100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Adaptatie en welzijn practica 1-3 (extra: zelfstudie domesticatie) $4.30   Add to cart

Summary

Samenvatting Adaptatie en welzijn practica 1-3 (extra: zelfstudie domesticatie)

 69 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van de practica (incl. zelfstudie) van het tweedejaars vak Adaptatie en welzijn in de bachelor Diergeneeskunde. Extra ook nog de zelfstudie domesticatie. Ook verkrijgbaar in bundel! Inhoud: - Practicum 1: Het gedrag van varkens - Practicum 2: Gedragsdiagnostiek proefdieren - Practicu...

[Show more]

Preview 5 out of 16  pages

  • July 13, 2019
  • 16
  • 2017/2018
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting PR Adaptatie & Welzijn Iris Schoonderwaldt



Practicum 1: Het gedrag van varkens

Zelfstudie
Gedrag van varkens
Algemeen
Wanneer huisvarkens in een groot terrein worden gehouden tonen ze een sociale structuur die erg
lijkt op die van wilde zwijnen. Groepen zeugen met een duidelijk hiërarchie bewonen tezamen met
jonge dieren een meer of minder groot leefgebied. Vreemden worden geweerd, terwijl de beren
solitair zijn, dat wil zeggen buiten de voortplantingsperiode maken deze geen deel uit van de groep
zeugen. Net als wilde zwijnen maken huisvarkens slaapnesten, terwijl kort voor het werpen van de
biggen een nest voor de komende toom jongen wordt gebouwd. De opgroeiende tomen gaan
geleidelijk aan vermengen, waardoor één groep biggen ontstaat, verzorgd en beveiligd door de
zeugen. Wanneer deze biggen de volwassenheid bereiken verlaten ze de grote groep. In ieder geval
geldt dit voor beren. Al wroetend wordt alles wat eetbaar is opgespoord en geconsumeerd. Dit
foerageren is een gezamenlijke en synchrone activiteit van alle groepsdieren.
Het is vooral Stolba die naar het gedrag van huisvarkens onder extensieve omstandigheden heeft
gekeken en daaruit een stalsysteem afleidde, waarin als het ware natuurlijke functies van het terrein
geminiaturiseerd terugkeerden. Hij noemde zijn ontwerp het familiesysteem, waarvan de
kenmerkende eigenschappen zijn dat in het hok een aantal gebieden zijn te onderscheiden, die ieder
een eigen functie hebben (voor nestbouw, vreten, wroeten, mesten). In elk hok bevindt zich een
zeug met opgroeiende biggen, die bij de zeug blijven totdat ze slachtrijp (als mestvarkens) worden
afgeleverd. Telkens zijn 4 van deze hokken op elkaar aangesloten. Opvallend was dat in dit systeem
de zeug nog tijdens de lactatieperiode berig werd en gedekt kon worden. Stolba kwam op deze
manier tot 2.3 tomen per zeug per jaar wat een formidabel aantal is.

