Art. 6.1 lid 1 IB persoonsgebonden aftrek is de in het kalenderjaar op de belastingplichtige
drukkende persoonsgebonden aftrekposten (onderdeel a) en het gedeelte van de persoonsgebonden
aftrek van voorgaande jaren dat niet eerder in aanmerking is genomen (onderdeel b).
In art. 6.1 lid 2 IB staan de verschillende persoonsgebonden aftrekposten.
Art. 6.1 lid 2 onderdeel a IB | Uitgaven voor onderhoudsverplichtingen
De ratio van de aftrek is dat door het (moeten) doen van dergelijke uitkeringen een verschuiving
optreedt in de draagkracht van degene die de uitkeringen doet naar degene die uitkeringen
ontvangt.
Tegenover de aftrek van de uitkeringen van degene die de uitgaven doet, staat belastingheffing bij
degene die de met de uitgaven gemoeide bedragen ontvangt.
De onderhoudsuitkeringen worden veelal aangemerkt als periodieke uitkeringen en verstrekkingen in
de zin van Afdeling 3.5 en worden als zodanig bij de ontvanger ervan belast.
Een belangrijke categorie onderhoudsverplichtingen wordt gevormd door alimentatie.
Art. 6.3 lid 1 IB onderhoudsverplichtingen zijn:
a. Periodieke uitkeringen en verstrekkingen op grond van een rechtstreeks uit het familierecht
voortvloeiende verplichting, tenzij deze worden gedaan aan bloed- of aanverwanten in de
rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn. Alimentatie-uitkeringen aan eigen kinderen,
broers of zusters en aan personen die tot het huishouden van de belastingplichtige behoren,
zijn dus niet aftrekbaar.
Dit artikellid vormt het spiegelbeeld van art. 3.101 lid 1 onderdeel b IB op grond waarvan
dergelijke periodiek uitbetaalde alimentatie-uitkeringen worden belast bij de
alimentatieontvanger.
b. Afkoopsommen van de alimentatie-uitkeringen, mits deze worden gedaan aan de gewezen
echtgenoot.
d. Ex-partner is doorgeefluik: art. 6.7 lid 1 IB. Betaling van een vervangende afkoopsom is ook
aftrekbaar. Niet aftrekbaar is de is de afkoopsom in de vorm van de overdracht van een
bestaande lijfrentepolis waarvoor al premieaftrek is geweest (art. 6.4 lid 2 IB). Wel aftrekbaar
is de afkoop in de vorm van een daartoe nieuw afgesloten lijfrente: art. 6.6 IB.
Art. 6.1 lid 2 onderdeel d IB | Uitgaven voor specifieke zorgkosten
Op grond van art. 6.16 IB kunnen specifieke zorgkosten in aanmerking worden genomen indien de
uitgaven zijn gedaan voor de belastingplichtige zelf, zijn partner, zijn jonger dan 27-jarige kinderen,
tot zijn huishouden behorende ernstig gehandicapte personen van 27 jaar en ouder en bij de
belastingplichtige inwonende zorgafhankelijke ouders, broers of zusters.
art. 20 lid 1 UBIB: wat is ernstig gehandicapt?
art. 20 lid 2 UBIB: wat is zorgafhankelijk?
In art. 6.17 IB staan de verschillende soorten specifieke zorgkosten wegens ziekte of invaliditeit.
Op grond van art. 6.19 IB kunnen de uitgaven voor specifieke zorgkosten in bepaalde gevallen
worden verhoogd. Het ophogingspercentage is 113, maar alleen voor degenen die op 1 januari 2016
de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Het ophogingspercentage voor belastingplichtigen
die de pensioengerechtigde leeftijd op die datum nog niet hebben bereikt is aanmerkelijk lager, te
weten 40. De verhogingen vinden echter alleen plaats voor zover het verzamelinkomen niet hoger is
dan € 34.130.
