Alle 40 toetsdoelen van de toetsmatrijs zijn grondig uitgewerkt in deze samenvatting. Dit zijn de toetsdoelen voor de kennistoets van beroepssituatie 11 & 12. De toetsdoelen zijn uitgewerkt vanuit hoorcolleges, lesstof, voorbereiding en lesboeken. Je kan het met 89 pagina's meer een concreet leerbo...
Toetsmatrijs integrale kennistoets periode 4
VBS11&12 beroepssituatie 11 en 12
1. kan de regulatie van de bloeddruk door de nieren uitleggen en de rol van het Renine
Angiotensine Aldosteron Systeem (RAAS) hierbij verklaren
Het renine-angiotensine-aldosteron systeem (RAAS) is een complex systeem waarmee het lichaam de
bloeddruk en de hoeveelheid circulerend vocht en elektrolyten regelt. Wanneer de bloeddruk, de
hoeveelheid circulerend bloed of de natriumconcentratie daalt gaan de nieren renine uitscheiden. De
lever produceert angiotensine. Renine zet angiotensine om in angiotensine I. Het angiotensine
converting enzyme (ACE) zet angiotensine I vervolgens om in angiotensine II. Angiotensine II heeft
een vaatvernauwende werking, zorgt voor de afgifte van ADH en zorgt ervoor dat de bijnierschors
aldosteron gaat afscheiden. Het gevolg is bloeddrukstijging, het vasthouden van natrium en water in
de nieren en een toename van kaliumuitscheiding.
Het antidiuretisch hormoon (ADH) zorgt voor een afname van diurese, oftewel vorming van urine
door de nieren. ADH wordt aangemaakt in de hypothalamus en via de hypofyseachterkwab
afgegeven in het bloed. ADH wordt afgegeven als het lichaam te weinig water bevat. Prikkels die de
afgifte ADH veroorzaken zijn een stijging van de concentratie angiotensine II en een lage bloeddruk.
Osmoreceptoren in de hypothalamus registreren een stijging van de osmotische waarde. Dit komt
doordat er minder water in het lichaam zit, waardoor de concentratie opgeloste deeltjes hoger is. De
osmoreceptoren stimuleren de productie van ADH. Het doel orgaan van het antidiuretisch hormoon
zijn de nieren. Het zorgt voor een grotere doorlaatbaarheid van water in de distale tubulus contortus
en de verzamelbuis. Hierdoor wordt er meer water gereabsorbeerd terug het lichaam in. Daarnaast
zorgt ADH ook voor een dorstgevoel. Als er veel ADH in het lichaam is, wordt er veel water
gereabsorbeerd. Hierdoor is er weinig urine en ziet deze geconcentreerd.
Aldosteron is het belangrijkste mineralocorticoïde en wordt geproduceerd in de bijnierschors. Het
zorgt er met name voor dat natrium wordt vastgehouden in het lichaam, door te voorkomen dat het
uitgescheiden wordt. Aldosteron is in de nieren werkzaam in de distale tubulus en de verzamelbuis.
Hier zorgt het voor de terugresorptie van natrium en uitscheiding van kalium. Wanneer er meer
natrium wordt vastgehouden in het lichaam, stijgt de osmotische waarde en houdt het lichaam meer
water vast. Daarnaast verhoogt aldosteron de gevoeligheid van zoutreceptoren op de tong, hierdoor
krijg je meer trek in zout. De prikkel om aldosteron af te geven komt door stijging van angiotensine II,
lage bloeddruk, laag natriumgehalte of een hoog kaliumgehalte. Als de kaliumconcentratie te hoog
is, wordt aldosteron geproduceerd om dit uit te scheiden.
