Dit document bevat een samenvatting van periode 1 kerntaak 5, onderzoekend handelen. Hiermee heb ik zelf een 8.5 gehaald. Alle voorbereidingen en inhoud van de lessen staan hierin. Ook de leerdoelen van de lessen staan erbij. De kernbegrippen hebben een kleurtje, wat het document overzichtelijk maa...
Kerntaak 5; onderzoekend handelen
Werkgroep 1
De student heeft een begrip van wat ‘denken’ is, zodanig dat hij/zij actief en met
voorbeelden kan bijdragen aan een inhoudelijke uitwisseling over dit thema, waarbij
volgende aspecten kunnen worden betrokken:
- spontaniteit, beperkingen in controle en bijvangst
- waarheid, interpretatie, vertekening, biases (selectief waarnemen)
- het verschil tussen brain en mind
- false consensus effect
Voorbereidingsopdracht 1:
Onderzoekend handelen is belangrijk in het verpleegkundig vak, omdat je hierdoor je
patiënten kunt helpen en voor je patiënten duidelijk kan maken wat je gaat doen en
waarom je die bepaalde handeling uitvoert.
Voorbereidingsopdracht 2:
Denken doet iedereen, maar iedereen denkt anders. Je kan niet weten hoe de ander
denkt. Mensen zijn geen goede denkers in vergelijking tot computers en dieren, maar
wij hebben wel een betere intuïtie.
Het False Consensus Effect houdt in dat je een verkeerd beeld hebt van hoeveel mensen
een idee leuk vinden en juist niet leuk vinden. Dit komt doordat je alleen de mening van
je omgeving weet en niet van al die andere mensen die niet uit je omgeving komen.
Voorbereidingsopdracht 3:
Het actieve brein veroorzaakt soms een ‘bijvangst’. Bijvoorbeeld; ‘heb ik het gas wel
uitgedraaid?’ of ‘Heb ik de deur wel op slot gedaan?’
Je brain is een orgaan, het is tastbaar en je kunt er onderzoeken naar doen.
Je mind is onzichtbaar, je kunt het niet aanraken en het heeft meer met denken te maken.
Werkgroep 2
Ten behoeve van deze werkgroep bereid je je voor door het maken van een aantal
voorbereidingsopdrachten. Tijdens de werkgroep staan de volgende doelen centraal:
De student kan de volgende denkwijzen benoemen en herkennen:
- technisch analytisch denken, empathisch denken, irrationeel denken, type 1 en
type 2 denken.
- De student is in staat om voorbeelden te genereren van bovenstaande
denkvormen.
- De student weet wat priming is en kan dit herkennen.
Voorbereidingsopdracht 1:
Bij type 1 denken gaat het meer over je 1e indruk. Het is het snelle denken. Valkuil
hierbij is dat je met te weinig informatie te snel conclusies gaat trekken waar je je aan
vast gaat houden.
Bij type 2 denken ga je dieper nadenken. Dit kost inspanning en je gaat redeneren en
reflecteren. Het denken gaat langzaam, stapsgewijs en zorgvuldig. Je gebruikt je hele
werkgeheugen bij dit type denken. Iedereen kan dit, maar je moet het oefenen, want het
zit niet in je systeem.
Kritisch denken betekent dat je redeneert en reflecteert voordat je een standpunt
inneemt, of besluit hoe te handelen en dat je kunt verklaren waarop dat standpunt/besluit
is gebaseerd. (helder, precies, logisch en consistent zijn in denken. Zoeken naar
voldoende bewijs. Rekening houden met wat wel/niet bekend is. Vrij van vooroordelen)
, Voorbereidingsopdracht 2:
Technisch analytisch denken: probleemoplossend denken. Je maakt een duidelijk
onderscheid tussen hoofd- en bijzaken, symptomen en oorzaken en tussen feiten en
opvattingen. Je bekijkt een probleem of vraagstuk vanuit verschillende invalshoeken.
Voorbeeld; als je de trein hebt gemist kan je wachten op de volgende trein en daardoor te
laat komen. Je kan ook kijken of je er met bussen sneller bent of een andere treinroute
nemen waardoor je misschien toch nog op tijd kunt komen.
Empathisch denken/empathisch vermogen: het vermogen om je in te leven in de
gevoelens of gedachten van andere mensen. Dit doe je door goed te luisteren naar
anderen en hun emoties proberen te begrijpen. Jezelf zoveel mogelijk proberen te
verplaatsen in de ander en behandelt hem/haar ook zoals je zelf behandelt wilt worden.
Je moet zoveel mogelijk oppikken en op reageren.
Voorbeeld; een medestudent zegt iets waar jij ander over denkt. Je zegt dan ‘ik denk dat ik
een andere mening heb, maar ik hoor graag wat jij hierover verder te zeggen hebt’. Je wilt
je dus wel inleven en erachter komen wat de ander te vertellen heeft en je toont interesse.
Irrationeel denken: denken op basis van je gevoel, mening en ervaring. Je doet dingen
zonder je verstand te gebruiken.
Voorbeeld; als je heel hard je teen stoot dan reageer je daarop met vloeken en schreeuwen.
Dat is irrationeel. Als je netjes zegt ‘Au, dat deed pijn’ en over je reactie nadenkt, dan is dat
rationeel. Mensen willen door iedereen aardig gevonden worden. Ze vergeten dat dit niet
kan: smaken verschillen nu eenmaal.
Priming: woorden, beelden, geuren activeren bepaald gedrag. Bewuste aandacht is niet
altijd nodig. Veel gedrag verloopt automatisch. Je gedachte wordt beïnvloed door de
omgeving.
Werkgroep 3
Ten behoeve van deze werkgroep bereid je je voor door het maken van een aantal
voorbereidingsopdrachten. Tijdens de werkgroep staat het volgende doel centraal:
De student weet wat een drogredenering is en kan deze herkennen:
- Overhaaste generalisatie
- Onjuist oorzakelijk verband
- Onjuist beroep op autoriteit
- Vals dilemma.
Voorbereidingsopdracht 1:
Cognitieve illusie: de waarheid die je zelf vormt. Je denkt dat je alles al weet maar het
kan gebeuren dat je hierdoor een verkeerde aanname maakt.
Voorbereidingsopdracht 2:
Drogredenering: een onjuiste aanname met een onjuiste beredenering.
Overhaaste generalisatie: een algemene uitspraak doen over een groep of fenomeen op
basis van slechts één of enkel waarnemingen.
Voorbeeld; Mijn tante laat haar tieners altijd Red Bull drinken. ‘Zie je wel dat alle tieners
dagelijks Red Bull drinken.’
Onjuist oorzakelijk verband: er wordt een link gelegd tussen twee zaken die misschien
wel waar zijn, maar waartussen geen oorzakelijk verband bestaat.
Voorbeeld; Scheidingen van ouders leiden tot kinderen met overgewicht.
Onterecht beroep op autoriteit: ten onrechte iemand geloven die een bepaalde autoriteit
heeft.
Voorbeeld; in de reclame droeg de man een witte doktersjas dus het middel werd meer
verkocht.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jaelklijn06. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.43. You're not tied to anything after your purchase.