De verhoging is niet van toepassing op uitgaven voor genees- en heelkundige hulp en voor
reiskosten ziekenbezoek.
1
, In geval van fiscaal partnerschap worden ter bepaling van de verhoging de uitgaven voor
specifieke zorgkosten, bedoeld in art. 6.17 lid 1 onderdeel b-g IB van beide partners bij elkaar
opgeteld. Hetzelfde geldt voor het verzamelinkomen. Het ophogingspercentage van 113
geldt zodra één van de partners bij het begin van het kalenderjaar 65 jaar is.
Drempel
Uitgaven voor specifieke zorgkosten in de zin van art. 6.17 IB, inclusief het bedrag van de verhoging
op grond van art. 6.19 IB, zijn slechts als persoonsgebonden aftrek aftrekbaar voor zover deze een
bepaald drempelbedrag te boven gaan. De drempelbepaling is opgenomen in art. 6.20 IB.
Voor 2017 geldt dat specifieke zorgkosten, inclusief verhoging slechts aftrekbaar zijn voor zover deze
samen meer bedragen dan:
€ 131 als het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek niet hoger
is dan € 7.647;
1,65% van het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek indien dat
inkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek meer bedraagt dan € 7.647, doch
niet meer dan € 40.296.
De som van 1,65% van € 40.619 en 5,75% van het gedeelte van het verzamelinkomen vóór
toepassing van de persoonsgebonden aftrek dat € 40.619 te boven gaat.
Aan de drempel is geen maximum gebonden. Indien de belastingplichtige gedurende het gehele jaar
een partner heeft, worden de uitgaven voor specifieke zorgkosten samengeteld. De hiervoor
aangegeven bedragen voor de bepaling van de drempel worden dan verdubbeld (art. 6.20 lid 2 IB).
Art. 6.1 lid 2 onderdeel e IB | Weekenduitgaven voor gehandicapten
Het betreft een fiscale voorziening voor extra uitgaven die door een belastingplichtige worden
gedaan om zijn of haar ernstig gehandicapt kind, broer of zuster van 21 jaar of ouder, die doorgaans
in een inrichting verblijft, thuis te verzorgen tijdens weekends en vakantie.
Het gaat meestal om uitgaven door de ouders.
De mentor en de curator van de gehandicapte hebben ook recht op de aftrek.
Hetzelfde geldt voor broers en zussen.
Aan het af te trekken bedrag is geen minimum of maximum gesteld.
De uitgaven behoren tot de zogenoemde gemeenschappelijke inkomensbestanddelen van
art. 2.17 IB. Partners kunnen dus onder bepaalde voorwaarden zelf kiezen bij wie van hen de
uitgaven in een bepaald kalenderjaar in aanmerking worden genomen.
Art. 6.26 IB en art. 40 URIB af te trekken bedragen
Art. 6.1 lid 2 onderdeel f IB | Scholingsuitgaven
Art. 6.27 lid 1 IB uitgaven van de belastingplichtige voor een door hemzelf gevolgde opleiding of
studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning.
Het gaat hierbij zowel om scholingsuitgaven die ten doel hebben het bestaande kennis- en
opleidingsniveau van de belastingplichtige in stand te houden, zodat deze in staat is om zijn
inkomenspositie te handhaven, als om scholingsuitgaven die ten doel hebben zijn bestaande
kennis- en opleidingsniveau te verhogen, zodat deze in staat is zijn financiële situatie te
verbeteren.
Uitgaven voor een opleiding of studie die wordt gevolg als hobby of uit persoonlijke interesse
kunnen niet als scholingsuitgaven in aanmerking komen.
Ook als uitgaven in een te ver verwijderd verband staan met het verwerven van inkomen uit
werk en woning kan er geen aftrek als scholingsuitgaven worden geclaimd.
Scholingsuitgaven zijn slechts aftrekbaar als het gaat om:
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tax-student. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.26. You're not tied to anything after your purchase.