Hoofdstuk 11
Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen bij
volwassenen
Autismespectrumstoornis (ASS)
Neurobiologische stoornis
1) Tekortkomingen in sociale communicatie (alle drie voor diagnose)
• Wederkerigheid
• Non-verbale communicatie (oogcontact, uitdrukking, gebaren)
• Ontwikkelen/onderhouden/begrijpen van relaties
2) Beperkte repetitieve gedragspatronen (twee van de vier voor diagnose)
• Stereotype bewegingen/gedrag/spraak
• Moeite met verandering
• Beperkte interesses
• Hyper/hyporeactief op zintuiglijke prikkels
Ernst wordt bepaald door mate van steun die nodig is
1) Steun
2) Substantiële steun
3) Zeer substantiële steun
Intelligentie kan ASS verhullen waardoor sommigen pas op volwassen leeftijd op de radar komen.
Dit gaat soms gepaard met verhoogde lijdensdruk.
ASS voor 83% nature, 17% nurture. Bij 10-15% ASSers speelt genetische stoornis, bv fragiele X-
syndroom.
Omgevingsfactoren zoals zwangerschapscomplicaties triggeren bij een genetische
kwetsbaarheid.
Neurocognitieve opvattingen: ToM, centrale coherentie, executieve functies waren bepalend, maar
men neigt steeds meer naar verklaren vanuit neurodiversiteit.
Dubbele empathie-theorie (Milton): mensen met ASS kunnen zich niet goed in een ander
verplaatsen, maar mensen zonder ASS kunnen zich niet goed in mensen met ASS verplaatsen.
- Oogcontact kan ook bepaald worden door culturele factoren
- Vrouwen worden later gediagnosticeerd dan mannen
- Vaker bij trans dan bij cis. Trans geboren als vrouw het meest en hevigst
Comorbiditeit
- OCD
- Sociale angststoornis
- ADHD
- Depressieve stoornis
Diagnose alleen op basis van gedragskenmerken: anamnese, heteroanamnese, observaties.
Multifactoriële psychiatrische stoornis.
Externaliserende psychische stoornis; richt zich naar buiten, prevalentie wereldwijd 2,8%, neemt
af met leeftijd.
- Sterk erfelijk: genen*omgeving, neurobiologische ontregeling.
,- Vertraagde rijping van de hersenen,
- Verkleinde hippocampus en amygdala.
- Verminderd werkgeheugen, verminderde vigilantie en inhibitie
- Overschatten van onmiddellijke beloning ten koste van lange termijn-e ecten.
Subtypen afhankelijk van leeftijdsfasen
1) overwegend onoplettende type (volwassenen)
2) Overwegend hyperactieve/impulsieve type (kinderen)
3) Gecombineerde type (komt minst voor)
Belangrijkste voorspeller ADHD volwassenheid is ernst symptomen kindertijd.
Verklaringsmodellen
1) Executief verklaringsmodel: verstoord executief functioneren
2) Toestandsregulatiemodel: moeite om interne energetische toestand aan te passen
3) Delay-aversion model: tekort in het waarderen van toekomstige beloningen
4) Dual pathway model
• Inhibitiecontrole
• Motivatiestijl (moeite met uitstel)
5) Dynamische ontwikkelingstheorie (S-R):
• Bekrachtiging heeft maar kort e ect
• Ongevoelig voor uitdoving
Comorbiditeit
ASS, depressie, bipolariteit, angststoornis, ODD, eetstoornis, middelenmisbruik. 4x verhoogd
risico TS. Mannen vaker agressief, vrouwen vaker internaliserend.
Diagnose en behandeling
Semigestructureerde interviews: DIVA-5 Diagnostisch Interview Voor ADHD
Heteroanamnese, schoolrapporten enz.
Behandelen met ritalin (dopaminerg systeem), vaardigheidstraining, CGT.
CGT is bewezen e ectief, meditatietraining is niet bewezen
Hoofdstuk 12
Schizofreniespectrum en andere psychotische
stoornissen
Psychose is transdiagnostisch verschijnsel: komt voor bij meerdere diagnostische groepen.
Milde psychoseachtige ervaringen komen vaak voor, wordt pas echt psychotisch als er
disfunctionele betekenisgevingen en gedrag aan gekoppeld wordt.
Psychosecontinuüm, bijvoorbeeld:
Je hoort een stem die zegt dat je superleuk bent <-> je hoort een stem die zegt dat je dood moet.
Positieve symptomen:
1. Wanen, gepaard aan veiligheids/vermijdingsgedrag. Niet-bizar (mogelijk) of bizar
(onmogelijk):
- achtervolging,
- betrekking (alles heeft betrekking op mij),
- grootheid (ik ben uitzonderlijk geweldig),
- somatisch (ik heb een ziekte),
- schuld/zonde (ik verdien straf),
ff ff ff
, - identiteit (ik of anderen zijn van identiteit veranderd. Vervangen door dubbelgangers
Capgras. Meerdere mensen zijn dezelfde persoon, Fregoli - was een acteur die zich zeer snel
kon omkleden om een ander personage te spelen),
- religieus (ik ben jezus, ik heb een boodschap),
- ontrouw/jaloezie (mijn partner is ontrouw, Othello),
- nihilistisch (ik besta niet. Ik ben al dood, of een deel van mijn lichaam is dood, Cotard),
- erotomaan (ik heb een relatie met iemand, maar de ander weet van niets)
- Controle/beïnvloeding (ik word aangestuurd door buitenaf)
- Parasieten/infestatie (ik word geteisterd door ongedierte. Somatische waan, Ekbom)
- Querulantenwaan (ik strijd tegen onrecht)
- Partitiewaan (staat niet in boek, komt weinig voor, overtuiging dat er straling enz door de
muur het huis binnenkomt)
Van belang zijn:
• mate van overtuiging,
• preoccupatie,
• lijdensdruk,
• impact op emotie/gedrag,
• solitariteit van opvatting (alleen of met groep? Bv de antivaxxers),
• (On)logische redeneringen,
• (On)ontvankelijkheid voor ontkrachting
- Ideaties kunnen voorstadium van waan zijn.
