100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Staats- en Bestuursrecht $4.28   Add to cart

Summary

Samenvatting Staats- en Bestuursrecht

3 reviews
 211 views  12 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Een overzichtelijke en duidelijke samenvatting met alle stof die je moet kennen voor het tentamen Staats- en Bestuursrecht, inclusief alle wetsartikelen, jurisprudentie en eventuele voorbeelden, schema's en stappenplan. Mijn tip is om alle artikelen en jurisprudentie die bij elkaar horen bij elkaar...

[Show more]

Preview 4 out of 65  pages

  • No
  • De genoemde hoofdstukken die boven de college's staan
  • December 12, 2019
  • 65
  • 2019/2020
  • Summary

3  reviews

review-writer-avatar

By: csregueiracuzaregales • 3 year ago

review-writer-avatar

By: koencornelissen • 3 year ago

review-writer-avatar

By: maud001 • 4 year ago

Translated by Google

Excellent summary, a bit chaotic sometimes

avatar-seller
Staats- en bestuursrecht
College 1 – Hoofdstuk 1 + 2
Staatsrecht
Object van het staatsrecht
Kenmerken van een staat  grondgebied, organisatie die gezag uitoefent en bevolking.
Criteria zijn niet altijd eenduidig toe te passen. Ook kunnen er criteria bijkomen, zoals
erkenning van het land door andere staten, of een geweldsmonopolie, waarbij het gezag op
geweld bij de staat ligt. Ook een dwanggemeenschap is een eis. Dat maakt dus dat het niet
vrijblijvend is om een staat te zijn en erbij te horen. Er zijn dus plichten aan verbonden.

Het begrip Staat in verschillende rechtsgebieden
- Internationaal recht  de staat is hierbij een rechtssubject = de staat is een drager van
rechten en plichten  de staat moet zich dus houden aan regels van het internationaal
recht. Die staten kunnen dus ook verdragen sluiten, zoals NAVO en de VN.
- Privaatrecht  de Staat is hierin een eigenaar van bijvoorbeeld: stukken grond, of als een
contactpersoon bij het sluiten van contracten.
- Staatsrecht  organisatie van de staat, de staat als overheid  inrichten van de staat 
ambtenorganisatie.

Functie staatsrecht
1. Staatsrecht stelt overheidsorganisatie/-ambten in (constituerende functie)  ambt
minister president, ambt van minister, ambt van ministerraad, rechterlijke macht etc.
2. Staatsrecht kent bevoegdheden toe aan deze ambten (attribuerende functie) 
minister mag ministerraad voorzitten, hoge raad bevoegd om te oordelen in cassatie
etc.
3. Staatsrecht reguleert de uitoefening van de bevoegdheden van deze ambten
(regulerende functie)  als bevoegdheid wordt toegekend, moet deze worden
beperkt  regering + tweede kamer kunnen samen wetten samenstellen, beperken
is nodig want anders kan het overal over gaan (zoals doodstraf mag niet).
Gemeenteraad mag verordeningen maken, maar regering houdt toezicht om te
zorgen dat ze niet buiten hun functie treden. Etc..
Bijv: de regering.
Art. 42 lid 1 Gw  constitueert de regering.
Art. 97 lid 2 Gw  attribueert de functie.
Art. 100 lid 1 Gw  reguleert de functie.
Art. 112 lid 1 Gw  constituerend en attribuerend.
Art. 120 Gw  regulerend.
Art. 114 Gw  regulerend.
Art. 125 lid 1 Gw  constituerend.
Art. 127 Gw  attribuerend.
Art. 132 lid 4 Gw  regulerend.
* 4de functie: legitimerende functie  feitelijke aanvaarding van de overheid door de
burgers  door bv. democratie in te stellen (gemeente gekozen), zorgvuldige
besluitvormingen, openbaar besluiten nemen (tweede kamer + gemeente), integriteit
(rechter onpartijdig is).

,Rechten van burgers
- Het constitueren, attribueren, reguleren beschermt de burger  daarom
volksvertegenwoordiging. Voorkomt dat 1 ambt teveel bevoegdheden heeft.

