Bedrijfsethiek
Ethiek: houdt zich bezig met wat goed of kwaad is
Moraliteit: het geheel van ideeën over goed en kwaad in een samenleving
Waardenrelativisme: normen en waarden zijn, per definitie, afhankelijk van de situatie
Ethisch absolutisme: er is slechts één juiste conceptie van het goede en het kwade, die overal en
altijd geldt
H1: Stakeholdertheorie (R.E. Freeman)
Stakeholders: iedereen die invloed kan hebben of kan krijgen en in principe iedereen die nu
beïnvloedt kan worden door de onderneming (die kan later zelf namelijk invloed uitoefenen op het
bedrijf).
Descriptieve stakeholdertheorie: Het in kaart brengen wie alle stakeholders zijn voor het
bedrijf. Beschrijven van bedrijf en omgeving.
Instrumentele stakeholdertheorie: Bovenop omschrijven doet het voorstellen waarop het
bedrijf met haar stakeholders om moet gaan om haar eigen doelen te behalen.
Normatieve stakeholdertheorie: Niet stakeholders gebruiken om bedrijf haar eigen doelen
te behalen, maar ze dient rekening de houden met de belangen van de stakeholders,
ongeacht of dit slecht of goed is voor het realiseren van de doelen van het bedrijf zelf.
Volgens Freeman dient er in het managementproces twee belangrijke keuzes te worden gemaakt,
namelijk:
1. Stakeholderidentificatie: wie is wel en wie is niet stakeholder.
2. In welke mate het bedrijf rekening gaat houden met de belangen van stakeholders.
Discoursethiek (Jörgen Habermas):
De mens is door zijn taligheid in staat tot communicatieve rationaliteit. Dit is de mogelijkheid om,
door middel van gesprekken of uitspraken op het goede te wijzen in handelen. Deze zijn door andere
mensen te begrijpen en kunnen tot uitdrukking worden gebracht door middel van communicatie.
Universaliteitsprincipe: iemand kan wel in zijn eentje een idee formuleren waarmee de rest van de
wereld het eens kan zijn.
Discours-principe: Alleen in een echte discours met andere mensen kan worden bepaald welke
ideeën er geldig zijn en welke niet, voor een echte discours gelden de volgende eisen:
Niemand die in staat is een relevante bijdrage te leveren aan het gesprek, wordt uitgesloten.
Alle deelnemers kunnen een gelijke inbreng hebben.
Alle deelnemers zijn vrij en kunnen zonder (zelf)misleiding hun opvattingen uitspreken.
Macht en onderdrukking spelen in het proces geen rol.
, 3 soorten normatieve discoursen:
1. Morele discours: universele regels reguleren de interactie tussen mensen.
2. Ethische discours: onderzoeken van normen en waarden van concrete gemeenschappen. En
daarna handelingen toetsen aan deze normen en waarden.
3. Juridische discours: Gaat om de legitimiteit van wetgeving en om het volgen van legitieme
wetten.
Integratie van stakeholdertheorie en discoursethiek: Als er binnen bedrijven communicatieve
rationaliteit zou heersen, dan nemen managers alleen rationele beslissingen en daarbij zouden ze
ook nog alle stakeholders betrekken. Stakeholders zijn hierin partijen die geldige belangen hebben
ten aanzien van de bedrijven. Of de belangen geldig zijn wordt bepaald in het morele, ethische of
juridische domein. Er moet eerst gehoor worden gegeven aan claims op grond van moraal en
legitimiteit, voordat men kan ingaan op claims op grond van ethiek.
H2: Beslissingen
Utilisme: greatest happiness principle (John stuart mill): het belangrijkste doel van het menselijke
bestaan is om het goed te hebben op zowel kwantitatief als kwalitatief gebied. En er kunnen hogere
vormen en lagere vormen van geluk zijn.
Deugdenethiek: ethos ontwikkelt men als men zo gewend is om de deugden te belichamen die tot
haar functie/beroep/rol horen dat we ze zelf belichamen. Phronesis is de praktische wijsheid die
men leert het midden te kiezen in hun deugd, tussen twee extreme polen (dus dat een soldaat bijv.
niet roekeloos wordt maar dapper).
Bounded rationality (Herbert simon): men is nooit volledig rationeel in het nemen van besluiten
omdat men altijd word beperkt door enkele factoren zoals o.a. een gebrek aan beslissingstijd.
Mensen maken dus niet altijd een kosten-en-batenanalyse zoals de utilisten propageren.
Satisfactieprincipe: het streven naar tevredenstellende beslissingen.
Moral imagination (Patricia werhane):
1. Bewustwording van factoren die de perceptie op een bepaald vraagstuk beïnvloeden.
2. Proberen het probleem vanuit verschillende invalshoeken te bekijken en om zo te begrijpen
dat er misschien verschillende soorten oplossingen zijn.
3. Alternatieve oplossingen ontwikkelen die ook acceptabel kunnen zijn voor mensen buiten
het bedrijf zelf.
Het 5-D model (Kenneth goodpaster):
1. Describe (beschrijf)
2. Discern (maak onderscheid)
3. Display (zet alles op een rijtje)
4. Decide (beslis)
5. Defend (verdedig)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Elmar1999. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.82. You're not tied to anything after your purchase.