Samenvatting van het vak Twee Gouden Eeuwen: Antwerpen en Amsterdam in vergelijkend perspectief. De samenvatting betreft naast de te lezen artikelen ook de hoor- en werkcolleges.
Samenvatting Twee Gouden Eeuwen:
Creatieve industrie in Antwerpen en
Amsterdam in de 16e en 17e eeuw
Week 1
De benadering van de kunstwereld die in deze cursus wordt gebruikt, maakt gebruik van
sociaalwetenschappelijke theorieën, waarop in week 2 nader wordt ingegaan. Deze week alvast een
voorproefje, aan de hand van concrete voorbeelden van analyses van de kunstmarkt in de Lage
Landen in onze periode. De inleiding van het boek dat we voor de cursus gebruiken, zet tegelijk de
thematiek in een bredere context. Probeer bij het lezen te bedenken welke analytische instrumenten
in deze artikelen worden gebruikt; die kunnen we dan later misschien inzetten bij het lezen van de
(kunst)historische literatuur die in de rest van de cursus aan bod komt.
De Marchi and Van Miegroet (1994).
Schilderijen werden door verschillende personen anders benaderd: kenners, liefhebbers, serieuze
verzamelaren, handelaren en kooplieden.
Marktgedrag, kunst en economische theorie
Een competitief equilibrium is een staat waarin de deelnemers in iedere activiteit welke ooit
voordelen opleverde, niet langer deze voordelen biedt, waardoor niemand meer de prijs in zijn
voordeel kan beïnvloeden. Alle grote namen in de kunstwereld zochten naar bepaalde voordelen.
In Amsterdam waren in de zeventiende eeuw illegale veilingen een probleem. Op 17 oktober
1630 werden er verschillende beperkingen opgelegd in de zogeheten Gildebrief. Gilden wilden hun
hoogwaardigheid beschermen.
Door kopieën kan de prijs van het origineel zowel omhoog, doordat er meerdere
voorbeelden van zijn, als omlaaggaan, juist omdat er al zoveel van zijn. Schilders van originele
schilderijen waren soms ook kopieerders.
Mandeville over de taxatie van schilderijen
Vier factoren die de waarde van schilderijen bepalen:
i. De naam van de schilder;
ii. De fase in de ontwikkeling van de schilder;
iii. De schaarste van het werk van de schilder;
iv. De rang van degene die het werk in bezit had en de tijd dat het in bezit is geweest van ‘grote
families’.
Succes zou worden gemeten in mate van financiële waarde, niet noodzakelijk in kwaliteit. Doordat er
een fysieke grens zat aan het aantal schilderijen dat een schilder kon maken, liet hij werken soms
voorschilderen of afmaken door zijn leerlingen.
De Haarlemse Gilde en de openbare verkopen
In het charter van 22 februari 1590 vraagt het Haarlemse Gilde om zowel niet-leden als niet-burgers
te verbieden om hun werk te verkopen in Haarlem. Tegenstanders menen dat het verbod ervoor
zorgt dat er geen nieuwe ‘liefhebbers’ ontstaan, waardoor ook het aantal schilders zal afnemen.
Buitengewone schilders hielden zich weinig bezig met het verbod; zij verkochten hun
schilderijen vanuit hun eigen huizen. Vanaf 3 augustus 1644 konden schilderijen niet langer
publiekelijk worden verkocht, behalve deze die behoorde aan een overleden individu, een schilder
die met pensioen was gegaan of een kunsthandelaar die zich uit de business terugtrok. Om fraude
tegen te gaan mocht het gilde afgevaardigden sturen om de veilingen te controleren.
, Op 23 augustus 1664 werden de beperkingen iets verzacht door twee jaarlijkse openbare
verkopen te organiseren. Als liefhebbers moesten ontstaan, dan zouden deze openbare verkopen
daarbij helpen.
Uitmuntendheid versus verkoopbaarheid
Een handelaar kan er niet aan ontkomen om een schilderij op financiële waarde te schatten; een
kenner kan zich hiervan onthouden. Van Hoogstraten plaatst historische schilderijen op de eerste
rang; scenes van alledaags leven in de tweede rang; de derde categorie zijn bloemenschilderijen en
stillevens. Handelaren blijven de continu de mark testen om te kijken waar vraag naar is. Een
handelaar liep meer risico dan de schilder, omdat die altijd nog zijn schilderkunsten bezat.
Montias (1987).
Proces en productinnovaties
De arbeid die in een werk zit bepaald voor het grootste deel de kosten van een kunstwerk. Twee
typen van innovatie zijn product en proces. De opdeling van werk is een klassieke manier op de
productie op te schroeven en zo de kosten te laten dalen; ‘lopende band’. Deze innovatie werd
mogelijk door de groei van de vraag. De beperkingen die werden opgelegd door gilden waren minder
succesvol dan werd gedacht.
De competitie tussen maniëristische en schilderkunstige stijlen
In de zestiende eeuw lagen de noordelijke provincies op cultureel gebied achter op de zuidelijke
provincies. In Antwerpen voorzagen specialisten de kerk; in de noordelijke provincies waren de
schilders afhankelijk van de kerk of persoonlijke patronen. Door de Beeldenstorm nam de vraag naar
kunst in huis toe. In de zestiende eeuw was er een vloed aan immigranten die hun specialiteiten
meenamen.
De toename van het aantal schilderijen dat een schilder kon maken leverde uiteindelijk net
zoveel op als wanneer de prijzen van enkele schilderijen omhoog was gegaan.
- Wat is het verschil tussen de maniëristische en schilderkunstige stijlen?
