100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Pathofysiologie tentamenstof periode 3 leerjaar 2 Voeding en Diëtetiek 1819 $4.59   Add to cart

Summary

Samenvatting Pathofysiologie tentamenstof periode 3 leerjaar 2 Voeding en Diëtetiek 1819

1 review
 42 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Pathofysiologie tentamenstof periode 3 leerjaar 2 Voeding en Diëtetiek 1. De samenvatting bevat alle literatuur, leerdoelen, lesopgaven en begrippen.

Preview 4 out of 36  pages

  • March 26, 2019
  • 36
  • 2017/2018
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: wieta_lennaerts • 5 year ago

avatar-seller
Samenvatting pathofysiologie

Les 1: Diabetes mellitus type 1
Verschillende soorten diabetes
Diabetes type 1:
-Lichaam maakt geen insuline aan
- een auto-immuunziekte. Dat betekent dat het afweersysteem zich vergist. Normaal ruimt het
afweersysteem alleen ziektes op, maar bij sommige mensen vernielt het afweersysteem de cellen die
insuline aanmaken, in de alvleesklier.
- oorzaken= niet geheel bekend, het begint bij aanleg en vervolgens raakt het afweersysteem uit
evenwicht, waardoor het de cellen aanvalt die insuline aanmaken.
- behandeling = insuline inspuiten, pompje en bloedsuiker meten

Diabetes type 2:
- lichaam reageert niet meer goed op insuline. De insuline is als het ware onzichtbaar, en kan zijn werk
niet doen. Hierdoor blijft er teveel suiker in je bloed zitten.
- vergroot de kans op= weinig lichaamsbeweging, overgewicht, ongezond eten, roken, ouder worden en
erfelijkheid.
- behandeling = gezond eten, veel bewegen of medicatie.

Zwangerschapsdiabetes:
- als je zwanger bent maakt je lichaam andere hormonen aan. Deze zorgen ervoor dat het lichaam minder
goed reageert op insuline. Tijdens een normale zwangerschap maakt het lichaam extra insuline aan, maar
bij zwangerschapsdiabetes gebeurt dit niet.
- gevaar = vaak grote baby’s, moeder en kind meer risico op DM2
- behandeling = minder koolhydraten en vetten eten. (tijdelijk insuline spuiten)

Neontale diabetes:
- het gen is anders dan bij ‘gewone’ soorten diabetes. Het heet officieel Kir-6.2 en deze variatie zorgt
ervoor dat het kanaaltje in de alvleesklier minder goed werkt.
-behandeling = in de vorm van tabletten

MODY:
- een vorm van diabetes die op jonge leeftijd begint. Hij vermomt zich dus als DM1, maar heeft eigenlijk
meer weg van DM2.
- bij alle vormen van MODY is er in de baarmoeder iets mis gegaan bij de aanleg van de alvleesklier.
(erfelijk)

LADA:
- is een vorm van diabetes type 1 die eerst lijkt op DM2, doordat hij heel geleidelijk begint.
- mensen met LADA krijgen in de praktijk meestal de diagnose DM2, omdat ze vaak nog een tijd zonder
insuline spuiten kunnen, maar eigenlijk hebben ze een langzame vorm van DM1.

MIDD:
- zeldzame vorm van diabetes, wordt door de moeder overgedragen via het erfelijk materiaal van de
mitochondriën. De alvleesklier reageert niet goed op stijging van de bloedsuikerspiegel en geeft te weinig
insuline af.
- meestal wordt MIDD ontdekt tussen het 30ste en 50ste jaar. Patiënten hebben dan soms al jaren te maken
met gehoorverlies.

Diabetes Insipidus:
- zeldzame vorm van diabetes die niets te maken heeft met bloedsuiker, maar de nieren scheiden te veel
vocht af
- verschillende vormen:

,1. Een vorm die ontstaat door een hormonale verstoring in de hersenen (tumor, hersenletsel)
2. Een vorm die ontstaat doordat de nieren niet goed werken (meestal erfelijk)
3. Een vorm die alleen voorkomt tijdens de zwangerschap en na bevalling verdwijnt
4. Een vorm door verstoring in het dorst-mechanisme dat vanuit de hersenen wordt geregeld. Je krijgt dan
meer dorst en drinkt en plast te veel.

