Hoi hoi! Deze samenvatting heb ik gemaakt voor het tentamen socialezekerheidsrecht 2020. Dit is een samenvatting van bijna 40 A4'tjes. Hierin zijn alle leerdoelen en literatuur uitgewerkt. De opdrachten heb ik eruit gehaald, pak deze er dus zelf even bij voor de beste voorbereiding voor je tentamen!
Leerdoelen Socialezekerheidsrecht K7. 2020 Juridische Hogeschool Avans & Fontys
(In alle leerdoelen zijn ook de antwoorden van de werkcolleges verwerkt)
Week 1
Socialezekerheidsrecht
– Het geheel van wettelijke maatregelen dat de (inkomens)risico’s opvangt die mensen lopen bij hun
functioneren in de maatschappij (werkeloos worden, arbeidsongeschikt worden)
– Enerzijds regels die beogen mensen die niet (meer) in hun levensonderhoud kunnen voorzien,
middelen van bestaan te geven (inkomensfunctie)
– Anderzijds gericht op bevordering en instandhouding van deelname aan het arbeidsproces (re-
integratie)
Solidariteit
Ieder mens komt in zijn leven in aanraking met ‘sociale risico’s. Denk maar aan de kosten die voortvloeien uit
bijvoorbeeld een bezoek aan de huisarts of een specialist, of aan het wegvallen van een inkomen ten gevolge
van het verloren gaan van werk. De sociale zekerheid zorgt ervoor dat de sociale risico’s die een individu loopt
zo veel mogelijk worden verdeeld over alle werknemers en werkgevers of zelfs alle inwoners van Nederland.
Een belangrijk uitgangspunt van sociale zekerheid is dan ook collectiviteit en solidariteit: het door middel van
wetgeving gezamenlijk dragen van de individuele risico’s.
Uitgangspunt van de Nederlandse sociale zekerheid is dat de overheid een belangrijke rol speelt bij het
opvangen van de verschillende sociale risico’s solidariteitsprincipe: opvangen. We noemen dit ook wel de
verzorgingsstaat.
de (historische) ontwikkeling van ons sociaal zekerheidsstelsel in grote lijnen schetsen;
In de middeleeuwen had je gildes. Bijvoorbeeld de gilde van de kledingmakers. Deze beroepsgroep hielp elkaar
als er iets gebeurde met een lid van de gilde. Bijvoorbeeld een man raakt ernstig gewond tijdens zijn werk. Uit
solidariteit werd de familie van de man financieel gesteund. Dit gebeurde toen vanuit de privésfeer. De staat
ging zich er in 1854 mee bemoeien met de inwerkingtreding van de Armenwet. Na de Armenwet zijn er nog
andere, soortgelijke wetten geweest zoals de Ongevallenwet in 1901, de Invaliditeitswet in 1913 en de
Ziektewet die in 1930 in werking trad.
Na 1975 veranderde er een hoop. Vanwege economische omstandigheden werden er bepaalde regels ingesteld
om geld te besparen > kostendelersnorm, partnertoeslag in de AOW afgeschaft en de hoogte van WAO
overlagen. Ook werd de regering strenger. Door de Wet poortwachter werd er gezorgd dat mensen die zich
ziekmelden, zo snel mogelijk weer aan het werk gaan. Ook werden de keuringseisen verscherpt. Vroeger werd
je heel snel al arbeidsongeschikt verklaard. Nu word je voor een bepaald percentage arbeidsongeschikt
verklaard. Je kan niet lopen? Je kan dus wel zitten en je armen bewegen. Dan ben je maar voor 50%
arbeidsongeschikt dus kan je voor 50% werken. Met de Wet huisbezoeken werd er bij de mensen langs gegaan
om te kijken of iemand bijvoorbeeld wel echt alleen woonde en daardoor recht heeft op een bepaalde
uitkering.
Nu wordt het accent meer gelegd op activering. Vanuit de staat worden mensen steeds meer gemotiveerd om
te participeren, om mee te doen. Ook trekt de overheid zich verder terug: privatisering en marktwerking:
Doorbetaling loon bij ziekte gedurende 104 weken.
Zorgverzekeringswet
Aanvullende pensioenen: omdat AOW niet genoeg is bijvoorbeeld
Vroeger was je verplicht verzekerd. Nu is het je eigen verantwoordelijkheid (Zorgverzekeringswet). Vind je de
hoogte van je AOW-pensioen niet genoeg? Dan is het je eigen verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat je
meer krijg. De verantwoordelijkheid ligt dus steeds meer bij de burger zelf en niet bij de staat. Je moet je dus
zelf aanmelden voor een zorgverzekering. Ook zitten er sancties gebonden als je bepaalde overtredingen maakt
of niet aan verplichtingen voldoet: Als je geen Nederlands spreekt, wordt er gekort op je uitkering. Als je
Nederlandse lessen volgt, wordt het weer verhoogd.