- Dan volgen overwaardige ideeën, hardnekkig, vrijwillig, samenhangend met gezondheid/
politiek.
- Obsessies zijn hardnekkig en onvrijwillig. Slachto er gelooft de gedachte niet helemaal, maar
wordt toch gestuurd in gedrag (ocd, poetsen, wassen).
Complotdenkers kunnen op het hele spectrum voorkomen. Belangrijk onderscheid: is het
complot alleen tegen mij (erg) of tegen een grotere groep (minder erg)? De tweede groep haalt
positieve identiteit uit het complotdenken.
Targeted individuals: het individu is slachto er (eerste groep), maar ze hebben elkaar online
weten te vinden, dus toch iets van groepsidentiteit.
2. Hallucinaties
Zintuiglijke waarneming zonder corresponderende externe bron.
Afgegrensd van
- mental imagery (cognitieve representatie van proces) en van
- pseudo-hallucinaties (hallucinatie maar wel bewust en herkend, tgv oogziekte, Bonnet)
• Visueel (ik zie kabouters)
• Auditief (ik hoor stemmen)
• Gustatorisch (het eten is verbrand)
• Olfactorisch (ik ruik gas)
• Somatisch (haptisch) in alle lichaamprocessen die we zelf kunnen waarnemen, bijv tactiel (er
kruipen insecten onder mijn huid)
• Extracampien (er is iemand in de kamer)
3. Desorganisatie
Denken verliest samenhang en logica. Spraak wordt verward, hoge a eidbaarheid.
Katatonie: bv vreemde houding, niet spreken, agressie, herhalend gedrag
Negatieve symptomen
Komt ook al voor in voorstadia, maar wordt dan niet opgemerkt.
- Weinig motivatie
- Traagheid
- Anhedonie
ff ff fl
, - Avolitie (geen drijfveer)
- Weinig expressie
Dit alles werkt demoraliserend op de patiënt.
Schizofrenie en andere psychotische stoornissen
DSM-5 gaat uit van spectrum maar onderscheidt toch nog 13 classi caties.
1) schizofrenie
2) Schizofreniforme stoornis < 6 mnd
3) Schizoa ectieve stoornis uni/bipolaire depressie gelijktijdig met synptomen onder 1.
4) Waanstoornis > 1 mnd
5) Kortdurende psychotische stoornis < 1 mnd, volledig herstel
6) Psychotische stoornis door middelen/medicatie
7) Psychotische stoornis door somatische aandoening
8) Katatonie bij andere psychische stoornis
9) Katatonie door een somatische stoornis
10) Katatonie ongespeci ceerd
11) Andere gespeci ceerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis
12) Ongespeci ceerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis
13) Schizotypische persoonlijkheidsstoornis
Classi caties overlappen en patiënten migreren. Het woord schizofreen is onwetenschappelijk
en dient vervangen voor psychosegevoeligheid.
Stadiëring
• 0 genetische predispositie
• 1a psychoseachtige ervaringen, 2% door naar
• 1b ultrahoog risico terugdringen arms klachten, want gunstig voor behandelprognose, ook van
bv comorbide adhd (ARMS, at risk mental state, sterk gedaalde SOFAS score - social and
occupational functioning assessment scale) op 25% door naar
• 2 psychotische symptomen. Vanaf hier is er sprake van psychose, 74% door naar 3a/4
• 3a incomplete remissie, 60% uiteindelijk door naar stadium 4
• 3b terugval
• 3c meerdere terugvallen
• 4 permanente psychose
Theoretische visies
Neuropsychisch model van psychose (Van der Gaag)
1) Neurobiologisch Bottom-up proces: van fysiek naar de geest, via dopaminesensitisatie:
dopaminesysteem reageert versterkt, hele gebieden raken geprikkeld. Leidt tot overmatig
salience
2) Cognitief Top-down: van geest naar fysiek, via cognitive appraisal, inductief en deductief
hypothesevormen/betekenisgeven. Cognitieve tendensen verstoren denken: covariatiebias
(correlatie gelijkstellen met causatie), con rmatiebias (negeren van discon rmerende info),
dataverzamelingbias/jumping to conclusions (obv te weinig informatie), sourcemonitoringbias
(heb ik dit gezegd/gedaan?)
3) Consolidatie van wanen door con rmation bias, gedrag wordt gestuurd door veiligheids/
vermijdingstendensen, memory bias (een variant van self-serving bias, overschatting van
fi ff fi fi fi fi fi fi fi
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller pierrettedezwaan. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.72. You're not tied to anything after your purchase.