevers van de aangesloten staten tot het maken of aanpassen van
wetgeving. Een dergelijk verdrag krijgt in een lidstaat pas betekenis als de wetgever aan de
opdracht uit het verdrag heef voldaan.
3. Dit type verdrag grijpt meer inde soevereiniteit van staten in. Het gaat dan om verdragen die
rechtsregels bevaten die in een staat zonder tussenkomst van de wetgever rechtstreeks in het
nationale recht kunnen gelden.
4. Bestaat uit regelingen waarbij bevoegdheden tot wetgeving, bestuur en rechtspraak worden
opgedragen aan een internationale organisatie.

De grondrechten uit het EVRM werken in de Nederlandse rechtsorde rechtstreeks door. Dat komt omdat
Nederland heef gekozen voor een systeem waarbij bijvoorbeeld de grondrechten uit het EVRM zonder
meer deel uitmaken van het nationale recht. Dit systeem wordt het monistisch systeem (of monisme)
genoemd. Monistisch systeem (monisme) = rechtsregels uit een verdrag kunnen deel uitmaken van het
nationale recht zonder dat een omzetng in nationaal recht nodig is.

Het geheel van rechtsregels die afomstig zijn van de Europese Unie wordt het Europees Unierecht of het
recht van de Europese Unie genoemd. Als blijkt dat een regel van nationaal recht in strijd is met een regel
of een besluit van internationale herkomst, dan is de vraag welke regel geldt. Het antwoord staat in art. 95
Grondwet.
Conclusie: door de werking van het monistisch systeem van art. 93 Gw en de voorrangsregel van art. 94 Gw
die op dat systeem berust, neemt het internationaal recht een dominante plaats in binnen de Nederlandse
rechtsorde.


Praktisch Europees recht

,Hoofdstuk 2 Recht en staat

Verdeling van overheidsmacht: de Trias Politica
In de loop van de eeuwen zijn er verschillende theorieën ontwikkeld over de vraag hoe de vrijheid van het
individu zo goed mogelijk kan worden beschermd tegen de macht van de Staat. Een van die theorieën heef
grote invloed gehad op de vormgeving van ons huidige staatsbestel. Deze theorie staat bekend onder de
naam ‘Trias Politica’ en is afomstig van de Franse denker en rechter Montesquieu.

De leer van de Trias Politica laat zich in het kort als volgt beschrijven. Als alle staatsmacht in één hand of bij
een kleine groep machthebbers zou berusten, vormt de Staat een regelrechte bedreiging voor de vrijheid
van de burger. Dan is er sprake van een machtsconcentratie en moet er voor tirannie worden gevreesd.
Machtsconcentratie leidt immers gemakkelijk tot machtsmisbruik, waardoor de vrijheid van de burger
ernstig in het gedrag komt. Om deze gevaren te keren is het volgens Montesquieu beter om binnen de
staatsmacht onderscheid te maken tussen de verschillende taken van de Staat en deze vervolgens te
verdelen over verschillende organen. Daarbij is elk van die organen bevoegd om slechts een nauwkeurig
begrensd gedeelte van de staatsmacht uit te oefenen. Op die manier wordt voorkomen dat één orgaan de
gelegenheid krijgt om alle macht naar zich toe te trekken.

Omdat de Trias Politica een spreiding en verdeling van de staatsmacht bevat, wordt deze ook aangehaald
als ‘de leer van de machtenscheiding’. De juridische uitwerking van het begrip ‘macht’ is: een bevoegdheid
die aan een orgaan is toebedeeld. De leer van de machtenscheiding betref dus een scheiding van
(staatsrechtelijke) bevoegdheden.

De leer van de machtenscheiding komt op het volgende neer:
1. De staatsmacht moet worden verdeeld over drie machten: een wetgevende macht, een
uitvoerende macht en een rechtsprekende macht.
Elk van deze machten oefent een aparte overheidstaak uit:
- Wetgevende macht  betref het stellen van algemene, voor iedereen in gelijke mate
geldende regels.
- Uitvoerende of bestuurlijke macht  gaat over het uitvoeren van de overheidstaken die in die
algemene regels zijn vastgelegd.
- De rechtsprekende macht  wordt uitgeoefend door de beslechting van geschillen over de
juiste toepassing van het recht.

2. De drie genoemde overheidstaken (wetgeving, bestuur en rechtspraak) worden door drie
afzonderlijke organen uitgeoefend.

