Celstructuur & celfunctie:
3.1: bestuderen van de cellen:
Celleer = cytologie.
- Er bestaat een variatie in het soort cellen. Afbeelding is
theoretisch voorbeeld.
o Rode bloedcel heeft geen mitochondrion.
o Hartspiercellen zijn onderling verbonden met
intercalaire schijven.
- Cel bevindt zich in een waterig milieu – noodzakelijk voor
homeostase – uitwisseling vereist (opname/afgifte)
- Plasmamembraan is een fysieke isolatie: onderscheid
tussen:
o Intra-cellulair.
o Extra-cellulair.
- Cytoplasma bevat kern + cytosol + organellen.
3.2: plasmamembraan:
4 functies:
• Fysieke isolatie:
- Maakt onderscheid mogelijk tussen intra- & extracellulair
- Bepaalde verschillen moeten blijven bestaan omwille van de homeostase
(Na/K)
• Reguleren van de uitwisseling met de omgeving:
- Binnen nemen van ionen en voedingsstoffen (bv: glucose)
- Verwijderen van afvalstoffen
- Afgeven van klierproducten (bv: gevormde aminozuren)
§ Exit uit de cel via het ‘Golgi apparaat’
• Gevoeligheid voor de omgeving:
- Gevoelig voor veranderingen in het externe milieu
§ Natuurlijke afweer: binnendringen van ziekteverwekkers, herkennen
van lichaamsvreemde eiwit-structuren)
- Plasmamembraan is de eerste plaats voor contact met extern milieu
- Receptormoleculen: herkent moleculen en kan hierop reageren (bv: hormoon
insuline)
• Structurele stabiliteit:
- Door verbindingen tussen celmembranen
- Door verbindingen tussen cytoskelet en plasmamembraan
- Geeft stevigheid
Membraan:
- Zeer dun – 6 à 8 nm.
- Vatbaar voor beschadiging.
- Bevat eiwitten, koolhydraten en vetten.
,Membraanlipiden:
- Fosfolipiden: dubbele laag vormt het plasmamembraan: fosfolipide dubbellaag
o Hydrofiele kop: zoekt water op: ligt aan de buitenkant:
> Hydrofiele koppen liggen aan de buitenzijde: zowel intra- als
extracellulair
o Hydrofobe staart: keert zich af van water: ligt aan de binnenzijde
- Door deze samenstelling ontstaat een ‘selectieve fysieke barrière’
o Hydrofobe vetstaarten zullen zich niet met water vermengen, in vet-oplosbare
stoffen gaan er vlot door
o Samenstelling heeft géén invloed op passage van zuurstof en koolstofdioxide
o Tussen de vetzuurstaarten liggen cholesterolmoleculen – binden met in vet
oplosbare stoffen
o Cholesterol: verstevigt het plasmamembraan
Membraaneiwitten:
- Membraan is soepel geheel
- Eiwitten zijn lokaal of vrij gebonden
- Transmembraaneiwit: heeft een volledige doorgang tussen intra- & extra cellulair
o Water en in water opgeloste stoffen kunnen er door
o Beperking: omvang en de vorm van de stof ten opzichte van de diameter van
het transmembraan eiwit
- Membraaneiwitten met slechts gedeeltelijke doorgang
- Functies:
o Receptoreiwit: gevoelig voor hormonen
o Kanaaleiwit: doorgang voor Calciumionen bij spiersamentrekking
o Dragereiwit: input van glucose, …
o Verankeringseiwit: hechting aan het cytoskelet – geeft stevigheid en vorm aan
de cel en het membraan
o Herkenningseiwit: onderscheid is mogelijk tussen lichaamseigen en
lichaamsvreemde stoffen, bv bloedtransfusie – herkenning van
lichaamsvreemde antigenen. Lichaam reageert hierop
Membraankoolhydraten:
- Vormen complexe moleculen
met eiwitten of vetten aan
buitenste oppervlakte van de cel
- Koppeling met vetten: glycolipide
- Koppeling met eiwitten:
glycoproteïnen
Functie:
- Smeer en kleefmiddel
- Receptor voor extra cellulaire
verbindingen
- Onderdeel van
herkenningssysteem voor
lichaamsvreemde stoffen
, 3.3: passieve transportmechanismen: osmose, diffusie, filtratie.
Membraantransport:
- Doorlaatbaarheid = permeabiliteit.
- Plasmamembraan = semi-permeabel.
- Permeabiliteit is afhankelijk van:
o Omvang van de stof.
o Oplosbaarheid in water.
o Vorm van de molecule.
o Elektrische lading.
o Combinatie van bovenstaande factoren.
- Verplaatsing kan actief (gebruik van energie) of passief (geen gebruik van energie)
- Passief:
o Difussie.
o Osmose.
o Filtratie.
Diffusie:
- Passief proces.
- Netto verplaatsing van moleculen naar een plaats met een relatief hoge concentratie
naar een gebied met een relatief lage concentratie.
- Concentratieverschil is de drijfveer om te komen tot een gelijkmatige verdeling van
de moleculen.
- Diffusie in lucht en water verloopt traag, speelt een belangrijke rol over kleinere
afstanden.
- Voorbeeld van diffusie in het lichaam:
o Bij een bloedafname krijg je een bepaalde concentratie van een bepaalde stof
(bv: Na gehalte, glucose,…). Bloed wordt geprikt op één plaats. Door diffusie
mag je ervan uitgaan dat de concentratie overal gelijk is
o Diffusie van gas in het lichaam: Koolstofdioxide is hoog in de cel.
Vraag: hoe verlaat dit gas het lichaam?? Passieve of actieve kracht in het spel?
- Belang van diffusie voor het lichaam = plaatselijke concentratieverschillen worden
voorkomen, dit bevordert de homeostase.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lunavandenmeersschaut. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.68. You're not tied to anything after your purchase.