Hood 1991 A public management for all
seasons
De "rise" of NPM is gelinkt aan vier andere administratieve trends:
1. Pogingen om de groei van de overheid tegen te gaan
2. De verandering naar privatisering en quasi-privatisering in de dienstverlening
3. De opkomst van meer automatisering en digitalisering
4. De opkomst van meer internationale samenwerking
Zeven doctrines van NPM:
1. Hands-on professional management, een iemand heeft de touwtjes in handen
2. Duidelijke doelstellingen gericht op performance
3. Grotere nadruk op controle van de output
4. Opsplitsten van onderdelen binnen een bedrijf
5. Meer competitie binnen publieke sector
6. Besturen van de publieke sector zoals dit binnen de private sector gebeurt (als bedrijf)
7. Efficiënter gebruik van geld en materiaal
Het NPM is ontstaan uit twee tegenover elkaar staande groepen:
1. New institutional economics (free to choose)
2. Managerialism (professional business structures) (free to manage)
Vier doctrines van new institutional economics:
1. Contestability
2. User choice
3. Transparency
4. Incentive structures
Vier verklaringen voor de brede acceptatie van NPM:
1. De opkomst van NMP werd gezien als een soort modetrend waar iedereen aan mee wilde
doen (maar dit verklaart niet waarom NPM in stand is gebleven)
2. Het 'cargo cult' fenomeen kwam weer op: het idee dat succes kan worden verkregen door
bepaalde rituelen (maar dit verklaart niet waarom NPM opkwam in de tijd waarin het kwam)
3. Het was een oplossing/combinatie van twee tegenstellingen: de vrije economie en de
staatseconomie (ook dit verklaart niet waarom het in deze tijd opkwam)
4. NPM was een reactie op de ontwikkelingen na WOII met economische groei. Hierbij droegen
ook bij:
a. Door veranderingen in het inkomen werd de Tocqueville coalitie (die voor veel macht
bij overheid zijn) verzwakt en werd er plaatsgemaakt voor een belasting-bewuste coalitie
b. Door veranderingen in het sociaal-technologisch systeem werd publiek en privaat
minder gescheiden
c. Shift naar 'new machine politics' zorgde voor intensieve opiniepeilingen van
belangrijke electorale groepen die meer te zeggen hadden over beleid dan professionals
uit de bureaucratie
d. Shift naar een meer witte boorden, sociaal heterogene populatie binnen het publiek
beleid
NPM wordt geacht universeel te zijn op twee manieren:
, 1. Portability and diffusion: de zeven doctrines voor de opkomst van NPM konden worden
toegepast in vrijwel alle sectoren en werden gezien als een middel om de managing problemen
op te lossen. In de praktijk bleek dit echter lang niet altijd het geval
2. Political neutrality: de opzet van NPM zou zo breed en flexibel zijn dat verschillende waardes
hierin paste. Hiermee was het voor allerlei soorten politieke partijen mogelijk om deze
bestuursvorm iets aan te passen naar hun eigen standaarden zonder daarvoor het hele
bestuurssysteem om te gooien
Vier kritiekpunten op NPM:
1. NPM is slechts een hype zonder inhoud, alle problemen zouden gewoon blijven bestaan
2. De publieke diensten gaan in kwaliteit achteruit terwijl de belofte van lagere kosten per
dienst niet waar wordt gemaakt
3. NPM is eerder een beweging om de beroepsmogelijkheden van de elite te promoten in
plaats van het dienen van de hele samenleving
4. NPM zou juist niet universeel zijn, alle sectoren hebben dusdanig verschillende waarden die
niet passing binnen een en hetzelfde systeem (belangrijkste kritiekpunt)
Drie kern waarden in publiek management (administratief):
1. Sigma (economie and parsimony)(doelen, doelmatigheid) Uitkomst is belangrijk, alles moet
zo effectief en efficiënt mogelijk
2. Theta (honesty and fairness)(eerlijk, rechtvaardig, rechtstatelijk) Uitkomst is wel belangrijk
maar de manier waarop die uitkomst wordt bereikt heeft de bovenhand
3. Lambda (security and resilience)(veerkracht van het systeem) Belangrijk hierbij is het
voorkomen van fouten en chaos
Drie uitspraken passend bij sigma:
1. Just-in-time inventaris controle systemen
2. Payment-by-results beloningssystemen
3. Administrative cost engineering
Er zijn twee dingen nodig om output te kunnen controleren:
1. Output databases
2. Duidelijke definitie van verantwoordelijkheden waarbij het denken en uitvoeren gescheiden
