Hoofdstuk 1 Ontstaan van fossielen:
Van groot naar klein: 1. Doden dieren worden bedekt met een laagje zand of klei
Organisme: levend wezen (het op naam brengen heet 2. De laag wordt steeds dikker & zwaarder
determineren) 3. De laag met dode dieren versteent.
Orgaanstelsel: groep van samenwerkende organen (bv. 4. Steenlagen plooien & er komt erosie: fossielen komen boven.
ademhalingsstelsel, verteringsstelsel, skelet, etc.)
Hoofdstuk 2
Orgaan: deel van een organisme met een of meerdere
Borstkas: ribben + borstwervels + borstbeen
functies
Bekken: heupbeenderen + heiligbeen
Weefsel: groep cellen met dezelfde vorm en functie
Ellepijp: loopt van de ELLEboog naar de kant van PInk
Cel: bevat Pijpbeenderen: lang & dun, geel beenmerg + vet
• celkern: regelt alles in de cel & bevat DNA Platte beenderen: plat & breed, rood beenmerg -> vormt
• cytoplasma: vloeistof in cel met opgeloste stoffen bloedcellen
• celmembraan: vliesje om cel dat boel bij elkaar houdt
Been bestaat uit: Kraakbeen bestaat uit:
Orgaanstelsel: Functie: Wat behoord er
Beencellen ♥ Kraakbeencellen
tot het stelstel?
Tussencelstof + veel ♥ Tussencelstof + weinig kalk
Skelet Stevigheid, vorm, Alle botten kalk & weinig lijmstof & veel lijmstof
bescherming & • Hard en stevig • Buigzaam
beweging mogelijk • In tussenwervelschijven,
maken (& maken van gewrichten
bloedcellen in tussen rib & borstbeen
beenmerg) & oorschelp
Spiers- Bewegen Alle spieren
Verterings- Voedsel kleiner maken Mondholte,
& in bloed opnemen slokdarm, maag
& darmen
Ademhalings- Zuurstof opnemen & Neusholte,
koolstofdioxide aan mondholte,
lucht afgeven luchtpijp &
longen
Bloedvaten- Zuurstof & Hart &
voedingsstoffen naar bloedvaten
spieren/organen
vervoeren,
koolstofdioxide &
afvalstoffen afvoeren
= werken samen om je spieren te laten bewegen
Bij het waarnemen van iets gebruik je je zintuigen.
Natuurgetrouwe tekening: nauwkeurige tekening met alle
details
Schematische tekening: alleen de belangrijke
hoofdlijnen/onderdelen getekend
Stappen van onderzoek:
Onderzoeksvraag
(Hypothese)
Werkplan: werkwijze, materiaal & tijdsplanning
Resultaten
Conclusie
Steekproef: als je niet alles gaat tellen maar een selectie maakt
Proefvlak: bij planten onderzoek je vaak een klein stukje van
een gebied Wervelkolom van boven naar onder:
7 halswervels (bovenste = atlas, tweede = draaier)
Resultaten kun je verwerken in een: 12 borstwervels -> ribben aan vast
Tabel (resultaten verzamelen) 5 lendenwervels
Staafdiagram (aantallen) Heiligbeen -> vergroeide wervels
Lijndiagram (groei) Staartbeen -> vergroeide wervels
Cirkeldiagram ( percentages)
Wervel bestaat uit het wervellichaam & wervelgat. Door het
Fossielen: overblijfselen van organismen die vroeger leefden. wervelgat loopt het ruggenmerg (zenuwen)
Paleontologen proberen uit fossielen het levende dier na te Wervelkolom zorgt voor schokdemping door:
bouwen. De ouderdom kun je bepalen door te kijken in welke Dubbele S-vorm
steenlaag het fossiel zit. Kraakbeenschijven
Hernia: en kraakbeenschijf tussen de wervels puilt uit en drukt
tegen de zenuwen in het ruggenmerg
, Pasgeboren baby -> skelet grotendeels nog kraakbeen 2 manieren bewegen wervelkolom:
Fontanellen: stevig vlies dat tussen de schedelbeenderen zit zijdelings golvende bewegingen maken: vis, reptiel, amfibie
(tijdens en max. 1,5 jaar na de geboorte) -> maakt bevalling op en neergaande golfbewegingen maken: vogel, zoogdier
mogelijk, op latere leeftijd is dit een naadverbinding.
Groeischijven: laag van kraakbeencellen in pijpbeenderen. 3 soorten poten:
Vanuit hier wordt een bot langer. Na de puberteit verbenen Topgangers: loopt op toppen van tenen
deze cellen en stopt de lengtegroei.
Hoefgangers: topgangers met hoeven om elke teen
Botten zijn verbonden via een: Teengangers: alleen teenkootjes op de grond
Naadverbinding (schedel) = onbeweeglijk Zoolgangers: hele voet op grond (stevig, niet snelheid)
Kraakbeen (o.a. rib – borstbeen) = beetje beweeglijk
Zintuig Prikkel (invloed uit omgeving)
Vergroeid (o.a. heiligbeen en staartbeen) = onbeweeglijk
Huid • Warmtezintuigen • Hoge temperatuur
Gewricht = beweeglijk • Koudezintuigen • Lage temperatuur
Soorten: • Pijnzintuigen • Pijn
• Kogelgewricht • Tastzintuigen • Hoe voelt een voorwerp aan?
