Om te kunnen luisteren moet een luisteraar bepaalde klanken aan elkaar kunnen koppelen. Een
luisteraar kan bij het luisteren verschillende doelen hanteren, zoals:
Iets te weten willen komen.
Een bepaald gevoel willen ondergaan.
Zich een mening willen vormen.
Een bepaalde handeling willen uitvoeren.
Een spel mee willen spelen.
Bij het luisteren worden verschillende luisterstrategieën gebruikt, namelijk:
Globaal luisteren: in grote lijnen.
Kritisch luisteren: een mening vormen over hetgeen waar je naar luistert.
Gericht luisteren: bepaalde informatie oppikken.
Intensief luisteren: ook op de details letten.
Een spreker kiest bewust of onbewust een strategie die afgestemd is op de luisteraar en op het
spreekdoel dat hij heeft. Een spreker kan bij het spreken verschillende doelen voor ogen hebben,
zoals:
Bij mondelinge vaardigheden is het van belang dat de spreker goed verstaanbaar spreekt. De
aspecten die daarbij een rol spelen zijn:
Uitspraak.
Articulatie.
Intonatie.
Daarnaast hanteert de spreker sociale taalfuncties die betrekking hebben op de interactie tussen
mensen. Bij de sociale taalfuncties kan een onderverdeling gemaakt worden in:
Zelfhandhaving: zichzelf verdedigen of bezit beschermen.
Zelfsturing: eigen handelingen met woorden ordenen of plannen aankondigen.
Sturing van anderen: beïnvloeden van gedrag van anderen.
Structurering van het gesprek.
De spreker hanteert ook cognitieve functies van taal om te verwijzen naar betekenissen en
concepten. Via taal benoemt en ordent hij de werkelijkheid. Deze cognitieve taalfuncties kunnen
worden gerangschikt op mate van complexiteit:
Rapporteren: verslag doen van iets wat in de werkelijkheid voorkomt.
Redeneren: beschrijving waarin een extra denkstap wordt verwoord.
Projecteren: verplaatsen van gedachten en de gevoelens van iemand anders.
,In de moedertaalverwerving zijn de volgende fasen te onderscheiden:
Prelinguale fase (0-1 jaar):
Huilen (eerste 6 weken).
Vocaliseren (6-20 weken).
Vocaal spel (4-6 maanden).
Brabbelfase (7-12 maanden).
Linguale fase:
Vroeg linguale periode (1-2,5 jaar): eenwoordzin, tweewoordzin, meerwoordzin.
Differentiatiefase (2,5-5 jaar): explosieve ontwikkeling waarin reeds verworven aspecten
worden uitgebouwd en verfijnd en nieuwe aspecten aanbod komen.
Voltooiingsfase (>5 jaar): het kind bezit de bouwstenen, voor mondelinge taalvaardigheid
komen er geen nieuwe aspecten meer bij en de puntjes worden op de i gezet.
Bij het verwerven van twee (of meer) talen kan sprake zijn van simultane ontwikkeling, waarbij twee
talen min of meer gelijktijdig worden verworven. Meestal wordt hiervoor de leeftijdsgrens van drie
jaar gehanteerd. Start een kind met het verwerven van een tweede taal voor het derde levensjaar
dan spreken we van simultane verwerving. Als de tweede taal verworven wordt na het derde
levensjaar spreek je van successieve tweetaligheid. Wanneer tweedetaalverwervers fouten maken
waarin de kennis van de eerste taal een rol speelt dan noem je dit interferentiefouten.
Het vermogen om te communiceren wordt in vier typen deelcompetenties gesplitst, namelijk:
Grammaticale competentie: de taalgebruiker beschikt over fonologische en syntactische
vaardigheden en over een adequate woordenschat.
Tekstuele competentie: de taalgebruiker is vaardig in het doorzien van de opbouw van
teksten en kan teksten structureren.
Strategische competentie: de taalgebruiker kan strategieën hanteren om communicatieve
doelen te bereiken.
Functionele competentie: de taalgebruiker kan zijn taalgebruik aanpassen aan specifieke
contexten.
In schoolse situaties moeten leerlingen kunnen beschikken over meer abstracte taal, cognitieve
academische taalvaardigheid (CAT) dan in hun dagelijkste situaties waarin vaak meer concrete taal
volstaat, dagelijks algemeen taalgebruik (DAT).
, Woordenschat
Woordenschatuitbreiding: de taalgebruiker beschikt in de loop van zijn leven receptief en/of
producties over steeds meer woordkennis. Zolang een taalgebruiker zijn taal actief gebruikt, breidt
zijn woordenschat zich uit.
Receptieve woordenschat: de taalgebruiker herkent de betekenis van woorden wanneer hij ze hoort
of leest. Voor volwassenen zijn dit zo’n 50.000 – 70.000 woorden.
Productieve woordenschat: de taalgebruiker kent de woorden zodanig, dat hij ze niet alleen begrijpt
maar ook zelf kan gebruiken als hij spreekt of schrijft. Voor volwassenen zijn dit zo’n 30.000 – 40.000
woorden.
Woordleerstrategieën: leerlingen ontwikkeling vaardigheden of strategieën om de betekenis van
woorden te achterhalen. Voorbeelden van woordbetekenissen achterhalen zijn:
Woord analyseren.
Gebruikmaken van de verbale en non-verbale context.
Gebruikmaken van een bron in de eerste of tweede taal.
Letten op overeenkomsten tussen de eerste of tweede taal.
Strategieën die ingezet worden om woorden te onthouden zijn:
Woord herhalen en opschrijven.
Woord ophalen uit het geheugen.
Woord produceren.
Signaalwoorden: woorden die de lezer informatie verschaffen over de taal- en denkrelaties in een
tekst.
Mentaal lexicon: de systematische representatie van woordkennis in het geheugen.
Woordenschatverwerving: het natuurlijke proces van het aanleren van woordvormen en
woordbetekenissen. Bij de verwerving van woorden zijn drie principes te onderscheiden:
Labelen: op een voorwerp of een gebeurtenis wordt als het ware een etiket geplakt. Kinderen
leren waar een woord in een bepaalde context naar verwijst.
Categoriseren: ieder label verwijst naar een categorie van dingen.
Netwerkopbouw: ieder woord is verbonden met andere woorden.
Een voldoende uitgebreide woordenschat is een belangrijke basis voor schoolsucces. Het maakt dat
nieuwe kennis makkelijker wordt verworven, omdat het gekoppeld kan worden aan al bestaande
kennis.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller chantalvanderterp. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.68. You're not tied to anything after your purchase.