Een super handige samenvatting voor wie geen zin heeft om 300 pagina's van het leerboek fokkerij en genetica samen te vatten.
Met deze samenvatting ben je klaar voor het tentamen fokkerij!
Bevat:
De hoofdstukken uit leerboek fokkerij en genetica die tentamenstof zijn:
- Hoofdstuk 1.9 tm 1.14
- Hoof...
Hoofdstuk 2 De basisprincipes in het fokken van dieren
Een fokprogramma begin met de beschrijving van het productiesysteem (stap 1) men doet
een analyse waarom we dieren houden en hoe we dat doen
2: fokdoel: welke eigenschappen moeten nou echt verbeterd worden in de volgende
generaties. Fokken is alleen effectief als het fokdoel wordt vastgehouden over meerdere
generaties (bv productie kenmerken, product kwaliteit, exterieur kenmerken, sportprestaties,
vruchtbaarheid etc)
3: verzamelen van informatie: relevante informatie gaan verzamelen metingen van
kenmerken (fenotypen) zeggen iets over de waarde van het dier met oog op het fokdoel.
4: het schatten van fokwaardes en het bepalen van selectie criteria er wordt besloten
welke dieren bij voorkeur worden geselecteerd als ouderdier. Een fokwaarde per dier kan
geschat worden dmv een genetisch model.
Genetisch model: een statistisch model dat de relatie tussen de dieren en hun eigenschappen
meeneemt door gebruik te maken van de stamboom.
De geschatte fokwaarde geeft het dier een waarde ten opzichte van het fokdoel dieren met
de hoogste waardes zullen de kenmerken verbeteren in de volgende generaties
5: selectie en paring: de ouderdieren met een hoger dan gemiddeld geschatte fokwaarde zullen
de eigenschappen in het fokdoel verbeteren in de volgende generatie.
Na het kiezen van de ouderdieren moet gekozen worden welk vaderdier met welk moederdier
gaat praten: op basis van de beschikbare stamboom informatie en op basis van de
eigenschappen van de vader en moederdieren
6: verspreiding van genetische vooruitgang: het aantal potentiële ouderdieren is erg klein in
vergelijking met de gehele populatie dieren. De doorgifte van het selectie resultaat of de
genetische vooruitgang is dan ook afhankelijk van de structuur van het fokprogramma.
7 evaluatie: hebben we bereikt wat we wilden? Is de nieuwe generatie dieren beter in de
kenmerken die we gedefinieerd hebben in ons fokdoel? Zien we ongewenste selectie-effecten?
Wat is er gebeurt met het verwantschap tussen de dieren in de nieuwe generatie? Hebben we
genetische diversiteit van de populatie verkleind?
Na deze 2 vragenrondes weer opnieuw de stappen in de fokcirkel gaan doorlopen. Checken of
de markt is veranderd, de productie omstandigheden etc
2.2 DNA als drager van erfelijke informatie
Het genetische materiaal wordt bewaard in chromosomen. Chromosomen liggen in de kern van
een cel.
,Spermacel + eicel zygote
DNA samenstelling:
Aantal chromosomen:
Varken 19
Konijn 22
Mens 23
Schaap 27
Koe 30
Geit 30
Paard 32
Kip 39
Eend 40
2.3 Structuur en samenstelling van chromosomen
Het verschil in aantal chromosoomparen zorgt ervoor dat kruisen tussen verschillende
diersoorten vaak onmogelijk is
DNA zit in de celkern als chromosomen.
Chromosomen zijn opgebouwd uit DNA en eiwitten, histonen genoemd. Als het DNA rond de
kern van een histon is gewikkeld, heet dit pakketje een nucleosoom. Alle nucleosomen draaien
tegen elkaar zodat er een dikke draad ontstaat dat chromatine heet (bepaalt de vorm van het
chromosoom). Op een chromosoom honderden genen. Allelen zijn de varianten van een gen.
DNA bestaat uit nucleïnezuren. Een nucleïnezuur is opgebouwd uit verschillende nucleotides en
de volgorde van deze nucleotides bepaalt de genetische code.
Een nucleotide in het DNA is opgebouwd uit een suikergroep (desoxyribose), een fosfaatgroep
en een stikstofbase.
DNA bestaat uit 2 strengen van nucleotiden die een helixstructuur hebben. De stikstofbasen
zitten door waterstofbruggen aan elkaar vast.
DNA is de opslag van erfelijke informatie en RNA is een kopie die gebruikt wordt om erfelijke
informatie te vertalen in eiwitten. RNA heeft een andere suikergroep (ribose) en is meestal
enkelstrengs. De nucleotides lijken qua structuur op ATP en zijn reactief, deels door hun
trifosfaat staart die een onstabiel cluster van negatieve energie hebben.
Chromosomen bestaan uit twee lange strengen van nucleotiden, die in de vorm van een
dubbele helix met elkaar vervlochten zijn. De twee strengen zijn met elkaar verbonden door
zogenaamde baseparen, die steeds twee tegenover elkaar liggende nucleotiden verbinden.
DNA bevat vier verschillende nucleotiden met de nucleobasen: adenine, thymine, guanine en
cytosine, die afgekort worden met respectievelijk de letters A, T, G en C. De beide strengen zijn
, complementair doordat de basen alleen in de paren A-T en G-C kunnen voorkomen.
Nucleotiden en nucleobasen zijn gestructureerd in een bepaalde volgorde in verschillende
diersoorten en rassen. Het DNA kent stukken die coderen: ze leiden tot de productie van een
eiwit met een functie in het dier. Maar 95% van het DNA codeert niet. Daar kennen we de
functie nog niet van.
2.4 De overgang van chromosomen en genen van ouders naar nakomelingen
Definities
Een chromosoom is een streng bestaande uit DNA en dat is een van de basis structuren van het
genoom. Al het DNA in de celkern is georganiseerd in chromosomen, waarbij het aantal
chromosomen verschilt tussen diersoorten. Genen op één en hetzelfde chromosoom zijn aan
elkaar gekoppeld en erven samen over.
DNA is desoxyribonucleïnezuur, een biochemisch macromolecuul dat in de vorm van een
dubbele helix vervlochten is en fungeert als belangrijkste drager van erfelijke informatie in
hogere organismen.
Gen is een eenheid van erfelijk materiaal, bestaande uit een stuk DNA op een chromosoom.
DNA wordt in een transcriptie proces omgezet in RNA, wat dan weer wordt omgezet in een
polipeptide ketting in een proces genaamd translatie. De polypeptide ketting (eiwit genoemd)
heeft een fysiologische functie. Een gen kan muteren in verschillende vormen die allelen
worden genoemd.
Een allel is een variant van een gen, een versie van de DNA sequentie op een locus. Niet alle
individuen dragen dezelfde DNA sequentie op een locus. Deze vorm van allel variatie is een
bron van genetische variatie.
Een locus is een positie op een chromosoom, bijvoorbeeld voor een gen. Het meervoud van
locus is loci.
In zoogdieren en vogels zijn alle lichaamscellen diploïde alle chromosomen in de kern van de
cel zijn aanwezig in tweevoud en gegroepeerd in paren
2.5 De expressie van genen, hun allelen en het fenotype
Omdat alle chromosomen twee keer aanwezig zijn (1 van vader en 1 van moeder) zijn de
genen ook in duplo aanwezig.
Genen kunnen identiek zijn dan is het dier homozygoot voor dat bepaalde gen.
Definities
Homozygoot is een individu die twee dezelfde kopieën van een bepaald allel draagt op een
bepaalde locus, bijvoorbeeld ee or EE.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Jetske1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.95. You're not tied to anything after your purchase.