100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Goederenrecht, een beknopte samenvatting $6.21   Add to cart

Summary

Goederenrecht, een beknopte samenvatting

 64 views  9 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Dit is een beknopte samenvatting van het vak Goederenrecht. In de samenvatting wordt de relevante stof uit het boek besproken, aangevuld met aantekeningen van de colleges. Daarnaast bevat dit document samenvattingen van alle verplichte en relevante jurisprudentie. De namen van de verplichte arreste...

[Show more]

Preview 4 out of 60  pages

  • Yes
  • June 8, 2024
  • 60
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Goederenrecht – Samenvatting beknopt
1. Goederenrecht
Kernbegrippen:
 Goederen, art. 3:1 BW: alle zaken en vermogensrechten;
 Zaken, art. 3:2 BW: voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten. Voor menselijke
beheersing vatbaar wil zeggen dat iets geïndividualiseerd is en waarover een persoon de feitelijke
macht kan uitoefenen;
 Vermogensrechten, art. 3:6 BW: op geld waardeerbare rechten en plichten (en dus ook schulden).
De hoedanigheid wordt bepaald door de vraag of het recht in kwestie enige economische waarde
vertegenwoordigt.
Het kiesrecht en goodwill zijn geen vermogensrechten.
 Goederenrechtelijk is de hoofdregel dat een vermogenscomplex/inboedel (art. 3:5 BW) niet
meer is dan een verzameling van goederen en eventueel schulden. De individuele goederen
moeten dan ook ieder afzonderlijk worden geleverd naar de eigen vereisten.
Uitzonderingen op de hoofdregel vindt men t.a.v. het opvorderen van de nalatenschap als geheel door de
erfgenaam, art. 4:183 BW en t.a.v. gemeenschappen, bv. ontbonden huwelijksgoederengemeenschap en de
maatschap, afd. 3.7.2.

Vorderingen
a. Vorderingen op naam: elke vordering die niet d.m.v. het opmaken van een daartoe strekkend
papier tot order- of toondervordering is gemaakt, bv. een vordering tot terugbetaling uit geldlening
of tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad. De woorden ‘op naam’ geven aan dat de crediteur
niet op voorhand vervangbaar is gesteld. De vordering op naam kan worden overgedragen door
het opmaken van een akte en mededeling van de overdracht aan de schuldenaar, art. 3:94 BW;
b. Vorderingen aan order- en toonder: bij deze vorderingen is er steeds een papier dat dient tot bewijs
van het bestaan van de vordering en als middel om de vordering te leveren; hier is de crediteur
immers wel op voorhand vervangbaar, art. 3:93 BW.
 Een aandeel is een waardepapier dat op naam of aan toonder kan zijn gesteld.

Rechten
a. Absolute rechten (gesloten systeem): zij werken tegenvoer iedereen en verschaffen de gerechtigde
een separatistpositie in faillissement, art. 57 Fw.
Voorbeelden van absolute rechten zijn de zakelijke rechten uit Boek 5 (eigendom, erfdienstbaarheden, erfpacht, opstal,
appartementsrechten), die gemeen hebben dat zij op een zaak rusten, rechten die op ieder goed kunnen worden
gevestigd (pand, hypotheek en vruchtgebruik) en bepaalde rechten op geestesproducten (octrooirecht, auteursrecht,
merkenrecht en kwekersrecht).
b. Relatieve rechten (geen gesloten stelsel): zij gelden slechts tegen een afgebakende groep personen
en nemen in faillissement een gelijke rang in, bv. een prestatie.
 De eigenaar van een auto (absoluut recht) heeft een juridische actie tegen iedereen die zijn auto zonder
toestemming onder zich heeft, maar de gerechtigde tot een concurrentiebeding (relatief recht) kan voor de rechter
alleen zijn debiteur van concurrentie afhouden. Daarnaast heeft ook de koper van een auto, zolang de auto niet
aan hem is overgedragen, niet meer dan een relatief recht op levering tegen de verkoper.
 HR 3 maart 1905, W, 8191, ECLI:NL:HR:1905:1 (Blaauboer/Berlips): een door een rechtsvoorganger
m.b.t. een goed aangegane persoonlijke verplichting – i.c. de belofte om een weg te zullen aanleggen op
een naastliggende strook, waarvan de verkoper eigenaar is - gaat niet met dat goed mee over op een
verkrijger onder bijzondere titel. Een dergelijke persoonlijke verplichting kan volgens het stelsel van de
wet niet overgaan op rechtsopvolgers, tenzij dit uitdrukkelijk bij wet is voorzien of in geval sprake is
van een zakelijk recht. Tot slot oordeelt de HR dat er een strikt onderscheid bestaat tussen het
goederenrecht en het verbintenissenrecht.
 Indien sprake zou zijn van verkrijging onder algemene titel, dan zou het anders liggen, want een
erfgenaam volgt de rechtsvoorganger op in al diens rechten en verplichtingen. De regel uit dit arrest
geldt echter voor opvolging onder bijzondere titel.
c. Kwalitatieve rechten: een kwalitatief recht staat in zodanig verband met een bepaald goed, dat
wanneer het betreffende goed wordt overgedragen aan een nieuwe eigenaar, het recht van
rechtswege mee overgaat op de nieuwe eigenaar. Voor de werking van een kwalitatieve
verplichting is vereist dat van de overeenkomst tussen partijen een notariële akte wordt
opgemaakt, gevolgd door inschrijving daarvan in de openbare registers.

