Psychological Testing: History, Principles, and Applications, Global Edition
2020! Samenvatting van hoofdstukken uit het boek "Psychological testing. History, principles, and applications" van R.J. Gregory (2013). Geschikt voor het vak Psychometrie van de studie Psychologie aan de Radboud Universiteit. Behandelde onderwerpen (onder andere): klassieke testtheorie, item respo...
Hoofdstuk 1A: The nature and uses of psychological testing
Een test is een gestandaardiseerde procedure voor het samplen van gedrag en het beschrijven ervan
met categorieën of scores. Testen verschillen erg van elkaar, maar hebben vaak de volgende
kenmerken:
Gestandaardiseerde procedure;
Gedragssample;
Scores of categorieën;
Normen of standaarden;
Voorspelling van non-test gedrag.
Zoals gezegd moet een test gestandaardiseerd zijn. Dit houdt in dat de procedures uniform zijn over
alle afnemers en settingen. Gestandaardiseerde meetinstrumenten bevatten dan ook specifieke
instructies in verband met afname en scoring die er voor zorgen dat de test volgens een bepaald
protocol wordt uitgevoerd. Deze specifieke instructies zijn ook wel de normen. Normen worden
gebruikt om gedrag te voorspellen.
Deze omzetting van ruwe uitslag naar afgeleide uitslag, wordt berekend door de uitslag van de
proefpersoon te vergelijken met de uitslagen van zijn normgroep. Deze normgroep wordt ook wel
de standaardisatiesample genoemd.
Klassieke testtheorie gaat ervan uit dat elke persoon een echte score, T, heeft die zou worden
verkregen als er geen meetfouten waren. Deze echte score zou de proefpersoon krijgen als hij de
test oneindig vaak af zou nemen, zonder te herinneren dat hij de test ooit afgenomen heeft. Helaas
observeren testgebruikers nooit de echte score van een persoon, alleen een waargenomen score,
X. Er wordt aangenomen dat de waargenomen score = echte score plus een fout:
X= T + E
waargenomen score echte score fout
Verder onderscheid in testen:
In een norm-referentie test wordt de testscore van een individu vergeleken met de gemiddelde
testscores (referentie) van anderen. In een criterium-referentietest is het doel om te bepalen
waar het individu staat met betrekking tot educatieve doelen. Bijvoorbeeld: het criterium wordt
bereikt als het individu 90% van de vragen goed heeft. Hierbij wordt dus niet vergeleken met
anderen.
Type testen
Groepstesten: metingen op papier voor veel mensen tegelijk
Individuele test: één op één afname
,Testen kunnen in acht categorieën worden verdeeld:
Intelligentietesten In een intelligentietest worden verschillende vaardigheden
beoordeeld om zo het algemene intellectuele niveau van iemand in te schatten. Hiervoor
wordt een heterogene sample van items gebruikt, dwz verschillende vaardigheden.
Bekwaamheidstesten (aptitude tests) Bekwaamheidstesten meten één of meerdere
onderdelen van bekwaamheid. Dit kan gebruikt worden om te kijken of iemand
bijvoorbeeld geschikt is voor een baan. Een single aptitude test meet maar één
bekwaamheid/vermogen, een multiple aptitude test meet meerdere.
Prestatietesten (achievement tests) Prestatietesten meten de mate van leren, succes of
prestatie binnen een onderwerp. Prestatietesten worden gebruikt om te meten wat eerder
al geleerd is, bijvoorbeeld een toets op school. Dit verschilt van een bekwaamheidstest,
waarbij het vooral draait om het voorspellen van toekomstig gedrag.
Creativiteitstesten Creativiteitstesten beoordelen het vermogen om nieuwe ideeën,
inzichten of artistieke creaties te produceren.
Persoonlijkheidstesten Een persoonlijkheidstest is een soort psychologische test die is
ontworpen om van de persoonlijkheidstrekken van een proefpersoon te testen.
Interessetesten (interest inventories) Interessetesten meten de individuele voorkeur
voor bepaalde activiteiten of onderwerpen. Deze testen worden gebruikt om te helpen bij
een beroepskeuze. Impliciet wordt dus aangenomen dat interesse leidt tot
baantevredenheid.
Gedragsprocedures Gedragsprocedures worden gebruikt om de consequenties van
gedrag te voorspellen. In de test wordt gevraagd naar bijvoorbeeld de frequentie, duur en
consequenties.
Neuropsychologische tests Neuropsychologische tests worden gebruikt om al dan niet
een hersendysfunctie vast te stellen. Door deze testen kan gekeken worden waar de
schade zich bevindt en wat de mate daarvan is.