Eetgedrag
Zoals gezegd, wanneer varkens zelf hun kostje moeten opscharrelen doen ze dat al wroetend. Tot dit
doel bezitten deze dieren een zeer gespecialiseerd orgaan, de wroetschijf. Evenals bij vele andere, zo
niet alle andere, diersoorten is het bij varkens niet onbelangrijk op welke wijze voer verkregen wordt.
Wroeten is daarbij een essentieel programmaonderdeel. Het is in dit verband ook nuttig eraan te
herinneren, dat bijvoorbeeld bij ratten is aangetoond dat deze dieren, indien voor de keus gesteld,
een uitgesproken voorkeur hebben voor voer waarvoor "gewerkt" moet worden boven voer dat
"voor niets" wordt aangeboden. Er zijn goede redenen aan te nemen, dat soorteigen
voeropnamegedrag de vertering en verdere verwerking van het opgenomen voedsel optimaliseert.
Dat het uitvoeren van wroetgedrag niet zonder betekenis is blijkt ook in situaties, waarin voor de
opname van voer wroeten overbodig is. Als het hok van de dieren bovendien geen materiaal bevat,
waarin gewroet kan worden (waarbij ook exploratieve doelen worden gediend), dan kan dit
wroetgedrag na enige tijd op vervangende objecten (zoals hokgenoten) worden gericht (omgericht
gedrag). Dit bewroeten van hokgenoten kan de inleiding zijn tot het elkaar ernstig beschadigen aan
oren en staart. Dit beschadigde gedrag (staartbijten) vindt onder andere zijn oorsprong in omgericht
eet- en exploratiegedrag.
Wanneer varkens in groepen leven, is een opvallende eigenschap dat ze in de regel synchroon eten.
Deze wijze van eten is karakteristiek voor dieren met een sterke sociale structuur. Naar alle
waarschijnlijkheid is de onmogelijkheid synchroon te eten een voorname oorzaak van
gedragsproblemen in de groepshuisvesting (met één voerstation) van drachtige zeugen. Zo is het
voor een individuele zeug uit zo'n groep een welhaast onmogelijke opgaaf op de anderen te moeten
wachten als deze op haar beurt aan het vreten zijn in het éne voerstation. Een groepshuisvesting van
zeugen vraagt om plaatsen waar synchroon gegeten kan worden (eventueel gaat dat via de
aanbieding van ruwvoer elders in de stal). Het zogenaamde klingbijten lijkt nauw verbonden te zijn
met de aanwezigheid van maar één voerstation in een wat grotere groep (enige tientallen) zeugen.

1

,Samenvatting PR Adaptatie & Welzijn Iris Schoonderwaldt


Het is tot slot nuttig eraan te herinneren, dat varkens van nature hygiënisch zijn: in hun leefgebied
zijn specifieke mestplaatsen. Om deze eigenschap zo voordelig mogelijk in de praktijk te realiseren
moeten hokken ruimte hebben voor zulke mestplaatsen. Bovendien moeten varkens in hun vroege
jeugd van de zeug kunnen leren (overnemen), dat in de kraamstal een speciaal deel als mestplaats
functioneert.

Sociaal gedrag
1. Voortplanting
Huisvarkens zijn op de leeftijd van 6-8 maanden geslachtsrijp. De beren zijn dan dagelijks bereid tot
seksueel gedrag, de zeugen eenmaal (1-2 dagen) in de 3 weken. Berige zeugen tonen op de
oestrusdag proceptief gedrag: ze zijn onrustig, tonen de stareflex en urineren veel wanneer een beer
in de buurt is.
Voorafgaande aan de ejaculatie - de bijbehorende copulatie kan 10-15 min. duren - produceert de
beer herhaaldelijk urine en stoot tegen de flank van de zeug. Ondertussen vormt hij veel speeksel,
dat schuimig in zijn bek staat. In dit speeksel bevinden zich androgene steroïden, waarvan de geur als
een feromoon de stareflex van de zeug versterkt.
Hemsworth en collega’s toonden aan, dat het baltsgedrag van de beer en met name het
"neusporren" in de flank van de zeug de bevruchtingskans van de paring verhoogt. Bovendien
vergroot het hele baltsgedrag ook de latere toomgrootte. Paringsgedrag is dus niet alleen een
kwestie van insemineren, maar ook van een daarbij behorend soortspecifiek ritueel, wil een optimale
reproductie worden bereikt. Een goede voortplanting (hoge bevruchtingskans, flinke worpgrootte) is
voor een belangrijk deel ook afhankelijk van de opgroeicondities. Soede en collega’s vonden
bijvoorbeeld dat gelten die in groepjes van twee opgroeien een beduidend betere bevruchtingskans
meebrengen dan gelten die afzonderlijk zijn opgegroeid.
De zojuist genoemde Hemsworth toonde dat de omvang van het door de beer getoonde baltsgedrag
afhankelijk is van zijn opgroeicondities. Worden de beertjes na het spenen (leeftijd 3 weken) apart
gezet totdat ze 7 maanden oud zijn, dan blijken deze dieren veel minder baltsgedrag te tonen dan in
groepsverband opgegroeide dieren. Dit verschil blijft, ook al paren deze geïsoleerd opgegroeide
dieren later heel wat keren met zeugen. Blijkbaar wordt bij beren in de vroege jeugd ervaring
opgedaan die bepalend is voor de aard en kwaliteit van hun latere seksuele (sociale) gedrag. Er zijn
goede aanwijzingen, dat zoiets ook geldt voor het agonistische gedrag. Uit het onderzoek van
Schouten kwam naar voren, dat het z.g. onrustgedrag van mestvarkens (sabbelen aan elkaar,
ongedurig zijn) voor een belangrijk deel bepaald wordt door de opgroeicondities in de eerste
levensweken. Dieren die in een gangbare kraamkooi (opp. 3,5 m2, geen stro, aangebonden zeug)
opgroeiden bleken hun hele leven ongeduriger dan varkens, die in ruimere kraamhokken met stro en
een vrije zeug groot gebracht werden (spenen bij 5 weken leeftijd). Deze verschillen in
kraamhokcondities waren ook niet zonder betekenis voor de ontwikkeling van het agonistische
gedrag. Biggen opgegroeid in praktijkkraamhokken bleken minder goed in staat op latere leeftijd
normaal vecht- en vooral dreiggedrag te tonen. Willen we de condities voor de groepshuisvesting van
zeugen zo goed mogelijk maken, dan horen daar blijkbaar ook eisen bij die aan de inrichting van het
kraamhok moeten worden gesteld.

