100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting Intellectuele Eigendom

Rating
-
Sold
-
Pages
20
Uploaded on
19-03-2019
Written in
2018/2019

Samenvatting van het onderdeel Intellectuele eigendom, behorend bij het vak Bedrijfsrecht Theorie en Vaardigheden 2018/2019. Behaald cijfer: 7

Institution
Course









Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Connected book

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Summarized whole book?
No
Which chapters are summarized?
H1 t/m 6
Uploaded on
March 19, 2019
Number of pages
20
Written in
2018/2019
Type
Summary

Subjects

Content preview

Deel 3 – Intellectuele eigendom

Week 7 – Bescherming van de intellectuele eigendom

Hoofdstuk 1 – Intellectuele eigendom in het algemeen
1. Inleiding
Het octrooirecht is het exclusieve recht van de uitvinder van een nieuw voortbrengsel of een nieuw
industrieel producé om gedurende een bepaalde termijn de uitvinding te exploiteren. Het auteursrecht
geeft de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst ( ook wel ‘werk’) enkele exclusieve
bevoegdheden m.b.t. gebruik en exploitatie van zijn werk. Het merkenrecht geeft de houder van het
recht een naar tijd onbegrensd exclusief recht het betreffende merk voor bepaalde waren of diensten
(producten) te gebruiken. Het handelsnaamrecht geeft aan degene die een bepaalde handelsnaam
voor een bepaalde onderneming gebruikt, een zekere vorm van bescherming m.b.t. het gebruik van die
naam.

2. Intellectuele eigendom en ongeoorloofde mededinging
Het beginsel van vrijheid van handel en bedrijf is het uitgangspunt van ons mededingingsrecht. De
wetten betreffende de intellectuele eigendom zijn deels op te vatten als normering van de concurrentie.
Deze wetten geven redelijk precieze opsommingen van handelingen die alleen door of met
toestemming van de rechthebbende mogen worden verricht. Verrichten concurrenten deze
handelingen, dan is hun handelen te bestempelen als ongeoorloofde mededinging. Een belangrijke
rechtsvorm van ongeoorloofde mededinging is de zorgvuldigheidsnorm van art. 6:162 BW.

4. Object en terrein
Er is een tweedeling te maken m.b.t. het object dat beschermd wordt: bescherming van prestaties
(octrooirecht en auteursrecht) en bescherming van onderscheidingstekens ( handelsnaam of merk). Een
handelsnaam of merk is een onderscheidingsteken: het dient ertoe een bepaalde onderneming of een
bepaald product voor het publiek herkenbaar te maken. Intellectuele eigendomsrechten die berusten op
een geestelijke prestatie (octrooi- en auteursrecht) zijn begrensd naar duur. Voor de
onderscheidingstekens geldt dit niet: hun beschermingsduur kan onbegrensd zijn.

5. Inhoudelijke eisen, aanspraak, procedure
Omdat de regelingen verschillende inhoudelijke eisen stellen, valt er niet iets algemeens over te
zeggen. Enkel de opmerking dat de werkgever die iemand in dienst neemt om de betreffende prestatie
tot stand te brengen, aanspraak heeft op de rechtsbescherming en niet de werknemer ( regelingen
vertonen ook hier verschillen).

Met betrekking tot de wijze waarop men het uitsluitend recht verkrijgt ( procedure), zijn 3 systemen te
onderscheiden:
1. Verlening na een inhoudelijk onderzoek;
Hier wordt door een administratief orgaan onderzocht of degene die het recht aanvraagt, daarvoor ook
in aanmerking komt. Dit systeem komt voor bij het octrooirecht.
2. Verkrijging d.m.v. het verrichten van bepaalde formaliteiten ( inschrijfstelsel);
Dit systeem komt voor bij het merkenrecht, al wordt er ook getoetst aan bepaalde inhoudelijke
vereisten. Een merkdepot wordt bijv. niet ingeschreven wanneer het teken ieder onderscheidend
vermogen mist.
3. Verkrijging van rechtswege.
Dit systeem geldt voor het auteursrecht en het handelsnaamrecht. De rechtsbescherming ontstaat op het
moment waarop de (uiterlijk waarneembare) schepping ontstaat. Bescherming van de handelsnaam
ontstaat wanneer men die handelsnaam gaat voeren.


6. Waaruit bestaat het uitsluitend recht?
De monopolist heeft een exclusief recht bepaalde handelingen te verrichten ( ‘voorbehouden
handelingen’). Deze voorbehouden handelingen mogen derden zonder toestemming niet verrichten; de


1

, gerechtigde kan dit verbieden. Het verbodsrecht kan tegen eenieder geldend worden gemaakt. Het
object van een recht van intellectuele eigendom is niet een voor menselijke beheersing vatbaar
stoffelijk object. Een recht van intellectuele eigendom is een vermogensrecht in de zin van art. 3:6
BW. Het (bewust) inbreuk maken op een recht van intellectuele eigendom levert soms een strafbaar feit
op.