, Een kwalitatieve verplichting is een afspraak tussen twee partijen waarbij de ene partij zich verplicht om iets te doen of
te laten met betrekking tot een stuk grond en deze verplichting rust op het perceel zelf. Een kwalitatieve verplichting kan
bijvoorbeeld inhouden dat het perceel niet bebouwd mag worden met een pand hoger dan twee verdiepingen, een
verplichting tot het dulden van kabels en leidingen in de grond of een verplichting om de voorgaande eigenaar niet aan
te spreken wegens schade als gevolg van bodemvervuiling. Deze verplichting geldt dan voor de huidige eigenaar van
het perceel en voor toekomstige eigenaren. Anders dan bij een notariële erfdienstbaarheid, rust een kwalitatieve
verplichting niet op een dienend erf ten behoeve van een nabijgelegen heersend erf, maar uitsluitend op het perceel zelf
ten behoeve van een derde. Het is dus geen recht dat ten behoeve van de eigenaar van een ander stuk grond wordt
gevestigd, maar een verplichting die rust op het perceel waarop het betrekking heeft, ten opzichte van een derde
waarvan het niet vereist is dat deze een buurman is. Bij verkoop van het perceel blijft de kwalitatieve verplichting ten
opzichte van die derde bestaan.
d. Goederenrechtelijke rechten (zakelijke rechten): zij bestaan uit rechten die op goederen rusten en
kenmerken zich door de band die zij vestigen tussen een persoon en een goed en werken tegenover
eenieder (absolute rechten). Dit betekent dat degene aan wie een goederenrechtelijk recht op een
goed toekomt, dit recht kan tegenwerpen aan degene die dit goed onder bijzondere titel krijgt. Het
meestomvattend recht dat een persoon op een zaak kan hebben is de eigendom. Uit dit recht
kunnen beperkte rechten worden afgeleid en hiermee worden bezwaard.

Onroerende en roerende zaken en registergoederen
a. Onroerende zaken, art. 3:3 BW
De grond, de nog niet gewonnen delfstoffen, de met de grond verenigde beplantingen, en de gebouwen
en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met
andere gebouwen of werken.
 Een gebouw of werk is duurzaam met de grond verenigd, indien het naar aard en inrichting
bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. Bij die beoordeling moet worden gelet op de
bedoeling van de bouwer, doch alleen voor zover deze naar buiten toe kenbaar is. De
verkeersopvatting kan als hulpbron in aanmerking worden genomen, doch zij vormt geen
zelfstandige beoordelingsmaatstaf. De technische mogelijkheid om het gebouw of werk te
verplaatsen speelt geen rol.

b. Roerende zaken, art. 3:3 BW
Een zaak die niet vastzit aan de grond, een huis of dergelijke.
 De grond is onroerend. Wat daar geologisch, organisch of door duurzame verenging mee is
verbonden is tevens onroerend. Door het verbreken van de band kan men roerende zaken
krijgen: de delfstoffen, het geoogste gewas, de geplukte vruchten, de omgehakte boom of
weggehaalde lantaarnpaal, de losgemaakte centrale verwarmingsinstallatie enz.

