Alle onderdelen komen aan bot uit de gegeven hoorcolleges,:
- Nocisensoriek;
- Reflexfascilitatie en inhibitie;
- Centrale verwerking van nocisensorische prikkeling in relatie tot pijn;
- Bouw en functie van het vegatieve zenuwstelsel;
- Vegatieve tuning;
- Algemene neurofysiologische principes va...
Kenmerken van patiënten:
Langdurig veel pijn (nocisensoriek) - Zenuwstelsel is in verhoogde prikkeltoestand, dus patiënten zijn minder
goed in staat om te inhiberen (remmen). Ruggenmerg en hoge systemen kunnen overprikkeld raken en
patiënt blijft dus in een verhoogde prikkeltoestand. Prikkels worden allemaal maar doorgestuurd en dit leidt
uiteindelijk tot ontregeling.
Type 4 prikkeling – er is schade, spieren trekken samen (defance musculair). Gladde spiercellen van vaten in
dat gebied prikkelen ook (vasoconstrictie). – vegatieve of tropische stoornissen.
Uiteindelijk worden alle weefsels van hetzelfde segment geprikkeld en kan iemand dus niet alleen lokaal klachten
maar ook meer algemeen – Segmentale dysregulatie.
Belemmeringen voor herstel:
Lokaal: Dispositie, obstructie van de voedingsregulatie (lokaal), lokale overbelasting
Algemeen: intoxicatie, deficiënties, stress, angst, voeding, systeem aandoeningen,
Segmentaal: zenuwinnervatie van een bepaald gebied heeft een voedingsprobleem – vaten krampen samen
(vasoconstrictie). – Segmentaal wordt vooral behandeld dit blok.
Nocisensoriek
noxe is schade (schademelders) = NIET hetzelfde als pijn;
nocisensoriek;
perifere prikkeling;
melden dreigende of daadwerkelijke schade;
melden ernstige ontregeling homeostase (anatomisch en /of fysiologisch);
bedreigende prikkels worden mogelijk ervaren als pijn;
Verschillende sensoren volgens Sherington:
Exterosensoren
o Sensoren waarmee we de buitenwereld kunnen waarnemen; voornamelijk liggend aan het
lichaamsoppervlak incl. kijk en reuk.
Propriosensoren
o Sensoren waarmee we ons eigen lichaam kunnen waarnemen binnen de buitenwereld
(zelfwaarneming); vooral onze houding en beweging kunnen waarnemen.
Enterosensoren
o Sensoren die het centrale zenuwstelsel informeren over de functie en toestand van organen en
orgaansystemen; vooral liggend aan het inwendige lichaamsoppervlak.
Indeling sensoren naar stimulus:
Mechanosensoren;
o Druk, trek, beweging.
Thermosensoren;
o Omgevingstemperatuur en eigen temperatuur.
Chemosensoren;
o Alles in eigen lijf.
Fotosensoren;
o Naar schermen kijken, zien.
Nocisensoren (silent neurons)
o Schademelders
o Worden pas geprikkeld als er een hele hoge prikkeling is bij dreigende schade. Daarom dus ook silent
neurons. Andere sensoren zijn groter en continue bezig;
,Vrije zenuwuiteinden
u IV zenuwvezel:
F 20% unimodaal (mechano-, thermo- en chemosensoren)
F 80% polymodale nocisensoren – reageren op temperatuur, druk, trek, zuur/base, bij
beschadigen reageren ze.
F Ongemyelinseerd + dunste
F Te vinden in bijna alle vezels.
F C-vezel
u IIIb zenuwvezel:
F unimodaal: hoogdrempelige mechano- en thermonocisensoren (trek/druk)
F A-delta vezels
F Gemyeliniseerd
F Dikkere vezel
Ingekapselde of corpusculaire zenuwuiteinden
u IIIa, II en I zenuwvezels
F unimodale (mechano-, thermo, chemo- en fotosensoren)
F dikkere vezels die continue informatie geven aan je lijf
Boek: H.2 - Fysische therapie in engere zin
Nocisensoriek: primaire pijn, IIIb- ofwel Aδ -vezel
n Unimodale nocisensoren
u dreigende en actuele beschadiging;
u scherpe goed lokaliseerbare pijn;
u mechano-nocisensoren;
u thermo-nocisensoren;
, u primaire hyperalgesie: sensibilisering zenuwuiteinden leidt tot verhoogde gevoeligheid in het
wondgebied.