Vertraagde maaglediging bij diabetes mellitus
Een vertraagde maaglediging is een complicatie die kan ontstaan bij patiënten met DM1 of DM2. De
aandoening heeft zowel te maken met ons zenuwstelsel als met de hoogte van de bloedsuikers in ons
lichaam.
Neuropathie = een aandoening waarbij zenuwen beschadigd raken als gevolg van diabetes. 40% van
diabetespatiënten krijgt in meer of mindere mate te maken met neuropathie.
Neuropathie kan in verschillende vormen voorkomen een van de vormen is autonome neuropathie 
stoornissen in het functioneren van zenuwen naar een of meerdere interne organen (gastroparese valt
hieronder).
Een normaal functionerende maag laat het voedsel voor 90% in 4 uur passeren. Als de passage langer
duurt dan 4 uur is er sprake van een verstoorde maaglediging. Naast het voorkomen van autonome
neuropathie, is een goede glucosetherapie belangrijk voor een normale maaglediging. Als de
glucosewaarden in het bloed laag zijn, wordt de voeding sneller opgenomen en andersom.

Klachten:
- misselijkheid, braken en vol gevoel
- anorexie (geen eetlust)
- nachtelijke diarree, verstopping en incontinent voor ontlasting

Hulpboek medische kennis - Diabetes mellitus type 1
Diabetes mellitus type 1: de alvleesklier kan weinig of geen insuline maken. Deze vorm ontstaat vaak al op
jongere leeftijd. Er is een absoluut tekort aan insuline de patient zal insuline moeten spuiten, omdat er
anders een levensbedreigende ontregeling optreedt.  insuline afhankelijke DM

1.2 anatomie en fysiologie
Glucose is een belangrijke brandstof voor de lichaamscelen. Hersencellen kunnen alleen glucose
gebruiken als brandstof. Per etmaal heeft het menselijk lichaam min. 150 gram glucose nodig; de
hersenen gebruiken hier 120 gram van.
De bloedsuikerspiegel moet constant worden gehouden tussen bepaalde grenzen. Deze stijgt na een
maaltijd na twee uur is deze weer gedaald.
De normale bloedsuikerspiegel is nuchter niet hoger dan 6 mmol / l.
Bij de spijsvertering wordt glucose uit het voedsel gehaald en via de dunne darm aan het bloed
afgegeven. De lever kan via chemische reacties glucose bijmaken of afbreken, afhankelijk van behoefte.
De opbouw en afbraak staan onder invloed van hormonen -> glucagon en insuline.
 Bij een te hoge bloedsuikerspiegel kan het overschot aan glucose in de lever en de spieren worden
opgeslagen in de vorm van glycogeen. (als deze voorraden vol zijn wordt het omgezet in vet)
 Bij een te lage bloedsuikerspiegel kan glycogeen worden afgebroken tot glucose. Als de
glucosereserves zijn uitgeput kan er ook glucose worden gevormd uit aminozuren, glycerol en melkzuur.
Bij gebrek aan glucose kunnen vetten als brandstof dienen (niet voor hersencellen).

De bloedsuikerspiegel wordt gemeten door bepaalde celgroepen van de alvleesklier. De alvleesklier is een
orgaan dat achter de maag in de buik ligt. De kop van de alvleesklier ligt in de bocht van de
twaalfvingerige darm. De alvleesklier is een trosvormige klier van 15 á 20 cm.
De alvleesklier produceert spijsverteringssappen, maar ook hormonen: glucagon en insuline. Deze
hormonen zijn belangrijk voor de handhaving van een constante bloedsuikerspiegel.  insuline wordt

,rechtstreeks aan het bloed afgegeven als de bloedsuikerspiegel stijgt, glucagon als de bloedsuikerspiegel
daalt.