2. Agonistisch gedrag
Zoals gezegd zijn varkens, vooral de vrouwelijke dieren, sociaal. Dat betekent dat ze met elkaar een
sociale structuur ontwikkelen die bepaald wordt door onderlinge wisselwerkingen. Een belangrijk
onderdeel daarvan wordt gevormd door het agonistische gedrag: een mengeling van aanvallen,
vluchten en dreigen. Dit gedrag bestaat bij volwassen varkens voornamelijk uit dreigen en slaan met
de koppen: beschadigend bijten behoort tot de uitzonderingen en kan verwacht worden bij dieren
die een abnormale jeugdperiode (zonder spel) doormaakten. Het resultaat van dit agonistische
gedrag is, dat de volwassen dieren van een groep niet alleen elkaar nauwkeurig kennen, maar ook
een onderlinge rangorde ontwikkelen die door iedere deelnemer van de groep wordt gerespecteerd.
Zo ontstaat een stabiele groep, waarin stress (onzekerheid) tot een minimum is gereduceerd.

2

,Samenvatting PR Adaptatie & Welzijn Iris Schoonderwaldt


Een belangrijke eis die aan de huisvesting van zo'n groep varkens moet worden gesteld is, dat de
dieren zich ook aan elkaar kunnen onttrekken: bij varkens kunnen dat simpele voorzieningen zijn,
waarin de eigen kop verborgen wordt.
Deze rangorde regelt niet alleen een voorspelbare verdeling van schaarse middelen (voorrang bij
voerplaats et cetera.), maar heeft ook invloed op bijvoorbeeld de ziektegevoeligheid der dieren.
Tot slot moet opgemerkt worden, dat de sociale structuur van een groep varkens niet alleen door
agonistische factoren, maar ook door vriendschappelijke contacten in stand wordt gehouden. We
weten daar nog weinig van, maar naar alle waarschijnlijkheid spelen daarbij individuele voorkeuren
en afkeren een belangrijke rol. Onderzoek op dit punt is nog maar nauwelijks gestart.