Het gebruik van testen
Er zijn vijf categorieën waarbij testen gebruikt worden:
1. Classificatie: Hierbij wordt een persoon aan een bepaalde categorie toegewezen aan de hand
van de uitkomsten van de test. Verschillende vormen zijn:
a. Plaatsing is het sorteren van personen in verschillende programma’s, passend bij
hun behoeftes of vaardigheden.
b. Screening wordt gebruikt om op een snelle manier personen te kunnen plaatsen in
een categorie. Vaak gaat dit gepaard met misclassificaties, waardoor
complementaire tests nodig zijn.
c. Certificatie wordt gebruikt om aan te geven dat een persoon over een bepaalde
minimumvaardigheid bezit. Bijvoorbeeld: het theorie-examen, waardoor je het rij-
examen mag gaan doen.
2. Diagnose: Een diagnose wordt gebruikt voor een tweetal zaken: het bepalen van de
oorsprong van het abnormale gedrag en het categoriseren van het abnormale gedrag
volgens een vast diagnostisch systeem. Een diagnose vormt vaak de basis voor de verdere
behandeling.
3. Zelfkennis: De resultaten van een test kunnen door de persoon zelf gebruikt worden om te
veranderen. Bv: wisselen van baan na een interessetest.
4. Programma evaluatie: Educatieve en sociale programma’s kunnen door middel van een test
geëvalueerd worden.
5. Onderzoek: Testen worden veel gebruikt in gedragsonderzoek.
, Gestandaardiseerde procedures: Voor een betrouwbare interpretatie van de test resultaten (een
valide test) is het belangrijk dat de test is afgenomen onder gestandaardiseerde procedures. Dit wel
zeggen dat elke test op dezelfde manier wordt afgenomen, zodat de resultaten niet afhangen van
externe factoren zoals de manier van afname en de kenmerken van de tester.
Invloed van de examinator
De examinatoren moeten erg bekend zijn met de test voordat ze deze afnemen. Daarbij moeten ze
ook anticiperen op ongewone omstandigheden, als:
Beperkingen: een examinator moet een beperking (in bv. gehoor, visie of spraak) opvallen,
omdat deze beperking anders de testresultaten kan beïnvloeden.
Groepstests: een examinator moet de tests goed timen, duidelijke aanwijzingen geven, ruis
controleren en uitleggen wanneer en of de kandidaten moeten gokken. De meesten testen
hebben een correctie voor gokken.
Daarbij moet de examinator zorgen voor rapport. Hiermee wordt bedoeld dat de atmosfeer
comfortabel en warm moet zijn. Falen hierin kan leiden tot non-coöperatie of vijandigheid. Vooral bij
kinderen is dit erg belangrijk.
De meeste onderzoeken laten zien dat geslacht, ervaring en ras van de examinator weinig tot geen
verschil maken.
Invloed van de afnemer: Testangst verwijst naar de responsen die samengaan met de angst voor
falen op een test. Dit leidt vaak tot slechtere afnames van de bekwaamheidstest en de
intelligentietest.
Hoofdstuk 3A: Norms and test standardization
Een testscore op zichzelf zegt niet zoveel totdat deze vergeleken wordt met de scores van een
representatieve steekproef. Deze steekproef wordt de normgroep genoemd. Met representatief
wordt bedoeld dat de cliënt op een aantal belangrijke kenmerken vergelijkbaar is met de mensen in
de normgroep. Als bijvoorbeeld de lengte van een kind bekend is, zegt dat weinig totdat die lengte
vergeleken wordt met een (grote) groep kinderen van dezelfde leeftijd.
Uit de test komt een ruwe score. Deze zegt niet veel, totdat deze vergelijkt wordt met de
normscore.
Belangrijke begrippen
De volgende manieren kunnen gebruikt worden om de kwantitatieve data samen te vatten:
Een frequentieverdeling Tellen hoeveel scores binnen elk interval vallen. Een histogram is
een grafische representatie hiervan. In een frequentiepolygon wordt de frequentie
gepresenteerd door puntjes in plaats van kolommen.
Centrale neiging Gebruik van de mediaan en de modus. De mediaan is de middelste
score, wanneer alle scores op volgorde van klein naar groot staan. De modus is de meest
voorkomende score. Als hier twee scores voor classificeren, is de verdeling bimodaal.
Spreiding Hierbij wordt de standaarddeviatie gebruikt. Als de scores dichtbij een centrale
waarde liggen, is deze laag. Anders is hij hoog.
Normaalverdeling Een normaalverdeling is een (grafische) weergave van een verdeling
van een bepaalde populatie die overeenkomt met de statistische verwachtingen. Volgens
deze verwachtingen zal vrijwel elke verdeling van een populatie volgens hetzelfde patroon
verlopen. Een symmetrische, klokvormige curve. Psychologen willen vaak een
normaalverdeling omdat:
o Veel statistisch onderzoek is gebaseerd op een normaalverdeling
o Mathematische precisie: percentages berekenen aan de hand van de verdeling
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elinemeuleman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.84. You're not tied to anything after your purchase.