Aantal thema’s (waar staatsrecht over gaat):
1. Politiek staatsrecht
2. Wetgeving (incl. Verdragsrecht en lagere regelgeving)
3. Decentralisatie, zoals gemeente en waterschappen
4. Rechterlijke organisatie, hoe richt je het recht in
5. Grondrechten

Rechtsbronnen Staatsrecht
1. Grondwet (belangrijkste)
1814
Grondwetsherziening 1840 contraseign, 1848 ministeriele verantwoording, 1917
kiesrecht, 1983 complete herziening
2. Formele constitutie  belangrijkste staatsrechtelijke regels van het land, formele =
grondwet materiele = andere rechtsbronnen met belangrijke regels
3. Korte geschiedenis
4. Acht hoofdstukken  grondwet, wordt met 2 lezingen tot stand gebracht.
5. Niet ideologisch  is een opsomming van ambten bevoegdheden en regulering.
Nederlandse grondwet kent geen preambule = een inleidende tekst en de
Nederlandse grondweg legt de principes van het Nederlandse rechtsstaat niet vast,
zoals de scheiding van machten etc. Uit de grondwet blijkt wel dat we dat hebben,
maar het staat er niet expliciet. Geen symbolen in de grondwet  hoe vlag eruit ziet,
volkslied etc.
6. ‘Open’ rechtssysteem  het is vaag beschreven, zodat het ruimte biedt voor
staatsrechtelijke veranderingen. Vertrouwensregel  staat niet in de grondwet,
maar een minister/kabinet moet opstappen als hij of zij geen vertrouwen meer heeft
van de kamer, is cruciaal in Nederlandse systeem.
7. Geen constitutionele toetsing  art. 120 Gw  omdat rechter is niet democratisch
gekozen, en wetgever wel.

Andere bronnen van het staatsrecht
1. Europees recht  veel regels komen van EU, zoals vrije verkeer van personen en
gelijkheidsbeginsel.
2. Internationaal recht  EVRM.
3. Statuut voor het Koninkrijk  regelt verhouding tussen Nederland, Aruba, Curacao,
Sint maarten. Deze 3 hierboven zijn belangrijker dan grondwet en staan erboven.
4. Organieke wetten en regelingen  grondwet schrijft voor dat er ergens een wet
voor moet komen.
5. Jurisprudentie  rechter maakt ook staatsrecht.
6. Ongeschreven recht  vertrouwensregel en conventie van 1868  regering mag
parlement ontbinden, maar niet 2x naar aanleiding van hetzelfde conflict.

,College 2 – Hoofdstuk 1 + par. 2.4.2
Bestuursrecht
Overeenkomst tussen Staatsrecht en Bestuursrecht
 realisatie van de democratische rechtsstaat.
Verwezenlijking van vier elementen in ons staatverband (democratische rechtsstaat) 
1. Legaliteitsbeginsel = wetmatigheid van overheidsbestuur  legalisatie.
2. Machtenscheiding = onderscheiding wetgevende, rechtsprekende en uitvoerende
macht. In Nederland niet helemaal doorgevoerd.
3. Onafhankelijke rechtspraak = rechters die benoemd worden en onafhankelijk zijn van
het overheidsbestuur.
4. Grondrechten = regels.

Verschil tussen Staatsrecht en Bestuursrecht
 Staatsrecht is meer geordend
 Staatsrecht als constitutioneel recht ziet meer op de opbouw en inrichting van het
staatsverband (staatsinrichting, grondrechten, decentralisatie)
 Bestuursrecht ziet veel directer op het verkeer tussen overheid en burger
- welke instrumenten bezit de overheid  instrumentele dimensie
- welke regels (normen) gelden voor de overheid  waarborg dimensie

Privaatrecht Publiekrecht
Burgers onderling Tussen overheid en burger (staats-,
bestuurs- en strafrecht)
Individuele belangen Algemeen belang
Gelijke partijen Ongelijke verhouding  eenzijdig
“overheid als burger”

Wetgeving (normenhierarchie)
Landelijk 
1. Regering + staten-generaal  formele wetgever (art. 81 Gw)
2. Regering  AmvB (art. 89 Gw)
3. Ministeriele regelingen (art. 89 lid 4 Gw)
Provinciaal  provinciale staten  verordening (art. 127 Gw)
Gemeentelijk  gemeenteraad  verordening (art. 127 Gw)
De hoogste regeling gaat voor.