Atriale natriuretische peptide (ANP) werkt tegenovergesteld aan ADH en aldosteron. ANP wordt
afgegeven door de hartspiercellen van het rechteratrium, hier komen de grote venen van het hart
binnen. Als deze hartspiercellen op rek komen doordat het bloedvolume dat het atrium binnen komt
te groot is, worden ze gestimuleerd om ANP af te geven. ANP wordt dus afgegeven bij overvulling of
hypertensie in het rechteratrium. ANP bevordert de uitscheiding van natriumionen en dus ook water
via de nieren. Het remt de afgifte van renine, ADH en aldosteron. Dit alles zorgt ervoor dat de
bloeddruk daalt. Daarnaast zorgt ANP er ook voor dat de capillairen in de glomeruli wijder worden,
hierdoor neemt de glomerulaire filtratiesnelheid toe. Dit bevordert de uitscheiding van water.
1
,2. kan uitleggen hoe de nieren inspelen op veranderingen in samenstelling van het bloed (vocht,
zuren, zouten en erytropoëse), met als doel om de homeostase te bewaken en kan uitleggen
waaruit de urine is samengesteld
Water vormt ongeveer 55% van het totale lichaamsgewicht. De intracellulaire vloeistof bevat een
groter deel van de totale hoeveelheid water in het lichaam dan de extracellulaire vloeistof. Ondanks
de verschillen in de concentraties van afzonderlijke stoffen zijn de osmotische waarden van de ICF en
de ECF gelijk. Door osmose worden kleine concentratieverschillen tussen de ICF en ECF vrijwel
onmiddellijk opgeheven. Omdat veranderingen van de concentraties opgeloste stoffen leiden tot
onmiddellijke veranderingen van de waterverdeling, hangt de regulering van de vochtbalans sterk
samen met die van de mineralenbalans.
Bij homeostase van de vloeistofvolumes, de concentratie opgeloste deeltjes en de pH spelen drie
onderling afhankelijke factoren een rol:
● vochtbalans, het lichaam heeft een vochtbalans wanneer de hoeveelheid water die we
dagelijks uitscheiden gelijk is aan de hoeveelheid die we afgeven. Dit kan alleen worden
gehandhaafd als het gehalte en de verdeling van water in de ECF (de interstitiële vloeistof,
bloedplasma en andere lichaamsvloeistoffen) en de ICF (het cytosol, hieruit bestaat het
cytoplasma) worden gereguleerd. Dit wordt gedaan doordat cellen en weefsel ionen
transporteren, hiermee creëren ze concentratieverschillen die door osmose worden
opgeheven.
● mineralenbalans, mineralen zijn ionen die verkregen worden uit voedsel en dranken.
Lichaamsvloeistoffen verliezen ook mineralen in urine, zweet en feces. Er is sprake van een
mineralenbalans wanneer de netto hoeveelheid van elk van de ionen in de
lichaamsvloeistoffen niet toe- of afneemt. Voor het handhaven van de mineralenbalans moet
de opnamesnelheid in het spijsverteringskanaal in evenwicht zijn met de snelheid waarmee
mineralen bij de nieren verloren gaan.
● zuur-base-evenwicht, we hebben een zuur-base-evenwicht wanneer in het lichaam evenveel
waterstofionen worden gevormd als er verloren gaan. Wanneer er sprake is van een
zuur-base-evenwicht blijft de pH van lichaamsvloeistoffen binnen normale grenzen. De
nieren en de longen spelen een belangrijke rol bij het handhaven van het evenwicht.
Per dag verlies je circa 2500 ml water in urine, feces en onwaarneembare transpiratie (verdamping
van water door de dekweefsels van de huid en de luchtwegen). De verliezen als gevolg van
waarneembare transpiratie (secretie door de zweetklieren) is afhankelijk van het activiteitenniveau.
Het watervlies wordt gecompenseerd door vochtaanvulling via eten, drinken en de vorming van
water bij de stofwisseling.
Waterverplaatsing tussen de extracellulaire vloeistof en de intracellulaire vloeistof worden
vloeistofverplaatsingen genoemd. Deze verplaatsingen worden veroorzaakt door veranderingen van
de concentratie opgeloste deeltjes of de osmotische waarde van de extracellulaire vloeistof. Als de
osmotische waarde van de ECF toeneemt, wordt die vloeistof hypertonisch ten opzichte van de ICF.