3. Elk orgaan wordt belast met niet meer dan alleen zijn eigen taak of functie: óf wetgeving, óf
bestuur óf rechtspraak.
Uit deze scheiding in functies vloeit ook een scheiding in personen voort: in de verschillende
organen mag niet tegelijkertijd dezelfde persoon ziten. Een lid van de Staten- Generaal
(wetgeving) mag dus niet tevens lid van de rechtelijke macht (rechtspraak zijn).

In wezen komt de Trias Politica neer op een staatrechtelijke scheiding in drie machten/bevoegdheden en in
drie organen met eigen, gescheiden functies. Door een staat op deze manier in te richten wordt volgens
Montesquieu machtsmisbruik voorkomen en is de vrijheid van de burger het best gewaarborgd.

Volgens de leer van Montesquieu zijn alleen een scheiding en spreiding van macht onvoldoende voor het
goed functioneren van een staat. Daarvoor is nog iets anders nodig. Bij een feitelijke scheiding van macht
tussen de staatsorganen bestaat het gevaar dat een of meer organen zich niet meer gelegen laten liggen
aan besluiten of verrichtingen van andere organen en zich op die manier tiranniek gaan gedragen. Dit
gevaar kan volgens Montesquieu worden bestreden met een tweede mechanisme om machtsmisbruik te
voorkomen: er hoort in een staatsbestel een systeem te zijn van checks and balances.




Inleiding in het Nederlandse recht

,Checks and balances = het houden van toezicht van het ene orgaan op het andere, terwijl tussen de
staatsorganen onderling een zeker machtsevenwicht is waarbij bevoegdheden gelijkelijk worden gedeeld.

Volgens Montesquieu moest de rechtspraak worden toevertrouwd aan een rechtsprekende macht die
volledig onafankelijk is van de andere staatsorganen en waarvan de leden onafzetbaar zijn. In de visie van
Montesquieu was de taak van de rechter heel beperkt. Bij een strikt doorgevierde machtenscheiding mocht
de rechter niet meer dan de weten precies toepassen. Hij was slechts ‘spreekbuis van de wet’.

Legisme = houdt in dat het gehele (positieve) recht uitsluitend door de wetgever wordt geschapen. De wet
is dan de enige rechtsbron. In het legisme zijn recht en wet identiek  al het recht staat in de wet.

Ook volgens de Franse denker Jean-Jacques Rousseau moest het recht uitsluitend van het volk afomstig
zijn. Hij spreekt in dit geval van de ‘volonté générale’, dat is de algemene wil van alle burgers tezamen. Om
dit doel te bereiken behoort in zijn opvatng de macht door het volk te worden gekozen. Een logisch geval
daarvan is dat de wet dan afomstig is van het volk en daarmee identiek aan de wil van het volk. Ander
recht dan wetenrecht is ook in de opvatng van Rousseau onbestaanbaar.

Codifcatiegedachte = het recht moet op systematische wijze in wetboeken worden opgenomen.


De Trias Politica in Nederland
In Nederland is destijds bij de verdeling van de drie functies wetgeving, uitvoering (bestuur) en rechtspraak
over de drie staatsorganen een strikte scheiding van organen en functies niet beoogd. De regering is
bijvoorbeeld niet alleen bestuursorgaan, zij is ook wetgever samen met de Staten-Generaal en ook nog
zonder de Staten-Generaal tot wetgeving bevoegd. Dit is geen bezwaar gebleken. Van belang is vooral dat
er tussen de belangrijkste staatsorganen sprake is van een zeker machtsevenwicht (checks and balances).
Er is al sprake van een machtsevenwicht als het praktisch onmogelijk is dat één orgaan vrijwel alle macht
naar zich toe kan trekken.

De wetgevende macht
In Nederland is de wetgevende macht opgedragen aan de regering en de Staten-Generaal tezamen. De
Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk en bestaan uit de Eerste en de Tweede
Kamer.

Leden van de Tweede Kamer  worden rechtstreeks gekozen
Leden van de Eerste Kamer  worden gekozen door de Provinciale Staten
Provinciale Staten  worden door het volk gekozen

De Staten-Generaal worden ook wel aangeduid met de term parlement.
Regering en Staten-Generaal tezamen zijn dus bevoegd tot het maken van weten, dat zijn algemeen
verbindende voorschrifen. Daarnaast bezit de regering een zelfstandige bevoegdheid om wetgeving te
maken. Daarbij is de rol van de Staten-Generaal controlerend. Ook ministers zijn zelfstandig tot wetgeving
bevoegd.