Bijzonder bestuursrecht Algemeen bestuursrecht (Awb)
Alle bijzondere bestuurswetten Besluitvormingsrecht (bv. beslistermijn)
Bevoegdheden Rechtsbescherming (bezwaar & beroep)
Inhoud van de regels  materieel recht Procedures  formeel recht
Geeft geen bevoegdheden

Functies bestuursrecht
1. Instrumentele functie  overheid gebruikt bijzondere wetten als instrument om
bepaalde dingen te regelen. (gekoppelt aan bijzonder bestuursrecht)
2. Waarborg functie  Gaat over inhoud en voorkomt machtsmisbruik (geldt voor
zowel bijzonder bestuursrecht als algemeen bestuursrecht (besluitvormingsrecht,
rechtsbescherming))

, College 3 – Hoofdstuk 1 + 2
Staatsrecht
Constitutionele uitgangspunten van democratische rechtsstaat
1. Democratie
2. Rechtsstaat
- Machtenscheiding 
Ontwikkeld door Montesquieu als reactie op absolute monarchie (= alle gezag bij de
koning, zorgt voor machtsconcentratie, machtsmisbruik en willekeur). Hij vind het
een beter idee om de machten te scheiden. Elke ambt krijgt een eigen taak.
Doel = waarborg van de vrijheid van de burgers.
Drie hoofdfuncties van de overheid, machten en organen:
Wetgeving  wetgevende macht  parlement
Bestuur  uitvoerende macht  regering
Rechtspraak  rechterlijke macht  gerechten van de rechterlijke macht
Dus: functioneel en organisatorisch
Grondwet ook gescheiden:
1. Hoofdstuk 2  regering
2. Hoofdstuk 3  staten-generaal
3. Hoofdstuk 6  rechtspraak
4. Nota bene: Hoofdstuk 5  wetgeving en bestuur
Machtenscheiding is een positief recht
= je kunt het terugvinden in een concrete wet.
Voorbeelden uit de grondwet:
- Staten-generaal: art. 57, 58, 71, 72 Gw
- Regering: art. 43, 47, 48, 49, 44 Gw
- Rechterlijke macht: art. 116 lid 4, 117 Gw
Om te voorkomen dat machtenscheiding absoluut wordt Checks and balances
- Controlemechanismen: art. 42, 68, 64, 112 lid 2, 117 lid 1 Gw  ene kan andere
controleren.
- Gedeelde bevoegdheden: art. 81, 91, 105, 118 Gw
- Zelfs checks and balances binnen een staatsmacht: art. 51, 45 Gw
- Rechterlijke terughoudendheid: political question doctrine  rechter moet soms
uitspraken doen over politieke aangelegenheden, maar de rechter doet dat liever
niet, deels vanwege de machtenscheiding.
- Legaliteitsbeginsel 
= alle overheidsoptreden moeten berusten op voorafgaande algemene regels, dus je
hebt altijd een juridische grondslag nodig. Staat niet in de grondwet, maar voor de
overheidsingrijpen wel formele wettelijke basis nodig. Bv. Cameratoezicht.
- Onafhankelijke rechterlijke controle 
De rechter moet het bestuur kunnen controleren, maar mag niet de grondwet
toetsen of de wetgever zijn werk goed heeft gedaan (art. 120 Gw)
- Grondrechten erkennen
Let op: daartussen kan een spanning bestaan, want in een democratie beslist de
meerderheid. Nederland is een land van minderheden en deze moeten worden beschermd
door de rechtsstaat.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vayaxs. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.28  12x  sold
  • (3)
  Add to cart