Secundaire pijn, IV- vezel of C-vezel
n Polymodale nocisensoren
u Lost de autoregulatie op – bij te weinig doorbloeding geven ze substance P af. Dit zorgt voor
vaatverwijding en vochtuittreding (vasoconstrictie & permeabiliteit toename. De doorbloeding
wordt lokaal opgelost.
u Geeft schade en ernstige verstoring van de homeostasis – ontlading 4-vezel (axon respons).
u Geeft diffuse, zeurende, aanhoudende pijn – continue pijn, ook in rust!
u Is betrokken bij het opstarten van de ontsteking
Belangrijke begrippen:
Sensorische eenheid
Betreft de zenuwcel, met de perifere vertakkingen van de zenuwcel en de daarmee verbonden sensoren. De
grootte van de sensorische eenheid is bepalend voor het discriminerend vermogen (onderscheidend
vermogen). Dit heeft te maken met:
1. Receptieve veld: het gebied waarbinnen de sensoren van een eenheid zich bevinden; binnen dit veld kun je
geen onderscheid maken tussen de prikkels of waar dit precies zit.
2. Innervatiedichtheid: het aantal zenuwvezels dat de innervatie van een bepaald gebied verzorgd –
discriminerend vermogen wordt groter.
Discriminerend vermogen: het vermogen om twee tegelijkertijd toegediende prikkels afzonderlijk waar te nemen.
Ventraal is rijker geïnnerveerd als dorsaal, en bevat dus meer vrije zenuwuiteinden ect. Als zenuwuiteinden ver uit
elkaar zitten, dus dorsaal, en je moet voelen waar je geprikt wordt weet je dit precies, maar maakt het niet uit welke
zenuwuiteinde je prikkelt, want je voelt om allemaal hetzelfde omdat er maar één sensorische eenheid is.
Om 2 verschillende axonen te pakken en te kunnen discrimineren moet je dus met je prikkel veel verder uit elkaar
zitten. Een groot gebied en weinig discriminerend vermogen. Op je buik kun je dus veel beter verschil voelen in de
verschillende prikkels.
- Ook wel tweepuntsdiscriminatie.
Het maakt dus niet uit waar je prikkelt, dezelfde informatie komt binnen.
, Distaal en aan de oppervlakte is VEEL rijker geïnnerveerd als proximaal en in de diepte, en dus MEER
discriminerend vermogen. Dit heeft veel invloed op de pijn! Nocisensorische dichtheid is veel groter, distaal is dus
snel erg pijnlijk.
Reflexfascilitatie en inhibitie
3b-vezels met dreigende schade en het moment van beschadigen, scherp en goed gelokaliseerd, gemyeliniseerd
(snel) en kan beperkt en verminderd worden.
Bij kapot weefsel heb je afvalmateriaal (o.a. prostaglandine E 2) en vervolgens komt de 4-vezel. Deze blijft prikkelen
totdat het gebied schoon is. (Dun, ongemyelinseerd, polymodaal).
Depolarisatie van de vrije eindtakjes leidt tot afgifte subsance P en vasodilatatie in het gebied (axonrespons), de 4-
vezel bemiddelt in de ontstekingsreactie.
Reflexfascilitatie = Als je 4—vezels prikkelt en de informatie komt continu binnen op het ruggenmerg dan kan de
nocisensoriek van de achterhoorn doorgeschakeld worden naar de voorhoorn, dit leidt tot tonusverhoging in het
aangedane gebied (bescherming – defance musculair).
Reflex-inhibitie = 3b- prikkeling bij dreigende schade leidt voor inhibitie van de lokale spieren, ‘loslaten en scheuring
voorkomen’
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Annvdberg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.98. You're not tied to anything after your purchase.