Mannerist: Strakker geschilderd. Meer precies en gedetailleerd. In principe duurder, want meer tijd
aan besteed. Painterly: losser geschilderd. Snel geschilderd, minder precisie. In principe goedkoop,
want minder tijd aan besteed.
Anonieme markten en patronage
Om van de schilderkunst te leven moet aan drie condities worden voldaan: de productiekosten
moeten laag zijn, er moet een vraag naar schilderijen zijn, waardoor ze snel verkocht worden en ten
slotte moet de markt uitzicht bieden op vergroting van de productie. Rond 1650 zette de afname in
vraag naar kunst in.
1. Vraag naar schilderijen stijgt.
2. Daardoor is er ruimte voor innovatie.
3. Specialisme verdwijnt.
4. Meer vraag naar gedetailleerde kunstwerken.
Painterly wordt gemaakt voor de vrije markt. Mannerist wordt gemaakt voor opdrachtgevers.
Samenwerken of juist helemaal specialiseren in een bepaald genre. Dit wordt gedaan om de kosten
te drukken. De prijs gaat naar beneden, waardoor een grotere groep mensen schilderijen konden
kopen. Meeste schilders in de painterly style kunnen hun kosten dekken, maar worden er niet rijk
van. Painterly schilders zijn gefixeerd op kostenbesparing.
,De vraag naar schilderijen steeg, als gevolg van economische groei. Kunst werd meer als een
handelsproduct gezien. Ontstaat een kunstmarkt. ‘On Spec’: dat je in een hele snelle tijd voor een
groot publiek schilderijen kan maken. Er wordt speculatief geschilderd. Hij schildert iets wat hij
vermoed te verkopen. Heeft geen opdrachtgever, dit is bij mannerist wel veelal zo.
Kunstmarkt ontstaat door de economische groei. Ook door Beeldenstorm, dus Reformatie. Konden
niet meer in het openbaar kunst bekijken, dus komt vraag naar kunst voor thuis. Ook valt de adel
weg, een van de grote kunstafnemers. De adel blijft achter in het zuiden, omdat Nederland
veranderd in een Republiek. De traditionele afnemers vallen dus weg> adel en kerk. Door de
economische groei ontstond er een iets rijkere burgerklasse. Wilde wel kunst kopen, maar hadden
een gelimiteerd bedrag uit te geven.
Markt stort in 1560 in, als gevolg van de ecnomische stagnatie. Mannerist kwam terug, ten opzichte
van de painterly schilderijen. In 1672 is het het Rampjaar: aanvallen van Frankrijk, Engeland en
Duitsland. Ontstaat een vraag naar oude schilderijen die al gemaakt zijn. Gaat om tweedehands
schilderijen. Zijn genoeg schilderijen, dus waarom nieuwe kopen. Schilders produceren vooral voor
de Nederlandse markt.
, Week 2 – Creatieve industrie vandaag
Hoewel elementaire economische theorie voorspelt dat activiteiten zich min of meer gelijkmatig over
een gebied verspreiden, is de werkelijkheid natuurlijk heel anders. Bedrijven die elkaars
concurrenten zijn, blijken vaak tegelijk buren. Om dat te verklaren, ontwikkelde de Amerikaanse
econoom Michael Porter zijn theorie van ‘clusters’. Drie artikelen van deze week passen zijn en
andere theorieën toe op de geconcentreerde vestiging van creatieve industrie in bepaalde plaatsen.
Deze artikelen zullen ons gereedschapskistje vormen voor de cursus; met de daarin ontwikkelde
begrippen en theorieën kunnen we hopelijk de creatieve industrie in Antwerpen en Amsterdam
beter analyseren. Je moet die artikelen dus vooral met het oog daarop lezen. Kortom, het gaat ons in
deze week om de denkkaders die de auteurs ontwikkelen.
Hoorcollege I
De Gouden Eeuw televisie etc.
De Kunsten
Beeldende kunst, podiumkunst, muziek en literatuur. Kunstgeschiedenis, theaterwetenschap,
musicologie en letterkunde. Hebben allen hun eigen tradities, tijdschriften en boeken. Onderling
weinig contact. Vaak verschillende brokken van verschillende disciplines met elkaar onderzocht. Gaat
niet altijd even makkelijk.
De kunstenaar
Sterk gericht op het individuele genie; grote namen zoals Shakespeare Rembrandt. Waren allen
mannen. Verandering is vooruitgang? Derde kenmerk die alle vakken hebben is dat ze geneigd zijn
om de kunstenaars te typeren in stromingen. In de letterkunde heet het Renaissance; in de
beeldende kunst is het Barok.
Gouden eeuw
‘Hoge’ Renaissance, C15-16
Leonardo da Vinci (1452-1519);
Michelangelo (1475-1564);
Rafael (1483-1520)
Engels Toneel, C17
William Shakespeare
Christopher Marlow
Ben Jonson
Het begrip Gouden Eeuw vergt iets meer bedenking. Groep kunstwerken en kunstenaars.
Internationaal toonaangevend. Al dan niet in meerdere kunstvormen tegelijk. Beperkt in tijd (maar
soms langer dan een eeuw). Een Gouden Eeuw heeft niet honderd jaar geduurd, maar in Nederland
maar rond de vijftig jaar. Vanaf 1600, tot ongeveer 1650. Iets meer dan een generatie.
Antwerpse Gouden Eeuw was in de zestiende eeuw. Echter is Rubens, een van de grootste personen
van de Gouden eeuw later werkzaam. Gouden Eeuw in Amsterdam duurde niet een hele eeuw.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ftb. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.