 HR 31 oktober 1997, ECLI:NL:HR:1997: ZC2478 (Portacabin): in dit arrest stond de vraag
centraal of een portacabin, een verplaatsbare containerunit die o.a. kan worden gebruikt voor
huisvesting of als kantoor, als onroerend of roerend kwalificeert. De HR stelt in zijn arrest voorop
dat een gebouw duurzaam met de grond kan zijn verenigd in de zin van art. 3:3 lid 1 BW doordat
het naar aard en inrichting is bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven. Hierbij is niet van belang
dat technisch de mogelijkheid bestaat om het gebouw te verplaatsen. Voorts moet voor het
antwoord op de vraag of een gebouw bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven volgens de HR
worden gelet op de bedoeling van de bouwer voor zover deze naar buiten kenbaar is. Hierbij stelt
de HR degene in wiens opdracht het bouwwerk is aangebracht gelijk met de bouwer van een
gebouw. Daarnaast dient volgens de HR de bestemming van een gebouw om duurzaam ter plaatse
te blijven naar buiten toe kenbaar zijn, hetgeen voortvloeit uit het belang dat de zakenrechtelijke
verhoudingen voor derden kenbaar dienen te zijn. Tot slot kunnen de verkeersopvattingen niet
worden gebruikt als zelfstandige maatstaf voor de beoordeling van de vraag of een zaak roerend of
onroerend is. Echter, de verkeersopvattingen kunnen wél in aanmerking worden genomen in de
gevallen dat in het kader van de beantwoording van de vraag of een zaak roerend of onroerend is,
onzekerheid blijkt te bestaan over of een object kan worden beschouwd als duurzaam met de grond
verenigd, en voor de toepassing van die maatstaf nader moet worden bepaald wat als ‘duurzaam’,
‘verenigd’ en in verband daarmee als ‘bestemming’ en ‘naar buiten kenbaar’ heeft te gelden. De HR
oordeelde dat de portacabin onroerend was door o.a. in aanmerking te nemen dat het reeds op het
perceel van Buys bestaande bedrijfsgebouw visueel d.m.v. een schutting met de portacabin was
verbonden en de portacabin visueel één geheel met de grond vormde doordat de portacabin aan de
onderzijde was voorzien van een (demonteerbare) plint. Daarnaast speelde o.a. mee dat de

, portacabin een aparte ingang had, de portacabin d.m.v. leidingen was aangesloten op het gas-,
water- en elektriciteitsnet en de portacabin een telefoonaansluiting en aansluiting op de riolering
had.
 HR 15 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK9136 (Woonark): de woonark was gezien de
constructie bestemd om op het water te drijven en moest daarom volgens de HR beschouwd
worden als een schip in de zin van art. 8:1 BW. Omdat een schip in het algemeen een roerende zaak
is, is de woonark een roerende zaak. De verbinding van de woonark met de grond door middel van
kabels en aansluiting op nutsvoorzieningen en riolering was in ieder geval onvoldoende om te
kwalificeren als een duurzame vereniging met de grond in de zin van art. 3:3 lid 1 BW. Overigens
is eigenlijk geen voorbeeld bekend wanneer er wel sprake zou zijn van een zodanige bevestiging,
zodat men ervan uit mag gaan dat alles wat drijft in beginsel roerend is.
 HR 24 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO3644 (Havenkranen): in dit arrest gaat het om de
vraag of containerkranen, die zijn geplaatst op rails en daarover kunnen bewegen over een afstand
van maximaal 600 tot 800 meter, onroerende of roerende zaken zijn en waarvoor al dan niet
overdrachtsbelasting verschuldigd is. T.a.v. de havenkranen oordeelde de HR dat deze naar hun
aard en inrichting bestemd waren om duurzaam ter plaatse te blijven ondanks dat zij op een rails
heen en weer bewogen en niet direct contact hadden met de grond daaronder. De havenkranen
kwalificeerden derhalve als een duurzame vereniging met de grond in de zin van art. 3:3 lid 1 BW.
De havenkranen waren daarom onroerende zaken.

c. Registergoederen, art. 3:10 BW
Goederen voor welke overdracht of vestiging inschrijving in daartoe bestemde openbare registers
noodzakelijk is. De categorisering als registergoed is vooral van belang voor de bepalingen over
overdracht en verjaring, afd. 3.4.