De alvleesklier produceert zoals gezegd twee hormonen:
De B-cellen: van de eilandjes van Langerhans produceren insuline als de bloedsuikerspiegel stijgt, bijv. na
een maaltijd. Insuline zorgt ervoor dat:
- glucose wordt omgezet in glycogeen
- glucose vanuit het bloed in de lichaamscellen kan worden opgenomen. Dit is van belang omdat glucose
dan pas als brandstof kan worden gebruikt bij de celstofwisseling.
 veroorzaakt daling van de bloedsuikerspiegel

De A-cellen: van de eilandjes van Langerhans produceren glucagon als de hoeveelheid glucose in het
bloed daalt. Dit gebeurt onder andere als iemand een maaltijd overslaat of zich langdurig inspant. Dus na
een daling van de bloedsuikerspiegel. Glucagon zorgt ervoor dat de glycogeen wordt omgezet in glucose.
Glucagon veroorzaakt dus een stijging van de bloedsuikerspiegel.

Naast insuline en glucagon is nog een aantal andere hormonen van invloed op de bloedsuikerspiegel:
- cortisol: onder invloed van stress of toegediend als medicatie. Cortisol stimuleert de aanmaak van
glucose uit aminozuren, glycerol en melkzuur. Bovendien remt het de opname van glucose door cellen.
Daardoor blijft er meer glucose in het bloed aanwezig. (ontstekingsremmend effect)
- (nor)adrenaline: onder invloed van stress. Dit hormoon stimuleert de omzetting van glycogeen in
glucose.
- HPL: tijdens de zwangerschap. Dit hormoon heeft een anti-insulingewerking waardoor er meer glucose
beschikbaar is in het bloed
- Groeihormoon: ook wel somatotroop hormoon genoemd, afgekort tot SH. Dit veroorzaakt verminderde
opname van glucose door cellen.

Pathologie
oorzaken van en afwijkingen in lichamelijk functioneren bij DM1
-Bij DM1 vernietigt het eigen afweersystem de B-cellen van de eilandjes van Langerhans. Dit
vernietigingsproces verloopt waarschijnlijk onder invloed van andere factoren (virusinfecties,
voedingsfactoren en erfelijke aanleg). Er blijven hierdoor weinig B-cellen over, waardoor een tekort aan
insuline ontstaat. De patiënt wordt afhankelijk van insuline om in leven te blijven.
- een gebrek aan insuline heeft als gevolg dat de glucoseconcentratie in het bloed te hoog wordt. Dit
noemen we -> hyperglykemie. (een ‘hyper’) Hierbij komt dat lichaamscellen geen glucose op kunnen
nemen als er gebrek is aan insuline. De lichaamscellen gaan dan vet verbranden om aan energie te komen
-> patiënt zal afvallen.
- de vetverbranding is ongunstig  bij vetverbranding worden veel zuren geproduceerd. Vetten worden
afgebroken tot vetzuren en glycerol en in de lever worden zogenoemde ketonen en glucose gevormd. Uit
bepaalde ketonen kan aceton ontstaan. Dit veroorzaakt de afwijkende geur van de uitgeademde lucht.
- de vetverbranding veroorzaakt een verzuring en dit leidt tot problemen in de hersenfunctie en tot
toename van de ademhaling. Dit heet ook wel Kussmaul-ademhaling. Een snelle en diepe ademhaling die
steeds maar doorgaat, deze zuren prikkelen het ademhalingscentrum in de hersenen!
- de verzuring en de vorming van ketonen hebben een schadelijk effect op de hersencellen en kunnen
leiden tot coma. Dit noemen we ketoacidotisch coma.
-> een ander probleem is dat de hersenen alleen energie kunnen halen uit de verbranding van glucose.
Gebrek aan insuline leidt dus tot gebrek aan glucose in hersencellen en daardoor tot verstoring in de
hersenfunctie (verwardheid, coma).
- doordat de hoeveelheid glucose in het bloed zo groot is, zijn de nieren niet meer in staat alle glucose uit
de voorurine terug te halen. De patiënt plast daarom glucose uit. De glucose in de urine veroorzaakt een
verhoging van de osmotische waarde. Daardoor scheiden de nieren meer water uit en neemt de urine

, productie toe. De patiënt kan uitdrogen. Hij heeft veel dorst en drinkt veel, verlies van vocht kan leiden
tot een verminderd bloedvolume en dus tot problemen in de bloedsomloop.

Klachten ontstaan in korte tijd (bij dm1) of sluipend:
- uitdroging door vochtverlies
- shockverschijnselen door te weinig circulerend bloed
- snelle, diepe ademhaling als gevolg van verzuring
- uitgeademde lucht ruikt naar aceton (ontstaan uit ketonen)
- coma als gevolg van verminderde hersenfunctie door gebrek aan glucose en verzuring

Behandling dm1:
- toediening van insuline omdat dit hormoon ontbreekt
- insuline moet worden toegediend d.m.v. een injectie onder de huid, insuline kan niet via de mond
worden ingenomen omdat het een eiwit is dat wordt afgebroken in het spijsverteringsstelsel. Insuline
onder de huid vormt een reservoir waaruit voortdurend insuline aan de bloedbaan wordt afgegeven. Er
bestaan verschillende soorten insuline met verschillende werkingsduur.
- infecties verhogen de insulinebehoefte door afgifte van cortisol
- voeding moet goed worden verdeeld over de dag. De voeding mag weinig verzadigd vet bevatten in
verband met de grotere kans op hart- en vaatziekten die daardoor ontstaat.
- een goede instelling op insuline is belangrijk. Frequente controle van de bloedsuikerspiegel en instelling
op langere termijn is noodzakelijk. De instelling op langere termijn valt te meten aan HbA1c (de
hoeveelheid hemoglobine waaraan glucose zit vastgekoppeld). Deze waarde wordt hoger als de
bloedsuikerspiegel langere tijd te hoog is geweest.

Herhaling:
Oorzaken van en afwijkingen in het lichamelijk functioneren bij DM2:
Bij DM2 produceren de B-cellen wel insuline, maar te weinig om in de behoefte te voorzien. Soms
produceert de pancreas zelfs meer insuline dan normaal, maar is de behoefte zo groot dat de productie
onvoldoende is. Er is dan sprake van een relatief tekort aan insuline.
Een relatief tekort aan insuline kan ontstaan door veroudering, erfelijke aanleg of insulineresistentie.
-ouder worden -> de insuline productie in de pancreas kan verminderen
-erfelijk -> als het in de familie voorkomt heb je een grotere kans (Marokkaans, Turks grotere kans)
- insulineresistentie -> hierbij worden de lichaamscellen minder gevoelig voor insuline. Dit kan geleidelijk
ontstaan door interactie van risicofactoren;
- overgewicht (vooral buikvet) -lichamelijke inactiviteit
- erfelijke aanleg - voeding met veel verzadigd vet / voedingsvezel
- roken

Bij een gestoorde glucose-intolerantie is er geen sprake van DM2, maar bij glucosebelasting zal de
insulineproductie een enorme piek vertonen om op deze manier de bloedglucose nog binnen normale
grenzen te houden. Na verloop van tijd kan hieruit DM2 ontstaan: op het moment dat de pancreas niet
meer kan voldoen aan de extreme insuline behoefte.
 Ketoacidose komt zelden voor bij DM2, maar toch kan er een ernstige ontregeling ontstaan als de
bloedsuikerspiegel sterk stijgt door bijkomende stress. Dit kan leiden tot uitdroging, verwarring,
duizeligheid en non-ketotisch hyperglyemisch hyperosmolair coma. Er is dan een coma ontstaan zonder
vorming van ketonen, maar door uitdroging en sterke concentratie van het bloed.

Diagnose
Een patiënt met diabetes mellitus kan de volgende klachten hebben:
- veel plassen als gevolg van glucoseverlies met urine
- veel dorst als gevolg van groot vochtverlies met urine

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lottebrands. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.59. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

76669 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling

Recently viewed by you


$4.59  1x  sold
  • (1)
  Add to cart