Epidimiologie
= studie van voorkomen en verspreiden van een ziekte onder de bevolking, wie wordt er
getroffen en welke factoren werken het wel of niet in de hand
Incidentie: aantal nieuwe gevallen van een ziekte per tijdseenheid per aantal van de
bevolking
Prevalentie: aantal gevallen per duizend of honderdduizend op een specifiek moment
Morbiditeit: aantal mensen die in een bepaalde tijdspanne door de ziekte worden
getroffen
Mortaliteit: sterfte, in relatie met totaal aantal individuen waar het over gaat (in procent
of promille)
Etiologie en pathogenese
Etiologie = de oorzaak van een ziekte
Oorzaken:
- Genetisch
- Infecties
- Chemisch
- Straling
Idiopathische etiologie = de oorzaak van de ziekte is niet gekend
Pathogenese = het stapsgewijs ontstaan, ontwikkelen en verloop van een aandoening of
ziekte
Classificatie naar oorzaak
Zie extra schema
Deel 2: Ziektemechanismen
Celschade
= de cel is niet meer in staat om haar intern milieu binnen bepaalde grenzen te
handhaven door extracellulaire en intracellulaire invloeden
Cellulaire homeostase = het onderhouden van:
- Normale aanvoer substraten en zuurstof voor cellulaire energievoorziening
- Integriteit van celmembranen en transmembraaneiwitten
- Normale enzymactiviteit
- Genetische informatie
1. Mechanisme van de cel beschadiging
2 soorten cel beschadiging:
- Milde, herstelbare schade
- De grote, niet herstelbare schade = necrose of apoptose
1.1 Gestoorde cellulaire energievoorziening
Hypoxie (zuurstoftekort) kan bij korte duur reversiebel zijn maar bij lange duur
is het irreversiebel, de hypoxie zorgt voor het tekort aan ATP met als gevolg:
Defect transport Ca2+ => contractie spier gaat niet meer door
Na+/K+ pomp valt stil => water kan de membraan passeren =>
zwelling
Eiwitsynthese daalt met desintegratie van het endoplasmatisch
reticulum voor gevolg
Geen ATP = aanspreken van alternatieve energiebron; anaërobe glycolyse,
valt snel stil door de uitputting van glycogeenreserves + de ontwikkelde
acidose (vormt klontering van chromatine)
=> celdood
(Zie afbeelding pagina 18)
, 1.2 Abnormale permeabiliteit van biologische membranen
Hypoxie en toxinen = mitochondriaal membraan verliest integriteit
Verlies protonpompfunctie mitochondriaal membraan = verlies oxidatieve
fosforyleringscapaciteit = celdood
Cytochroom C = in cytosol = apoptose
1.3 Verlies essentiële enzymactiviteit
Cyaniden = inactiveren cytochroomoxidasen = daling ATP
Lood bindt aan sulfhhydrylgroepen van enzymen die een rol spelen bij
heaemsynthese => anemie
1.4 Aantasting van het genoom
2 belangrijke genotoxische noxen: vrije radicalen en ioniserende stralingen
P53 = herkent schade in het DNA, legt de celcyclus stil om de schade
eventueel te herstellen of beslist om de cel in apoptose te sturen als de schade
te ernstig is
Vitamine E = helpt gevormde vrije radicalen (= komen vrij bij het proces van
veroudering) te neutraliseren; vandaar dat ze in crèmes zitten voor oudere
mensen
2. Cellulaire reactie
2.1 Celdood (irreversiebel)
= kan in 2 vormen voorkomen
Apoptose = geprogrammeerde celdood
Apoptose als positieve invloed op het lichaam:
In de embryonale ontwikkeling bij het vormen van de extremiteiten,
hierbij wordt de huid tussen de vingers van de baby weggehaald. Als de
apoptose hier faalt heb je vorming van “interdigital webs” of
“zwemvliezen”
Overtollige weefselelementen worden door apoptose opgeruimd bv.