Vereisten registergoederen:
1. Er moet een register bestaan waarin de vestiging of overdracht van het goed kan worden
ingeschreven;
2. Dat register moet openbaar zijn;
3. De inschrijving in het register moet voor de vestiging of overdracht constitutief zijn, oftewel die
vestiging of overdracht treedt pas in door de inschrijving.
 Zo zijn zee- en binnenschepen en teboekstaande luchtvaartuigen (roerende) registerzaken, art.
8:199, 790 en 1306 BW. Ook beperkte rechten op al deze zaken zijn registergoederen, art. 3:98
BW.
 Echter, de overschrijving van het kentekenbewijs bij de overdracht van een motorrijtuig is
geen constitutief vereiste (laat men haar na dan is men weliswaar strafbaar, maar de eigendom
is overgegaan door de enkele bezitsverschaffing). Ook merken- octrooi- en kwekersrechten,
aandelen op naam, en vorderingsrechten zijn geen registergoederen.

Bestanddelen, art. 3:4 BW
Bestanddeel is een zaak die niet van een andere – als hoofdzaak te beschouwen – zaak kan worden
losgemaakt zonder aan een der zaken schade van betekenis toe te brengen. Wordt aan dit fysieke
criterium niet voldaan, dan is een onderzoek naar de verkeersopvatting nodig: de algemeen gangbare
opvatting, dat twee of meer zaken met elkaar in zodanig verband staan dat zij samen één zaak vormen.
Bepalend is dus wat men in het algemeen vindt. Het gaat daarbij steeds om de onderlinge verbanden
tussen zaken: zijn zaak en bestanddeel in constructief opzicht specifiek op elkaar afgestemd? Moet de
zaak bij het ontbreken van het bestanddeel als onvoltooid worden beschouwd?

 HR 15 november 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0412 (Dépex/curatoren): Depex heeft in 1987 een
destillatie-installatie onder eigendomsvoorbehoud geleverd aan Bergel t.b.v. een farmaceutische
productie-inrichting. De installatie wordt vervolgens in de fabriek van Bergel geplaatst en in gebruik
genomen. Voordat de koopprijs wordt voldaan, gaat Bergel failliet. Depex vordert de installatie terug
o.g.v. haar eigendomsvoorbehoud. De curatoren van Bergel beroepen zich er echter op dat de installatie
door natrekking bestanddeel is geworden van de fabriek, waardoor Bergel eigenaar is geworden. De
rechtsvraag die in dit kader centraal staat, is of de destillatie-installatie volgens verkeersopvatting
bestanddeel is geworden van de fabriek van Bergel. De HR oordeelde dat wanneer gebouw en
apparatuur in constructief opzicht op elkaar zijn afgestemd, hierin een aanwijzing ligt dat apparatuur en

, gebouw naar verkeersopvatting als één zaak moeten worden gezien. Hetzelfde geldt wanneer het
gebouw uit oogpunt van geschiktheid als fabrieksgebouw bij het ontbreken van de apparatuur als
onvoltooid moet worden beschouwd. Bij het aanleggen van deze laatste maatstaf, zo stelde de HR, komt
het niet aan op de functie welke de apparatuur (eventueel) vervult in het productieproces. Op grond van
deze (strikte) toets oordeelde het hof na terugverwijzing dat Bergel geen eigenaar was geworden van de
inrichting door natrekking en dat Dépex de waterdistillatie-inrichting krachtens het
eigendomsvoorbehoud kon revindiceren onder Bergel.
 Aan het door de HR geformuleerde criterium voldoen bv. wel de ketel van een centrale
verwarmingsinstallatie in de fabriek, in de vloer liggende elektriciteitskabels en de
verlichting van de fabriek.