, de organisatiestructuur van het Nederlandse socialezekerheidsstelsel beschrijven;
In Nederland is er in een socialezekerheidsstelsel onderscheidt gemaakt:
Volksverzekering
Deze gelden voor iedereen. Iedereen heeft hier recht op. Alle ingezetene in Nederland (iedereen die
hier woont OF werkt). Dergelijke wetten beginnen altijd met de A = algemeen. Dit wordt gefinancierd
via premies.
Werknemersverzekering
Verzekeringen voor werknemers. Dus als je een arbeidsovereenkomst hebt of als het gelijkgesteld is
met een aok. Dit wordt gefinancierd via premies.
Sociale voorziening:
o Inkomensaanvullende voorzieningen: die vullen het inkomen aan tot het sociaal
minimum.
o Inkomensondersteunende voorzieningen: toeslagen van de belastingdienst of vergoeding
voor bepaalde kosten.
Dit wordt gefinancierd vanuit algemene middelen: belastingopbrengsten
de financiering van het Nederlandse socialezekerheidsstelsel uitleggen;
onderscheid maken tussen werknemersverzekeringen, volksverzekeringen en sociale voorzieningen;
Het verschil tussen een sociale verzekering en een sociale voorziening is dat je voor een sociale verzekering
wel zelf premie betaalt en de sociale voorziening wordt gefinancierd uit algemene middelen
(belastingopbrengst, staatskas).
Het verschil tussen een volksverzekering en werknemersverzekering is dat een volksverzekering voor
iedereen is. De hoogte ervan is ook gelijk. Beatrix krijgt net zoveel AOW als mijn opa. Een
werknemersverzekering is alleen voor werknemers en is afhankelijk van je loon.
Werknemersverzekeringen
Onder de werknemersverzekeringen vallen de WW, de WAO, de Wet Wia en de ZW. De kenmerken van
een werknemersverzekering zijn:
bij een werknemersverzekering zijn werknemers verzekerd. In de regel dat personen die op grond van
een aok werkzaam zijn. Zij zijn verplicht verzekerd. Daarbij geldt het territorialiteitsbeginsel. Een
persoon die in België woont maar in Nederland werkt, is verzekerd voor de Nederlandse
werknemersverzekering.
, De financiering gebeurt doordat werknemers en of werkgevers de premie gebaseerd op het loon van
de werknemer, betalen
In het algemeen is de hoogte van de uitkering afgeleid van het dagloon. Het dagloon is meestal het in
het afgelopen jaar gemiddeld per dag verdiende salaris tot het maximumdagloon. Er is dus een directe
koppeling tussen de hoogte van het salaris en de te ontvangen uitkering. De uitkering betreft een
individuele uitkering en houdt dan ook geen rekening met het feit dat de uitkeringsgerechtigde een
vermogen heeft, dan wel een partner met inkomen of vermogen. Anders gezegd: de
werknemersverzekeringen kennen geen partnerinkomenstoes en geen vermogenstoets.
De loongerelateerde uitkering is in duur beperkt en meestal afhankelijk van het arbeidsverleden.
Volksverzekeringen
Onder de volksverzekeringen vallen de AOW, de Wet langdurige zorg (Wlz), de algemene nabestaandenwet
(Anw) en de Zvw. De kenmerken van een volksverzekering zijn:
Bij een volksverzekering zijn alle ingezetenen van rechtswege verzekerd.
Voor de AOW geldt bovendien een opbouwsysteem: voor ieder jaar dat men vanaf de 16-jarige leeftijd
in Nederland woont, is de opbouw 2%. Voor de Zw geldt in die zin een afwijkende regeling, dat niet
alle ingezetenen verplicht verzekerd zijn, maar voor iedere ingezetene de verplichting bestaat een
verzekeringsovereenkomst af te sluiten.
Volksverzekeringen worden gefinancieerd door iedereen die inkomstenbelasting betaalt. Werkt men
in loondienst, dan gebeurt dit door middel van de zogeheten loonfheffing op het inkomen. Werkt men
als zelfstandige bijvoorbeeld als zzp-er, dan krijgt men van de Belastingdienst een aanslag over het
inkomen.
De uitvoering is in handen van de Sociale Verzekeringsbank (AOW, Anw), de zorgkantoren (Wlz) en de
zorgverzekeraars (Zvw).