3. Maternaal gedrag
Evenals de wilde voorouder besteedt de drachtige zeug veel tijd aan nestbouwgedrag op de dag voor
het werpen. Aangebonden drachtige zeugen tonen op deze dag zeer veel onrustgedrag en
aangenomen mag worden dat hierdoor haar welzijn zeer gestoord wordt. Op de partusdag worden
de biggen met regelmatige tussenpozen geboren, waarbij de eerstgeborenen al veel uiercontact
hebben gehad vóórdat de laatste van de toom ter wereld komt. Gedurende de eerste 6 uren wordt
er zeer onregelmatig doch frequent door de aanwezige biggen gezogen. Dit verandert hierna in echte
zoogbeurten, waarin alle dieren tezamen aan de uier zuigen: iedere big bij zijn eigen tepel.
In de eerste 3 levensdagen (maar vooral op de eerste dag al) spelen zich agressieve interacties af om
het bezit van één bepaald tepelpaar (links + rechts); na deze eerste 3 dagen staat de verdeling
nagenoeg vast. In de eerste levensweken treden ook de eerder genoemde agonistische interacties
op, die niet zozeer met het tepelbezit te maken hebben, als wel met de ontwikkeling van normaal
agonistisch gedrag en de rangorde der dieren binnen de toom.
Voor een normale zoogbeurt worden de biggen vaak opgeroepen door knorgeluiden van de zeug. De
biggen verzamelen zich dan ieder bij hun eigen tepel en gaan daaraan sabbelen en masseren. Deze
masseerfase (duur 2-3 min.) wordt gevolgd door een verhoogde frequentie van de knorgeluiden van
de zeug. In deze periode laat de zeug haar melk schieten gedurende zo'n 20 sec. en zie je de biggen
langzaam zuigen. Deze korte periode wordt dan weer gevolgd door een periode van masseren (enige
minuten). De pre-massagetijd bevordert de kans dat alle biggen ter plekke zijn, wanneer de melk
wordt losgelaten. De na-massage kan grote invloed hebben op de activiteit van de betrokken tepel.
Onder vrije omstandigheden kan de zeug haar biggen heel wat weken zogen, waarbij we niet moeten
vergeten dat deze biggen na enkele weken toch ook al flink wat voedsel zelf opscharrelen. Een
verantwoorde speenleeftijd in de praktijk is 4-5 weken. Dit spenen is een veel stress-oproepende
gebeurtenis, waarbij het best de zeug verwijderd kan worden en de biggen op de vertrouwde plaats
blijven. Van dit spenen (en het overgaan op ander voedsel) hebben die biggen de meeste last, die tot
de speendatum nog sterk op moedermelk waren aangewezen (dominerend aan de uier).

Onder omstandigheden waarin de zeug zich vrij kan bewegen en een nest kan maken komt het
zogenaamde doodliggen van de biggen praktisch niet voor.

Powerpoint
Natuurlijk gedrag
Het gedrag dat een dier vertoont in zijn natuurlijke omgeving. Sommige onderdelen van het
natuurlijk gedragsrepertoire zijn zo belangrijk en belonend voor een dier dat het die gedragingen
onder alle omstandigheden wil blijven uitvoeren, bijv. wroeten en scharrelen of spelgedrag bij jonge
biggen.




3

,Samenvatting PR Adaptatie & Welzijn Iris Schoonderwaldt



Problemen in de houderij
 Staartbijten/staartzuigen
o Door het te vroeg en abrupte spenen ontstaat omgericht gedrag (zuigbehoefte m.n.
naar anderen). Door het ontbreken van substraat voor wroeten en foerageren
ontstaat omgericht gedrag.
o Tegen te gaan door:
 Kooiverrijking (bijv. ketting, bal)
 Voer los op de grond strooien
 Bedding van stro of zaagsel
 Staartcouperen (verboden in EU per 2018)
 Tandenknippen (verboden in EU sinds 2009)
 Agressie
o Door de plotselinge overgang van een bekende toom met zeug naar een groep
samengesteld uit biggen van twee of meer tomen ontstaat agressie. In de natuur
bestaan er stabiele familiegroepen. Door gebrek aan spelgedrag (wegens te weinig
ruimte) is de omgang met agressie niet goed geleerd.
o Tegen te gaan door:
 Extra ruimte om spelgedrag te stimuleren
 Afleiding door kooiverrijking
 Spenen geleidelijker en minder stressvol
 Mogelijkheid om uit elkaars zicht te gaan (door bijv. schotjes o.i.d.)
 Zo min mogelijk ruimte geven (bijv. tijdens transport)
 Doodliggen
o Geen ligceremonie in de houderij door gebrek aan ruimte, rust en de mogelijkheid
tot nestbouw
o Tegen te gaan door:
 Meer ruimte en rust in de stallen
 Het gebruik van een kraamhok

Ethologische methoden
 Ethogram:
o Nauwkeurige beschrijving van het gedragsrepertoire van een diersoort.
o Bestaat uit:
 Gedragscategorieën (bijv. comfortgedrag, sociaal gedrag)
 Gedragselementen (basiseenheid)
 Protocol:
o M.b.v. een ethogram gedurende een bepaalde tijd het voorkomen van
gedragselementen kwantitatief en ondubbelzinnig registreren