Zakenrechtelijk volgt het bestanddeel het lot van de hoofdzaak in alle opzichten. Zo komt het bv. te
vallen onder het pand- of hypotheekrecht dat op de hoofdzaak is gevestigd en vervalt het op het
bestanddeel gevestigde zekerheidsrecht van rechtswege.

Natrekking en zaaksvorming
a. Natrekking: een voorwerp verliest zijn zakenrechtelijke zelfstandigheid doordat het bestanddeel
van een andere zaak wordt.
b. Zaaksvorming: er wordt van meerdere voorwerpen, een voorwerp met een geheel nieuwe identiteit
gevormd.
 Hadden de voorwerpen verschillende eigenaren, dan kan de natrekking/zaaksvorming
wijziging in de eigendomssituatie ten gevolge hebben, art. 5:14 e.v. en 20 BW.
Bij roerende zaken kan de natrekking niet worden doorbroken. Hoogstens kan het voorkomen dat geen van de
zaken als hoofdzaak kan worden aangewezen (mede-eigendom, art. 5:14, lid 2 BW). Bij onroerende zaken is
daarentegen een juridische scheiding van de eigendom wel mogelijk. Zo kan een stuk grond worden gesplitst
en kunnen deze stukken verschillende eigenaren hebben. Daarnaast kan een bestaande zakenrechtelijke
eenheid tussen grond en bovenbouw worden doorbroken door het vestigen van een recht van opstal, art. 5:20
jo 101 BW. Zo kan de boom of het gebouw een andere eigenaar hebben dan de ondergrond.

Vruchten
a. Natuurlijke vruchten, art. 3:9, lid 1 BW: sommige zaken werpen vruchten af, bv. als appels van
een boom vallen, het graan geoogst wordt, dieren jongeren krijgen. De vrucht, die eerst een
bestanddeel vormde, wordt door de afscheiding een zelfstandige zaak, lid 4.
b. Burgerlijke vruchten, art. 3:9, lid 2 BW: indien goederen economische vruchten afwerpen, bv. de
periodieke rente uit een vordering, het uit een aandeel voortvloeiende dividend en de huur- of
pachtprijs die een stuk grond opbrengst. Dergelijke vruchten – steeds rechten – krijgen
zelfstandigheid doordat zij opeisbaar worden, lid 4.

Publiekrecht; publiek domein
De eigenaar van een zaak met openbare bestemming (de overheid), heeft t.a.v. die zaak slechts die
bevoegdheden die zich verdragen met de publieke bestemming, art. 3:14 BW. De openbare
bestemming blijkt niet uit de desbetreffende zaak zelf, maar wordt nadrukkelijk aan de zaak gegeven,
bv. door een wet, bestemmingsplan of vormloos.
De positie van de overheid als eigenaar van een openbare weg zal sterk afwijken van de gebruikelijke eigenaarspositie: het
exclusieve gebruiksrecht. Ook zal de overheid op zo’n weg geen recht van erfpacht t.b.v. een particulier kunnen vestigen. Ook
is beslag op de zaak met openbare bestemming niet mogelijk, art. 436 Rv. Wel mogelijk is dat de overheid het ankeren in het
openbaar vaarwater t.b.v. de visvangst verbiedt door de bestemming als vaarwater te eerbiedigen.

Het eigendomsrecht
Eigendom is het meestomvattend recht dat een persoon op een zaak kan hebben, art. 5:1, lid 1 BW.
Rechthebbende is een goederenrechtelijke aanduiding om het meest volledige recht op een goed aan te
geven. Het staat de eigenaar met uitsluiting van eenieder vrij van de zaak gebruik te maken, mits dit
gebruik niet strijdt met rechten van anderen en de op wettelijke voorschriften en regels van
ongeschreven recht gegronde beperkingen (bv. een kapverbod of regels uit de Huurwet) daarbij in acht
worden genomen, lid 2. De bevoegdheden van de eigenaar vormen een eenheid: het staat de eigenaar
niet vrij om zijn recht op te splitsen in bevoegdheden van verschillende aard die dan vervolgens als
zelfstandige rechten worden beschouwd. Het eigendomsrecht kan in beginsel tegenover iedereen

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller shaniquecorn01. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.21. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

73918 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.21  9x  sold
  • (0)
  Add to cart