Dan gaat water zich vanuit de cellen naar de extracellulaire vloeistof verplaatsen tot het evenwicht is
hersteld. Omdat het volume van de intracellulaire vloeistof veel groter is, werkt deze als een
‘waterreserve’.
2
,Alle activiteiten van een cel zijn afhankelijk van water als diffusiemedium voor het transport van
gassen, voedingsstoffen en afvalstoffen. Als het watergehalte van het lichaam verandert, lopen
cellulaire activiteiten in gevaar. Wanneer het watergehalte te sterk afneemt, denatureren eiwitten,
functioneren enzymen niet langer en sterft de cel uiteindelijk af.
De mineralenbalans blijft gehandhaafd als per tijdseenheid
evenveel van elk mineraal wordt opgenomen als uitgescheiden. De
mineralenbalans is belangrijk omdat:
● een winst of verlies van mineralen kan een winst of verlies
van water veroorzaken
● de concentratie van afzonderlijke mineralen is van invloed
op celfuncties
Natrium en kalium leveren een belangrijke bijdragen aan de
osmotische waarden van de extracellulaire en de intracellulaire
vloeistof en zijn direct van invloed op alle normale functies van alle
cellen. De meest voorkomende problemen met de mineralenbalans
worden veroorzaakt doordat de natrium opname en -afgifte niet in
evenwicht zijn. Kalium bevindt zich voor 98% intracellulair, natrium
bevindt zich grotendeels extracellulair. Als de concentraties van
calcium- en kaliumionen in de ECF te hoog wordt, ontstaan
hartritmestoornissen.
De natriumconcentratie wordt in balans gehouden, omdat je dit
binnen krijgt via voedsel. Je verliest natrium via urine en
transpiratie. Met name de nieren zijn verantwoordelijk voor het
verlies van natriumionen. Het hormoon aldosteron zorgt voor reabsorptie van natrium in de nieren.
Hoe meer aldosteron, hoe minder natriumverlies. De nieren scheiden meer natriumionen uit onder
de invloed van natriuretisch peptide. Natrium trekt vocht aan. Als er te veel natrium extracellulair
aanwezig is, stijgt de bloeddruk. Kalium wordt uitgescheiden onder invloed van aldosteron.
3
, 3. kan de gevolgen van fysiologische veroudering voor het urinewegstelsel uitleggen
Leeftijdsgerelateerde veranderingen vinden plaats in het urinairestelsel, in de vocht- en
mineralenbalans en het zuur-base-evenwicht. Deze zijn onder meer:
● afname van het aantal functionele nefronen
● afname van de glomerulaire filtratiesnelheid, dit is het geval van een daling van het aantal
glomeruli, een opeenstapelende schade aan het filtratiecomplex en een afname van de
doorbloeding van de nieren. Hierdoor kan het lichaam de pH minder goed reguleren
● afgenomen gevoeligheid van ADH en aldosteron, meer water gaat met de urine verloren
● problemen met de urinelozing door:
○ de tonus van de kringspieren neemt af waardoor de kringspieren minder effectief
worden bij het vasthouden van de urine
○ het vermogen de urinelozing te reguleren kan verloren gaan door ziektes waarbij de
hersenschors of de hypothalamus wordt aangetast
○ urineretentie als gevolg van een vergroting van de prostaatklier, de urethra wordt
hierdoor samengedrukt wat de urinelozing bemoeilijkt
● geleidelijke afname van het totale watergehalte bij het ouder worden, de concentratie van
afvalstoffen en gifstoffen wordt hierdoor hoger
● nettoverlies van het mineralengehalte door een afname van de spiermassa en botmassa, dit
kan voorkomen worden door lichaamsbeweging en een grotere inname van voeding
● toegenomen aantal aandoeningen van belangrijke orgaanstelsel, de meeste hebben enig
invloed op de vocht- en mineralenbalans en/of het zuur-base-evenwicht
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fleurheems. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.09. You're not tied to anything after your purchase.