In deze hand-out word de stof van vastgoedmarkten, kwartiel 1 leerjaar 1, samengevat. De belangrijkste stof uit de PowerPoint (met plaatjes), het boek vastgoedmarkten en de aantekeningen komen in deze samenvatting terug. Wanneer je deze samenvatting doorneemt, kun je in principe het tentamen met ge...
Hand-out Vastgoedmarkten
Bruto-inkomen
- Belastingen en sociale premies
= netto-inkomen
- Uitgaven aan primaire levensbehoeften en vaste lasten
= vrij besteedbaar of discretionair inkomen
Primaire inkomens = inkomens verdient in het productieproces, lonen en dividenden
Secundaire inkomensverdeling = primaire inkomens verrekend met premies en belastingen
Tertiaire inkomensverdeling= primaire inkomens vermeerderd met toeslagen
Personele inkomensverdeling = de manier waarop het totale verdiende inkomen in een land is verdeeld
over de bevolking.
Allocatievraagstuk= wie beslist er in een land over het verdelen van de productiefactoren over de
verschillende productiemogelijkheden?
Drie manieren:
- Centraal geleide planeconomie = overheid beslist geheel wat en hoeveel er geproduceerd word
- Vrijemarkteconomie = aanbieders en consumenten bepalen geheel zelf wat er geproduceerd word.
- Georiënteerde markteconomie = het midden tussen twee bovenstaande, overheid heeft een
nadrukkelijke regulerende functie.
Binnenlandse indicatoren om economie te meten
1. Groei van binnenlands product
2. Conjuncturele situatie
3. Index van het consumentenvertrouwen
4. Ontwikkeling van de werkeloosheid, lonen en arbeidsproductiviteit
5. Inflatie
6. Orderportefeuille bedrijven
Buitenlandse indicatoren
1. Renteontwikkelingen
2. Ontwikkeling export en import
3. Ontwikkeling wisselkoersen
4. Verloop van de dollarkoers
5. Ontwikkeling energieprijzen
Macro- economie = productie, consumptie en overheidsgedrag in het geheel
Twee sectoren
1. Collectieve sector = overheid en instellingen die sociale wetten uitvoeren
2. Particuliere sector = ondernemingen die de consumenten voorzien van individuele goederen en
diensten.
Meso-economie = economische processen op het niveau van een bedrijfstak
Micro-economie = alles wat zich afspeelt op het niveau van individuele consumenten en bedrijven.
Een bedrijfskolom is de weg die goederen en diensten gaan van oer-product tot consument.
Horizontale bewegingen
- Parallellisatie -> als producten uit verschillende bedrijfskolommen door een onderneming worden
bijeengebracht. Bedrijf begeeft zich buiten de branche.
- Specialisatie ->een bedrijf richt zich op een product of productgroep
Verticale bewegingen
- Differentiatie -> een bedrijf deelt haar werkzaamheden op waardoor er een schakel bij komt. Het
bedrijf gaat uitbesteden
- Integratie -> als er twee schakels in een bedrijfskolom worden samengevoegd.
Voorwaartse integratie = als er met de integratiestap minder schakels ontstaan, de
onderneming beweegt naar de consument toe.
Achterwaartse integratie = een onderneming die naar de producent toe beweegt door
rechtstreeks bij bv fabrikanten in te kopen.
1
, Kengetallen die een indicatie geven van de hoeveelheid … binnen een bedrijfstak
Kapitaal coëfficiënt = de geïnvesteerde hoeveelheid kapitaalgoederen in verhouding tot de
productiewaarde
Arbeid coëfficiënt= de hoeveelheid arbeid in verhouding tot de productiewaarde
Arbeidsproductiviteit= hoeveelheid geproduceerde eenheden product per werknemer
Investeringsquote= bruto-investering in vaste activa ten opzichte van de totale toegevoegde waarde
Vijfkrachtenmodel Porter
1. De macht van de leveranciers -> kunnen macht uitoefenen door prijs te verhogen of kwaliteit te
verlagen. Deze macht hangt sterk af van aantal
4 marktvormen
leveranciers, de hoeveelheid substituten, belang
1. Volledige mededinging (volkomen
van de bedrijfstak, overstap kosten, de
concurrentie)
standaardisatie van het product en de
-veel aanbieders
mogelijkheden van verticale integratie.
-homogeen
2. De macht van de afnemers -> kunnen concurrenten
-zeer transparant
tegen elkaar uitspelen
-eenvoudige toetreding
3. De mate waarin substitutiegoederen verkrijgbaar
2. Monopolie
zijn
-een aanbieder
4. De dreiging van nieuwe toetreders tot de markt ->
-homo en heterogeen
zorgen voor extra aanbod, hierdoor kunnen de
-erg transparant
prijzen dalen
-toetreden is eventueel mogelijk
5. De interne concurrentie binnen de bedrijfstak-> hoe
3. Oligopolie
meer concurrentie
-Aantal aanbieders à weinig (2=
duopolie)
Verschillende sectoren binnen de markten
- Aard van de goederen en/of
1. Primaire sector = natuur,
diensten à homogeen /
landbouwbedrijven en delfstoffenwinning heterogeen
2. Secundaire sector = stoffen uit de primaire - Markttransparantie à ondoorzichtig
sector worden verwerkt in een industrieel - Toetredingsmogelijkheden markt à
proces zeer moeilijk
3. Tertiaire sector = de commerciële 4. monopolistische concurrentie
dienstverlening - Aantal aanbieders à veel
4. Quartaire sector = non-profit - Aard van de goederen en/of
dienstverlening diensten heterogeen
- Markttransparantie à doorzichtig
- Toetredingsmogelijkheden markt à
hoe lager de winst
mogelijk
Disrupties= fundamentele verschuivingen, bv door een
(afhankelijk soort product)
nieuwe technologie of een nieuw soort concurrentie, die de
Homogeen = een product waarvan elke
industrie onderuit kunnen halen. De vijf belangrijkste zijn
eenheid in de ogen van de afnemer precies
distributie, klanten, technologie, concurrenten en
hetzelfde is.
regulering.
BBP (Bruto Binnenlands Product) Meet omvang van de Heterogeen = zijn producten die in de ogen
economie De overheid produceert niets Alleen de van de consument verschillen.
ambtenarensalarissen tellen mee
Wat is het uitvoersaldo? -> Export – Import
Gebonden inkomen: besteedbaar inkomen dat besteed word aan vaste lasten en voedsel. Wat overblijft is
het vrij besteedbaar- of secundair inkomen.
Engelcurve -> drie soorten goederen:
1. Luxe goederen -> het inkomen moet eerst een bepaalde hoogte hebben voordat de vraag naar dit
goed op gang komt. Dit noemen we het drempelinkomen
2. Inferieure goederen -> de vraag naar dit goed neemt af naarmate het inkomen stijgt. Dit omdat de
consument dit goed liever niet koopt, zoals een huismerk. Naarmate het inkomen stijgt zal de
consument kiezen voor een beter product.
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jfknol06. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.85. You're not tied to anything after your purchase.