7. Grenzen aan monopolies
Een belangrijke beperking is die van uitputting. Dit vindt plaats door het rechtmatig op de markt
brengen van goederen (exemplaren). Brengt de monopolist of een ander met dienst toestemming een
bepaald exemplaar op de markt (in het verkeer), dan brengt de uitputtingsregel mee dat de monopolist
zich niet kan verzetten tegen de verder verhandeling van dat exemplaar ( zijn recht is uitgepunt t.a.v. dat
exemplaar). De uitputtingsregel voorkomt dus dat bij elke opvolgende schakel in de handel opnieuw
toestemming van de monopolist nodig is.

8. Exploitatie van het uitsluitend recht
Bij de exploitatie van een intellectueel eigendomsrecht zijn in beginsel drie vormen denkbaar:
1. Zelf de voorbehouden handelingen verrichten;
2. Een ander daarvoor contractueel toestemming geven (licentie);
Een licentie kan worden beperkt naar tijd en plaats, kan onbegrensd zijn, kan exclusief zijn, kan
overdraagbaar zijn en kan vatbaar zijn voor sublicentie. Verschillende varianten zijn dus mogelijk.
3. Het recht aan een ander overdragen.
NB: nr. 2 is verbintenisrechtelijk van aard, nr. 3 heeft ook goederenrechtelijke betekenis.

9. Prestaties en de zorgvuldigheidsnorm
De zorgvuldigheidsnorm van art. 6:162 BW kan een aanvullende werking hebben op het IE-systeem.
Is door de wetgever bewust gekozen geen bescherming te bieden aan een bepaalde prestatie, kan ook
geen bescherming via art. 6:162 BW worden ingeroepen ( uitgangspunt is dan concurrentievrijheid). De
doctrine pleegt onderscheid te maken tussen:
a. Het nabootsen van (stoffelijke) producten;
Het is niet verboden tegen eigen voordele en mogelijk tot nadeel van een concurrent, van in dienst
producten geopenbaarde resultaten van inspanning, inzicht of kennis gebruik te maken, zelfs wanneer
enkel ten gevolge van dat gebruikmaken tussen het eigen product en dat van de concurrent bij het
publiek verwarring mocht kunnen ontstaan. Nabootsen is alleen dan ongeoorloofd, indien men zonder
aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid afbreuk te doen op bepaalde punten evengoed een andere weg
had kunnen inslaan en men door dit na te laten verwarring sticht. Op de nabootser rust dus de
verplichting om bij het nabootsen alles te doen wat redelijkerwijs mogelijk en nodig is om te
voorkomen dat door gelijkheid van beide producten gevaar voor verwarring ontstaat of vergroot wordt.
Directe verwarring wanneer het publiek de imitatie voor origineel kan houden. Indirecte verwarring
indien de betrokken producten, hoewel verschillend, zodanige overeenstemmende kenmerken vertonen
dat het publiek aan een herkomst uit eenzelfde onderneming kan denken.
b. Het nabootsen van onderscheidingsmiddelen; en
Onderscheidingsmiddelen kunnen beschermd worden door het BVIE (Benelux-Verdrag inzake de
Intellectuele Eigendom), de Handelsnaamwet of de Auteurswet. Omdat deze wetten ruime bescherming
bieden, is het toepassingsgebied van art. 6:162 BW niet groot. Ook hier heeft de HR het uitgangspunt
gekozen dat het nabootsen op zichzelf niet onrechtmatig is. Dat is slechts onder bijzondere
omstandigheden het geval, namelijk wanneer daardoor bij het publiek verwarring, gevaar voor
verwatering of voor aantasting van de werfkracht of reputatie van het nagebootste
onderscheidingsmiddel is te duchten.
c. Het anderszins profiteren van of aanhaken bij andermans prestatie.
De HR heeft beslist dat het profiteren van of aanhaken bij een prestatie van een ander, op zichzelf niet
onrechtmatig is. Bijzondere omstandigheden kunnen het echter wel onrechtmatig maken, ook al is
verwarringsgevaar niet aan de orde. In beginsel is ten minste vereist dat wordt geprofiteerd van een
prestatie van dien aard dat zij op één lijn valt te stellen met die welke toekenning van een dergelijk recht
rechtvaardigt.

Hoofdstuk 2 – Internationale aspecten
10. Internationaal karakter

2
$4.23
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached


Also available in package deal

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
Esmmeee Rijksuniversiteit Groningen
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
116
Member since
12 year
Number of followers
98
Documents
2
Last sold
3 months ago

3.5

11 reviews

5
0
4
8
3
2
2
0
1
1

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions