Doelgroepen 2
1. Personen met een visuele beperking
1.1 Terminologie
Oftalmologische indeling
= oogheelkundige of medische definiëring
Gebaseerd op:
Vastellen of meten van het visueel waarnemingsvermogen aan de hand van:
o Gezichtsscherpte/ visus
= maat voor de kleinste details die iemand kan onderscheiden. Men bepaald
gezichtsscherpte door de grootte van het kleinste voorwerp dat op een bepaalde
afstand duidelijk kan gezien worden. De ogen worden afzonderlijk en samen getest.
Dit door middel van letters of figuren. E of halve cirkels.
Blind: gezichtsscherpte van het beste oog op een afstand 1/20 is. De persoon heeft
meestal nog wel visuele vermogen.
Zwaar slecht ziend: hoger dan 1/20 minder dan 3/10
Matig tot licht slecht ziend: hoger dan 3/10 maar minder dan het gewone
gezichtsvermogen. (Met bril)
Als iemand nog wel optimaal kan zien met een bril of lenzen valt dit niet meer onder
slechtziend!
o Gezichtsveld:
= gebied dat je kan zien als je hoofd en ogen stilhoudt. De gezichtsvelden van beide
ogen overlappen elkaar.
Meten van het gezichtsveld gebeurt met een perimeter. Een normaal gezichtsveld
heeft horizontaal een projectie van 160° en verticaal een projectie van 130°.
Blind: gezichtsveld 10° of minder.
Zwaar slechtziend: tussen 10° en 20°
Matig of licht: minder dan optimaal maar meer dan 20°
Het kan gevolgen hebben op de verdere ontwikkelingen beleving van de persoon. Meestal komen de
beperkingen voor in combinatie met een verminderde gezichtsscherpte en/of een verminderd
gezichtsveld.
,Indeling volgens lokalisatie van het letsel
= indeling van de plaats waar de visuele stoornis zich voordoet
Oculaire visuele stoornissen:
Ogen
Oogspieren
Voorbeelden:
o Maculadegeneratie
o Cataract
o Glaucoom
o …
Cerebrale visuele stoornissen (CVS)
Gezichtszenuwbanen
Optisch centrum hersenen (cerebrale visusstoornissen)
o Vaker voor bij meervoudige beperking
Verschillende uitingsvormen:
o Richten van de blik
o Aandachtspanne
o Houding
o Vertrouwd met de omgeving of niet
Functionele inleiding
Baseert zich op het resterende gezichtsvermogen en de nodige begeleiding en hoe de persoon
omgaat met zijn beperking. Hier maken we een onderscheid in:
Personen die geen enkele visuele reactie vertonen
Personen met minimale visuele reacties: goede diagnostische procedures zijn zeer belangrijk.
Verbetering visueel functioneren is mogelijk. Het is de grens tussen blind en slechtzien.
Personen die zich visueel kunnen oriënteren en toch stoornissen vertonen in
gezichtsscherpte, gezichtsveld of zien van kleuren. Aard en omvang zeer verschillend.
1.2 Etiologie
Voor de oorzaak is het belangrijk te kijken naar de lokalisatie van het letsel. Er zijn een aantal
mogelijke oorzaken:
Erfelijke factoren
Problemen tijdens de zwangerschap
Problemen rond de geboorte
Verwonding en vergiftiging
Chronische of neurologische ziektes
Tumoren in het netvlies
Hersenletsel na trauma
Ouderdom
Sommige aandoeningen evalueren naar blindheid, andere zijn erfelijk.
,1.3 Prevalentie
Moeilijk voor een juist beeld
Merendeel Westerse landen is ouder dan 65 jaar
Risico op blindheid tien keer grotere vanaf 65 jaar en twintig keer groter vanaf 75 jaar.
Visuele functiebeperkingen induceren leeftijdsgebonden te zijn
Vooral in lage inkomenslanden:
o Epidemie
o Beperkte preventie
o Mislukte operaties, HIV, glaucoom, vliegen …
1.4 Ondersteuning op verschillende levensdomeinen
1.5 Orthopedagogische vraag
Mogelijke protectieve factoren voor een gunstige ontwikkeling:
Doorzettingsvermogen
Zin voor humor
Goed contact met de ouders
Ondersteunende opvoedingsstijl
Motorische kenmerken
Minder visuele uitdaging en prikkeling tot beweging
Minder waarnemen voorbeeldgedrag
Oog en handcoördinatie vanaf 5 maanden – kan leiden tot blindismen
o Stereotype bewegingen in de vorm van hoofdschudden, romp voor en achter
wiegen, ter plaatse huppelen… zowel tijdens rust als bij spanning
o Stabiliserende functie: veilig gevoel; verbonden met zichzelf
o Compenserende functie: proprioceptie, vestibulaire systeem visuele
Oor en hand coördinatie vanaf 9 maanden
Grove motoriek: kruipen zelfden spontaan
Later inzicht in eigen lichaam en positie in de ruimte
Fijne motoriek beduidend trager.
Sociaal – emotionele kenmerken
Baby: openheid voor sociaal contact, interesse in gelaat en eenvoudige ritmische
gedragspatronen
Minder spontane interactie en spel door minder of geen oogcontact
Meer oren dan ogen toewenden in contact
Auditieve spelen en alleen spelen
Boosheid tonen en ervaren bij anderen moeilijk
Volgzaamheid en wantrouwen
Blindheidsmasker
Verbale koord
Verbalisme
, Cognitieve kenmerken
Iemand die blind is mist visuele waarneming (verte en nabijheid). De info die je verkrijgt van visuele
waarnemingen zijn veel rijker dan die je kan bekomen van andere zintuigen. Ruimtelijke relaties en
oorzaak- gevolg relaties zijn in eerste instantie gemakkelijker visueel waar te nemen.
Mensen die problemen hebben met visueel waarnemen compenseren dit op verschillende manieren.
Voor veraf compenseren ze dit door het gehoor. Voor dichtbij compenseren ze dit door smaak,
gehoor, reuk en tast.
Tast wordt ook haptische waarneming genoemd. Er zijn 2 verschillende vormen.
1. Ding- en vorm haptiek
o Waarneming is stereoplastisch het vw moet je van alle kanten kunnen betasten.
Het is bewegend en analytisch constructief.
o Te grote moeten per deel worden betast cognitief een beeld gevormd
o Gevolg: verbalisme = woorden gebruiken waaraan geen duidelijk begrippen zijn
vastgekoppeld.
o Veel dingen zijn onbereikbaar omdat ze:
- Te ver zijn
- Te klein (eencellig)
- Breekbaar (zeepbel)
2. Ruimtehaptiek
o Blinde wil verplaatsen doet hij beroep op zijn haptische waarneming van de ruimte.
o Combinatie van lichaamsbewustzijn, ruimtelijke oriëntatie, tastwaarneming en
kinetische waarneming.
o Hij moet een plattegrond voor zich kunnen stellen van het traject dat moet afgelegd
worden. Hiervoor moet hij zich kunnen concentreren, zelfzeker zijn en niet angstig
zijn.
o Gehoor moet getraind worden om ruimtelijk beeld te krijgen
o Echolokalisatie (klik geluiden)
o Taalgebruik is op zichzelf gericht (eigen kenmerken of activiteiten te benoemen)
o Verschil tussen vroeg blinden en laat blinden
- Vroeg: vaak sterk geheugen door veelvuldige training in het dagelijks leven
- Laat: beter ontwikkeld ruimtelijk gedrag en voorstelling, motoriek en visuele
is diepgaandere kennis, emotioneel moeilijker (rouwproces)
o Presteren vaak beter op bepaalde geheugentest omdat ze voortdurend hun
geheugen trainen in functie van zelfredzaamheid
1.6 Orthopedagogisch aanbod
Algemenen tips
Communicatie en ondersteuning rustig en doordacht gebeurt
Doe alles in overleg, vraag als ziende hoe je het beste kan helpen.
Kijk naar de blinde als je tegen hem praat
…
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller bosli. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.89. You're not tied to anything after your purchase.