In het algemeen is de hoogte van de uitkering gerelateerd aan het minimumloon (AOW, Anw). Ook
volksverzekeringen verschaffen een individuele uitkering (geen partnerinkomens- en
vermogenstoetst), maar op dit uitgangspunt bestaat wel belangrijke uitzonderingen. In de
desbetreffende hoofdstukken wordt daar nader op ingegaan.
De duur is, in tegenstelling tot de werknemersverzekeringen, niet afhankelijk van het arbeidsverleden.
Het AOW-pensioen duurt bijvoorbeeld voort tot aan de datum van overlijden, ongeacht het aantal
gewerkte uren.
Sociale voorzieningen
Onder de sociale voorzieningen vallen de bijstand (Participatiewet) en de Algemene Kinderbijslagwet (AKW).
Dit zijn algemene regelingen. Daarnaast zijn er nog regelingen met een bijzondere groep, zoals de Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Wet IIOAW), de
Toeslagenwet (TW), de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en de Wmo.
Maar ook de zorgtoeslag en het kindgebonden budget (Wet kgb) kan men onder de sociale voorzieningen
scharen, omdat ook deze regelingen inkomensondersteuning bieden.
Met betrekking tot de kring van verzekerden, financiering, uitvoering en voorwaarden kenmerken de sociale
voorzieningen zich als volgt:
- Rechthebbend is iedere Nederlander en tevens de niet-Nederlander die hier rechtmatig verblijft.
- De uitvoering is meestal in handen van de gemeente. Vaak door een aparte afdeling Sociale zaken of
een gemeentelijk sociale dienst. Ook het UWV en de SVB voeren een of meer sociale voorzieningen
uit: he UWV de TW en de Wajong, en de SVB de AKW.
- Een sociale voorziening wordt betaald uit de algemene middelen (belastingopbrengst). Om die reden
is de AKW dan ook een sociale voorziening, hoewel deze wet kenmerken heeft van een
volksverzekering, met name op grond van de kring van verzekerden.
- De hoogte van een sociale voorziening is meestal gerelateerd aan het minimumloon en afhankelijk van
de leefsituatie (gezin of alleenstaand alleenwonend of niet). Zo kent de belangrijkste sociale
voorziening, een uitkering op grond van de PW, een (partner)inkomens- en vermogenstoets. De
bijstand wordt daarom ook wel een minimumbehoefteregeling genoemd: de uitkering komt pas in
beeld als binnen het gezin niet voldoende ander inkomen of vermogen aanwezig is. De Wajong
daarentegen is ook een minimumuitkering, maar deze kent deze partnerinkomens- en
vermogenstoets niet.
, - In het algemeen geldt dat geen recht mag bestaan op een uitkering op grond van een verzekering. De
uitkering op grond van een volksverzekering of werknemersverzekering gaat voor; die uitkering is dan
een zogeheten voorliggende voorziening.
- De duur is in principe beperkt, namelijk zolang het inkomen onder het sociale minimum ligt (Pw) of
bijvoorbeeld behoefte bestaat aan een voorziening op grond van de Wmo.
-
aangeven hoe bezwaar en beroep is geregeld tegen besluiten op het terrein van de sociale zekerheid.
Stap 1: Je gaat in bezwaar bij de instantie die het uitvoert; bijv. de gemeente of het UWV
Stap 2: Je gaat in beroep bij de rechtbank, sector bestuursrecht
Stap 3: Je gaat in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep: zij gaan over zaken inzake
socialezekerheidsrecht.
Procedure UWV
De procedure begint bij het indienen van een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft
genomen (art. 6:4 lid 1 Awb). Bezwaar is een integrale heroverweging van een primaire besluit door het
bestuursorgaan dat het primair besluit ook heeft genomen. De indieningstermijn is zes weken.
Voordat men zich tot een administratieve rechter kan wenden, moet men eerst een
bezwaarschriftenprocedure doorlopen. Er geldt hier een afwijkende beslistermijn; 13 weken vanaf laatste dag
bezwaartermijn: art. 6:13 Awb jo art. 129 WW. Dus stel je krijgt het besluit binnen. De volgende dag dien je
gelijk bezwaar in. Toch gaat de termijn pas na zes weken lopen, omdat de indieningstermijn van bezwaar ook
zes weken is. Dan komen er nog 13 weken bij. Dus je wacht in totaal op zijn langst 19 weken. Je kan dan
spoedvoorziening bij de rechtbank aanvragen.
Daarna kan je tegen de beslissing op bezwaar in beroep gaan bij de bestuursrechter. Dit kan binnen zes weken
art. 6:7 Awb. Je kan ook in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken art. 6:24 en 6:7
Awb.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rechtenstudentje123. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.39. You're not tied to anything after your purchase.