• Scharniergewricht Oog Gezichtszintuig Licht
• Rolgewricht (spaakbeen rolt om ellepijp)
Oor Gehoorzintuig Geluid
• Zadelgewricht (duim)
Neus Reukzintuig Geurstoffen
Bouw:
Tong Smaakzintuig Smaakstoffen
• Gewrichtskom: erin draait gewrichtsknobbel
• Gewrichtsknobbel: draait in gewrichtskom
• Kraakbeenlaagje: tegen slijtage & soepel bewegen Zenuwstelsel: zenuwen, ruggenmerg en hersenen
• Gewrichtskapsel: houdt botten bij elkaar & maakt 1) Gevoelszintuigen worden geprikkeld.
gewrichtssmeer 2) Zintuig zet prikkel om in impulsen(elektrische signalen).
• Gewrichtssmeer: laat gewricht soepel bewegen 3) Impulsen gaan via zenuwen door ruggenmerg naar hersenen.
4) In je hersenen ben je bewust van wat je waarneemt.
• Gewrichtsbanden: verstevigd gewrichten die zwaar
werk doen 5) Via je hersenen gaan impulsen door ruggenmerg &
bewegingszenuw door naar je spier.
Spieren zitten met pezen vast aan het skelet. Als een spier 6) Je spier ontvangt impulsen -> je gaat bewegen.
samentrekt, trekken de spiervezels samen -> spier korter. Een
Reageren doe je via deze route (onbewust slaat hersenen over):
spier levert meer kracht als er meer spiervezels samentrekken.
Skeletspieren bestaan uit dwarsgestreept spierweefsel & staat gevoelszenuw - ruggenmerg - hersenen – bewegingszenuw
onder invloed van je wil. Spier bestaat uit spierbundels: groep
Hersencentrum: speciale gebieden per zintuig in je hersenen
van spiervezels bij elkaar, omgeven door een taai vlies.
waar de impulsen binnenkomen. Je zintuigen sturen zo veel
impulsen naar je hersenen dat ze niet op alles kunnen reageren.
Antagonisten: spieren die tegenovergestelde beweging maken
Biceps = armbuigspier Je hersenen 'kiezen' wanneer er wel of niet een reactie volgt.
Hoe meer de info uit een zintuig afwijkt van datgene dat je
Triceps = armstrekspier
gewend bent, hoe belangrijker deze impulsen voor je hersenen
zijn.
2 soorten spieren
Willekeurige spieren: bewust samentrekken
Onwillekeurige spieren: onbewust samentrekken’
Wand darmen/slokdarm -> kringspieren & lengtespieren
Trainen kan op:
Spierkracht
Lenigheid
Coördinatie 1) Oogspier: zorgt ervoor dat je je oog kunt bewegen.
Uithoudingsvermogen 2) Glasachtig lichaam: opvulling van oog; houdt alles op zijn
Trainingseffect -> na training zijn spiervezels licht beschadigd, plaats.
na herstel zijn spiervezels sterker dan voorheen 3) Vaatvlies: bevat bloedvaatjes die alle voedingsstoffen voor
het oog aanvoer.
Blessures: 4) Netvlies: vangt lichtprikkels op & maakt impulsen.
Botbreuk: 5) Oogzenuw: brengt impulsen naar hersenen.
• Een bot is gebroken. Arts zet botstukken recht 6) Gele vlek: deel van netvlies waarmee je het beste ziet.
Gewrichtsblessures 7) Blinde vlek: er zit geen netvlies -> je kan er niks mee zien.
• ontwrichting: gewrichtsknobbel schiet uit kom 8) Lens: vormt scherp beeld op het netvlies.
• verstuiking: gewrichtskapsel rekt uit of scheurt in 9) Harde oogvlies: beschermd binnenste laag van oog.
• voetbalknie: kraakbeen in kniegewricht scheurt 10) Iris: kan regelen hoe groot de pupil is.
Spierblessures 11) Pupil: opening waarmee de hoeveelheid invallend licht
• spierpijn: er blijven afvalstoffen in spieren achter geregeld kan worden.
• spierkneuzing: spiervezels & bloedvaatjes in spier zijn stuk 12) Lens bandjes: ontspannen -> lens bol & gespannen -> lens plat
• spierkramp: spier trekt plotseling krachtig samen 13) Hoornvlies: deel van je harde oogvlies dat doorzichtig is. Er
• spierscheuring: scheurtje in vliezen om spierbundels valt licht je oog binnen
• zweepslag: plotselinge spierscheuring
Oogkassen: holtes in je schedel waar je ogen is zitten ->
Blessures voorkomen beschermt je oog.
Intapen: gewrichten omwikkelen Traanklier: maakt traanvocht -> oog droogt niet uit en ontsmet.
Warming-up & cooling-down Traanbuis: voert vocht en vuil af naar je neus.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lvandermade. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.04. You're not tied to anything after your purchase.