worden gehouden en organisaties worden gesplitst en er geen overlappende taken zijn zodat
de output goed gemeten kan worden
Drie uitspraken passend bij theta:
1. Recall systems for removing public officials from office by popuar vote
2. Notice and comment and hard look requirements in administrative law
3. Independent anti-corruption investigatory bodies such as the 1987-9 Fitzgerald Inquiry which
effectively brought down the Queensland government in 1989
Drie uitspraken passend bij lambda:
1. Redundancy, onderhouden van back-up systemen
2. Diversity, het behouden van gescheiden units om te voorkomen dat als één iets fout gaat
meteen alles fout gaat
3. Robustness, meer materiaal gebruiken dan eigenlijk nodig is
Concluderend kan worden gesteld dat NPM bovenal steun vindt in de sigma-waarden. Meer voor
minder wordt voorop gesteld maar er is weinig bewijs of dat de beloofde efficiëntie ook echt bereikt
is. Er zijn wel onderzoeken die dit aantonen maar hierbij is onvoldoende op neveneffecten getest en
er is geen controlegroep. Of en in hoeverre de drie administratieve waardes (sigma, theta en lambda)
, tegelijk kunnen bestaan en of het centraal stellen van één van de drie waardes werkelijk ten koste
gaat van de andere twee (of één) moet nog beter worden onderzocht.
Dykes The Quasi-Market Approach: the
answer for social housing in New Zealand?
De quasi-markt approach houdt in dat er competitie wordt gecreëerd doormiddel van market-based
incentives. Het idee hierachter is dat de sociale huizenmarkt efficiënter werkt wanneer de prijzen
worden gebaseerd op vraag en aanbod. Binnen de sociale huizenmarkt zou dit moeten leiden tot
betere woningen tegen goede huurprijzen omdat de verhuurders van de huizen anders hun huizen
niet kwijtraken.
Le Grand and Bartlett bespreken een aantal criteria waaraan moet worden voldaan om te testen of
de quasi-markt succesvol is:
1. de mate waarin een competitieve markt is ontstaan. Dit is veelal afhankelijk van verleende
subsidies door de overheid omdat het anders voor verhuurders in eerst instantie niet
aantrekkelijk is
2. De transactiekosten die ontstaan vanwege het opstellen van contracten en het controleren
op naleving mogen niet hoger zijn dan de verwachte opbrengsten die de marktwerking teweeg
zou moeten brengen
3. De mate waarin de marktwerking wel voldoende nieuwe verhuurders trekt en eventueel
invloed heeft op de mate waarin discriminatoir of opportunistisch gedrag ontstaat (cream
skimming)
Van Thiel & Leeuw the performance paradox
in the public sector
Performance measurement en evaluatie is tegenwoordig bij alle facetten van de publieke sector
betrokken. Beleid wordt gemaakt op basis van output en outcomes waarbij het doel is zo efficiënt en
effectief mogelijk te werk te gaan. Dit denken brengt echter veel onbedoelde effecten met zich mee:
1. Hoge kosten voor de Staat vanwege toename in toezicht en controle
2. Door hoge druk op prestatie kan een afname in innovatie, ossificatie en tunnelvisie ontstaan
3. Monitoren kan leiden tot symbolisch gedrag waarin wordt gedaan alsof alles goed wordt
gemonitord terwijl dit in werkelijkheid niet zo is
4. In sommige gevallen is niet duidelijk wat er nu eigenlijk gemeten wordt
De performance paradox houdt in dat er een verschil is in wat gemeten wordt en hoe de situatie
daadwerkelijk is. Een verschil tussen output en outcome. Dit kan gebeuren wanneer het
meetsysteem niet meer (goed) werkt. Hiervoor zijn vier oorzaken aan te wijzen:
1. Positive learning: door het meten van performance leert men hoe het beter kan waardoor op
den duur iedereen goed is en het verschil tussen goed en minder goed niet meer te meten is
2. Perverse learning: wanneer men weet wát er exact gemeten wordt kunnen ze de boel zo
manipuleren dat ze er altijd goed uitkomen
3. Selection: het vervangen van slechte werknemers door goede leidt tot een situatie waarin
iedereen goed is en het eventuele slechtere resultaten niet op de meting verschijnen
4. Suppression: wanneer verschil in performance wordt genegeerd
Performance paradox kan zowel onbedoeld als expres ontstaan.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisarockx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.44. You're not tied to anything after your purchase.