Ductus arteriosus of ductus van Botall (= een cut in het hart bij baby’s
aangezien het bloed nog niet naar de longen moet, 2 dagen na de
geboorte wordt deze cut door apoptose verwijdert)
Ontstaan van apoptose:
Activatie van buiten de cel (pagina 21)
Activatie van binnen in de cel (pagina 22)
Caspase 9 activeert caspase 3 = degradatie van eiwitten en DNA in de cel
2.1.1 Laboratoriumtechnieken om apoptose aan te tonen
Apoptose = PS gaat naar de buitenkant van het fosfolipidenlaag,
aantoonbaar met fluorescente labels
ELISA = caspasa 3 activiteits-test
Detectie via agarose gel elektroforese; TUNEL-assy = terminal
deoxynucleotidyl transferase dUTP
Activatie van caspase = afbraak ven celeiwitten; deze kunnen
aangetoond worden via Western blot van PARP
Apoptose = condensatie van de organellen en het cytoplasma
en in de eindfase condenseert en fragmenteert de kern
(aantonen met immunocytochemie)
Blebbing = op levende cellen
Het onderzoeken van de eiwitten die de apoptose stimuleren of
de expressie verlagen
Necrose = abrupte, accidentele celdood
= grote groepen cellen die afsterven en een ontstekingsreactie veroorzaken
, Necrose Apoptose
Cytoplasma neemt toe + kern Energievragend proces gestuurd
fragmenteert door binnen of buiten
Mitochondriën zwellen, membraan Degeneratie eiwitten, organellen en
lyseert chromatine
Celinhoud komt vrij op Plasmamembraan intact, opgeruimd
ongecontroleerde manier door fagocytose
Ontstaan ontstekingsreactie Geen ontstekingsreactie
2.2 Celadaptatie (reversiebel)
2.2.1 Atrofie
= afname volume van de cellen = volumevermindering orgaan; kan
ontstaan door:
Inactiviteit: spieratrofie door immobilisatie
Slechte voeding: spieratrofie bij ondervoeding
Wegvallen van trofische stimuli: wegvallen hormonale stimuli
door niet functioneren van adenohypofyse; ontstaan
schildklieratrofie, bijnierschorsatrofie, ovariële atrofie
2.2.2 Hypertrofie
= toename van volume van de cellen = volumevermeerdering orgaan
Bijvoorbeeld:
Spierstelsel van een geoefend atleet
Schildklieratrofie: verlaagd jodiumaanbod = daling productie
schildklierhormoon = hypofyse aanzetten tot productie van TSH
2.2.3 Hyperplasie
= toename van aantal cellen
Bv. Stijging van aantal erytrocyten bij mensen die hoger in de bergen
wonen; verminderde zuurstofconcentratie in de lucht = toename
transportcapaciteit door groot aantal circulerende erytrocyten
2.2.4 Metaplasie
= verandering van het type weefsel
Bv. Roken = trilhaarepitheel gaat naar plaveiselepitheel
2.2.5 Dysplasie
= verliezen van typische weefselkenmerken en worden atypisch door
chronische irritatie
Kan een voorloper van kanker zijn
Bv. Leukoplakie = witte vlek onder tong door roken of carginogenese (=
darmkanker met het ontstaan van dikkere cellen met een grotere kern
en deelt meer)
2.3 Celveroudering
Primaire of natuurlijke veroudering = niet beïnvloedbaar van buitenaf =>
maximale levensduur van een diersoort
Secundaire of pathologische veroudering = verandering als gevolg van
omgevings- en levenstijlfactoren
2.3.1 Oorzaken
Primaire veroudering
Telomerentheorie: telomeren (uiteinde van een chromosoom) verkort
na elke celdeling; kankercel = houden de telomeren lang (door reverse
transcriptase) waardoor de oude cellen met de fouten blijven bestaan
Secundaire veroudering
, Somatische mutatietheorie: mutaties die spontaan of onder invloed van
mutagenen optreden in de somatische cellen = willekeurige
beschadigingen in celmateriaal (cel heeft DNA-herstelmechanismen
maar efficiëntie neemt af met de leeftijd) = celdood
Vrije radicalen theorie: hebben een ongepaard elektron = chemische
zeer reactief en destructief; cel heeft afweermechanismen om deze te
neutraliseren maar efficiëntie van neutraliseren neemt af met de
leeftijd
Weefselschade
= evenwicht tussen celaanmaak en celafbraak wordt verstoord; meer aanmaak dan
afbraak = tumorgroei
1. Wondgenezing
Zie schema
2. Angiogenese
= de aanmaak van nieuwe bloedvaten; ze worden gevormd uit een al bestaand
bloedvat
Is essentieel voor:
Ontwikkeling embryo
Weefselvernieuwing bij zwangerschap
Wondgenezing
Veel angiogenese = vergemakkelijkt de vorming van kanker
Te weinig angiogenese = verminderde bloedtoevoer naar weefsels
2.1 Verloop van de angiogenese
1. Beschadiging van het weefsel
= productie van chemo-attractieve stoffen en groeifactoren door
beschadigd weefsel onder invloed van HIF-1 (komt tot uiting als het weefsel
te weinig zuurstof krijgt)
Bepaalde stoffen binden op hun receptoren op de endotheelcellen, zoals:
VEGF = vascular endothelial growth factor
FGF = fibroblast growth factor
TGF beta = transforming growth factor beta
2. Proteolyse
Hypoxie = aanmaak MMP = afbraak basale membraan = pericyten die
bloedvat omgeven komen los
3. Tipp cell migratie
= bewegelijke endotheelcellen die zich bewegen naar de chemo-attractieve
gradiënt
4. Vorming nieuw bloedvat
= tipp cellen gevolgd door stalk cellen (= nieuw aangemaakte
endotheelcellen)
5. Regulatie van de lengte van het bloedvat
VEGF = stimulatie van DLL4 expressie in de tip cell
DLL4 bindt op de notch-1 receptor van de stalk cel => verhoogde expressie
van PTEN waardoor proliferatie onderdrukt wordt en SMAD6 verhoogt wordt
SMAD6 = BMP/ALK pathway stilleggen => groei bloedvat stopt
Stopt van zodra er een plaats met hypoxie wordt bereikt
6. Bloedtoevoer naar plaats van hypoxie
PDGF = stimulatie binding pericyten aan nieuw gevormd bloedvat +.
Reductie van verdere deling van de bloedvaten; bloedtoevoer verhelpt de
hypoxie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller amber50. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.56. You're not tied to anything after your purchase.