De uitvoerende macht
De uitvoerende macht, ofewel het bestuur, is in Nederland opgedragen aan de regering.

Regering = de Koning en de ministers.
Ministerraad = ministers tezamen en wordt voorgezeten door de minister-president.
In de ministerraad worden besluiten genomen over tal van kwesties van algemeen regeringsbeleid.
Kabinet = ministers en staatssecretarissen tezamen.




Inleiding in het Nederlandse recht

, De regering vormt de hiërarchische top van een zeer omvangrijk bestuursapparaat. Dit omvat alle ministers
en vrijwel alle rijksdiensten. De regering is binnen de wetelijke kaders op zich vrij in het bepalen van het
beleid. De Staten-Generaal oefenen daarop achteraf toezicht uit. De belangrijkste bestuursbesluiten neemt
de regering of de desbetrefende minister zelf, de rest geschiedt onder verantwoordelijkheid van de
regering op een lager (ambtelijk) niveau binnen het bestuursapparaat.
Als de regering een besluit neemt, heet zo’n besluit altijd koninklijk besluit (KB). Elk regeringsbesluit heef
dus de vorm van een KB. De inhoud van koninklijke besluiten is echter heel verschillend. Dit hang af van de
vraag of de regering de bestuurlijke dan wel de wetgevende bevoegdheid uitoefent:

1. Als de regering zijn bestuurlijke bevoegdheid gebruikt, leidt dat gewoonlijk tot een beschikking.
Beschikking = een rechtsvaststelling ten aanzien van een individueel persoon.
2. De regering en de Staten-Generaal zijn tezamen bevoegd tot het maken van weten. In tal van
weten is aan de regering (en soms ook aan ministers) de bevoegdheid verleend om binnen het
kader van een wet zelfstandig nadere regels te maken. Als de regering dat doet dan gebeurt dit in
een zogenoemde algemene maatregel van bestuur (AMvB). De regering maakt dus AMvB’s. Uit de
term ‘algemene maatregel van bestuur’ blijkt dat het om een algemeen verbindend voorschrif
gaat, afomstig van het bestuur (de regering). Wetgevende bevoegdheid.

Samenvattend. Ieder besluit van de regering heef altijd de verschijningsvorm van een koninklijk besluit
(KB). De inhoud van een KB betref óf bestuur óf wetgeving. Als de inhoud van een KB uit wetgeving
bestaat, wordt het besluit een AMvB genoemd.

De rechtsprekende macht
In de leer van de Trias Politica hoort de rechtspraak thuis in een aparte macht: de rechtsprekende macht.
Dat is in het Nederlandse staatsbestel gebeurd.

De belangrijkste taak van de rechtelijke macht is de beslechting van geschillen op basis van algemene
regels, zoals deze zijn vastgelegd in de wetgeving.
In sommige gevallen wordt de rechter ingeschakeld om voor een burger iets vast te stellen zonder dat er
sprake is van een geschil. De uitspraak van de rechter heet in zo’n geval vaak ‘beschikking’ in plaats van
‘vonnis’ of ‘arrest’.

De rechter is niet bevoegd om wetgeving te maken. Hier is strikte toepassing van de Trias Politica zichtbaar:
alleen de wetgever mag weten maken, niet de rechter. Als de wetgever in een bepaalde kwestie nalaat om
een wet tot stand te brengen, mag de rechter hem dan een bevel geven om dat alsnog te doen? Nee,
daartoe is de rechter niet bevoegd.

De leer van de machtenscheiding houdt ook in dat er tussen de machten een zeker evenwicht bestaat, in
die zin dat geen van de machten het sterkst is en daarmee in wezen het laatste woord heef.

Rechterlijke controle is wezenlijk iets anders dan het maken van algemeen verbindende voorschrifen
(hoofdtaak van de wetgever) of het vaststellen van beschikkingen (hoofdtaak van bestuursorganen). In dit
licht heef ieder van de machten zijn eigen taak, zonder dat de een boven de ander prevaleert. Daarmee is
in Nederland sprake van een machtsevenwicht tussen wetgever, bestuur en rechter.




Inleiding in het Nederlandse recht

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elinegroothuis. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.89. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

78252 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.89  4x  sold
  • (0)
  Add to cart