 Sampling methode (wie en wat)
o Focal animal: protocolleren van één herkenbaar subject
o Scan: protocolleren van meerdere subjecten in vaste volgorde (op momenten van
een specifiek interval)
 Recording animal methode (hoe lang en wanneer)
o Continu: registratie van ieder gedragselement compleet met start- en eindtijd
(frequentie en duur), vaak m.b.t. focal animal
o Instantaneous (point- óf intervalsampling): registratie alléén op momenten met een
specifiek interval, vaak m.b.t. meerdere individuen van een groep




4

, Samenvatting PR Adaptatie & Welzijn Iris Schoonderwaldt


o One-zero: registreren welke gedragspatronen zijn voorgekomen in het voorgaande
interval. Je geeft een gedrag score 0 als het niet wordt gezien, of al begon vóór het
interval en tijdens het interval stopt. Je geeft een gedrag score 1 als het begint in het
interval of vóór het interval begon maar wel tijdens het gehele interval doorgaat.

Methode van practicum: scan sampling methode
Er wordt onderscheid gemaakt tussen:
 Inactief gedrag (I)
 Actief niet-sociaal gedrag (A)
 Actief sociaal gedrag (S)
 Exploratie van de reeds in het thuishok aanwezige oude verrijking (kettingen, bijtstaven) (OV)
 Exploratie van de door ons aangeboden nieuwe verrijking (bal, voer op vloer) (NV)

Documentaire: Free range pigs
Het normale leefpatroon van varkens is heel anders dan de manier waarop varkens nu worden
gehouden. In het wild lopen ze de hele dag buiten rond, maar nu worden ze alleen maar binnen in
kleine hokken gehouden.

In het wild bestaat een groep uit een aantal zeugen en hun jongen. Ze wroeten om voedsel te vinden.
Het grootste deel van de dag zijn ze bezig met het zoeken van voedsel.
Op warme dagen houden de varkens zich koel door in modder en water te liggen.

In het wild bouwen zeugen een biggennest om in te bevallen. Hierna vinden de biggen de kortste
route naar de spenen. Binnen drie dagen heeft elke big zijn eigen speen. De eerste dagen na de
bevalling blijven de biggen in het nest. De zeug verlaat het nest soms kort om eten te zoeken, maar
ze blijft in de buurt van het nest.
In de huidige houderij is doodliggen een groot probleem. In het wild voorkomt de zeug dit door
neuscontact te maken met de biggen, en de biggen bij haar hoofd te roepen. Zo blijven ze weg van
haar lichaam. De zeug kan dan voorzichtig gaan liggen. Hierna masseren de biggen met hun neus de
speen om de melkflow te stimuleren. Deze duurt per keer maar 20 seconden.
Na een paar dagen verlaten de biggen voor het eerst het nest. Ze zijn erg nieuwsgierig, maar eten
nog niks wat ze vinden.
Vanaf twee weken worden ze meegenomen naar de groep, waar ze in het gemeenschappelijke nest
worden ondergebracht. Door snuitcontact leren ze elkaar kennen. Biggen spelen veel. Dit is
belangrijk voor sociaal contact, maar ook voor het ontwikkelen van de coördinatie.

In het wild gaat het spenen heel geleidelijk, op een leeftijd van ongeveer 17 weken. Dit is dus veel
later dan in de huidige houderij (4 weken). Het spenen gebeurt doordat de zeug opstaat en wegloopt
als de biggen willen drinken.

Als twee beren elkaar ontmoeten maken ze zich groot en draaien ze naar opzij. Zo kan de andere
beer zien hoe groot zijn tegenstander is.
Door feromonen kan de beer de zeug stimuleren om in oestrus te komen. De beer volgt de zeug tot
ze urineert. Hij dan ruiken of ze in oestrus is. Is ze dit niet, dan stopt hij meteen haar te volgen.




5

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller irisschoonderwaldt. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.30. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

76462 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.30  1x  sold
  • (0)
  Add to cart