Dit is een samenvatting van hoofdstuk 6 t/m 11 van het boek 'Introducing Sociolinguistics' van Miriam Meyerhoff (3e editie). De samenvatting is grotendeels in het Nederlands, sommige begrippen worden in het Engels uitgelegd.
Introducing Sociolinguistics
Chapter 6-11
Chapter 6: Multilingualism and language choice
In dit hoofdstuk wordt er gekeken naar de keuze voor het gebruik van een
bepaalde taal.
Vitality = demografische, sociale en institutionele kracht/sterkte van een
taal en haar sprekers.
Diglossia = een situatie waar twee gerelateerde talen gebruikt worden in
één community: één voor hogere functies (bv. De kerk en de krant) en een
andere taal voor lage functies (bv. Thuis of de markt).
Geen enkele natie is volledig eentalig > mobiliteit, grenzen etc.
Invisible language = een taalvariatie die door het sociale stigma niet
opgeschreven is, wordt onzichtbaar voor huidige en toekomstige sprekers
(bv. Veel gebarentalen)
Kleine, soms onbewuste vormen van linguïstische variatie kunnen grote
sociale effecten hebben.
Joseph Lo Blanco > belangrijk persoon op gebied van taalplanning en
taalbeleid.
Implied language policy = de onbesproken houdingen die mensen hebben
tegenover een taal wat betreft waar ze gebruikt moeten worden, door wie
en met welk doel.
Overt language policy = principes die het gebruik van talen in formele
situaties weergeven.
Voorbeeld Zuid-Afrika > Afrikaans en Engels.
Apartheid > heel veel officiële talen geaccepteerd nadat de apartheid
wegviel. Alle talen moeten gelijk behandeld worden.
National language = een variatie die is gekozen door een natie als de taal
die nationale identiteit representeert.
Official language = een variatie die is ontworpen als de taal voor alle
formele zaken wat betreft regeren. Alle ‘public services’ zijn in deze taal.
Ethnolinguistic vitality = de mate van sterkte en levendigheid van een
taal, meestal een goede indicator voor of een taal wel of niet in leven zal
blijven in een community. Gemeten op demografisch, sociaal en
institutioneel niveau.
Hoge vitaliteit > als een taal veel en wijd verspreid gebruikt wordt.
Hoelang blijft een taal gebruikt worden?
Hoe maak je een taal weer levendig?
Vitaliteit als functie van status, demografie en institutionele metingen.
,De standaardtaal van een land of gemeenschap heeft een hoge sociale
status en daardoor een hoge vitaliteit. De historische status heeft ook
invloed (figuur 6.1 blz. 121) De factoren zijn niet per definitie onafhankelijk
van elkaar, het overlapt ook deels. Ook wegen niet alle factoren even
zwaar.
Revitaliseren = een taal weer vitaal/levendig maken.
Taal is een onderdeel van je identiteit.
Diglossia = twee talen met verschillende functionele rollen in een
community.
High variety (H) = de taal met een hoge overt prestige, gebruikt voor
formele context en schrijven.
Low variety (L) = de in de volksmond gebruikte taal.
Vitality is niet hetzelfde als prestige, bij prestige is het verschil tussen wel
of niet bewustzijn van belang, bij vitality niet.
Principle of first-past-the-post = de mensen die als eerst in contact komen
met een dialect of taal hebben meer invloed op de structuur van de
nieuwe variant die daaruit voortkomt.
Code-switching = het wisselen tussen verschillende talen binnen een zin
of in bepaalde contexten. Bijvoorbeeld omdat een woord beter klinkt in
een taal, de betekenis beter uit te drukken is in een bepaalde taal of
omdat sommige talen geen woord hebben voor hetgeen wat je wilt
zeggen. De term code-mixing wordt ook wel gebruikt.
Domain = de sociale en fysieke setting waarin een spreker zich bevindt.
Situational code-switching = code switching met als motivatie waar de
spreker zich bevindt. Als de code-switching wordt veroorzaakt door de
persoon met wie je praat is het addressee-based.
Code-switching is meer individueel gericht en flexibel, diglossia is gericht
op de maatschappij.
Interlocuter = gesprekspartner
Vernacular = volkstong
Kiezen welke taal je gebruikt in een bepaalde situatie vereist
mensenkennis en culturele kennis. Ook moet je iets weten over de
interactionele normen en wanneer het het juiste moment is om een
bepaalde taal te gebruiken.
Passive knowledge = het vermogen om een taal te begrijpen, maar deze
niet te spreken.
Active knowledge = wanneer je een taal(variant) kan begrijpen, spreken
en gebruiken.
Toch voelen mensen vaak simpelweg aan welke taal ze het beste kunnen
spreken in een bepaalde situatie. Tot nu toe gaat het over wisselen tussen
talen: of je gebruikt de ene taal, of de andere. Bij code-mixing wissel je
, van talen binnen zinsdelen of zinnen. (dit heeft negatievere reacties dan
code-switching)
Code-mixing is een dynamisch proces. Het wisselen tussen woorden en
morfemen gaat snel en vloeiend.
Anti-language = het vervangen van lexicale termen in de standaardtaal
voor woorden die ervoor zorgen dat de taal onbegrijpelijk wordt voor
sprekers van alleen de standaardtaal.
Translanguaging = een neutralere term dan code-switching. Het snelle
wisselen tussen talen in gebruik (wordt soms ook polylingual practices
genoemd)
Haalt een andere term wel echt de negatieve associaties weg?
Code-switching is geen teken van een slechte beheersing van een taal,
maar juist van een goede beheersing, omdat je nadenkt over welke
woordkeuze en taal het beste is om iemand anders te laten begrijpen wat
je bedoelt. Toch zijn er veel negatieve houdingen tegenover code-
switching en meertaligheid.
Lingua franca = de taal die gebruikt wordt om te communiceren met
mensen die een andere moedertaal hebben dan jij.
Speech levels = het veranderen van de vocabulaires met veel
verschillende andere vormen in verschillende stijlen passend bij de sociale
groep van de persoon tegen wie je praat.
Caste systems = sociale groepen in bepaalde culturen waar je in geboren
wordt en ook niet meer uit kunt komen (bepaald door de kaste van je
ouders).
Bij speech levels verandert de structuur meestal niet, maar de
woordenschat vooral. De kaste bepaalt de speech style (high, middle,
low). Hier zijn sprekers zich bewust van, maar niet alle sprekers kennen al
het vocabulair.
De taal die gesproken wordt is geassocieerd met de kaste waar die
persoon in zit. Er is wel contact tussen de kasten wat zorgt voor variatie en
verandering, maar dit is wel gelimiteerd.
Een taal heeft niet standaard een hoge of lage vitaliteit, het hangt ervan af
vanuit welke taal je naar een andere taal kijkt.
Chapter 7: Real time and apparent time
In dit hoofdstuk wordt er gekeken naar de rol van variatie bij
taalverandering > variationist sociolinguistics.
Real time studies = onderzoeken waarbij wordt gemeten volgens de
werkelijke tijd. Het voorbijgaan van jaren, uren, minuten en secondes,
gemeten met kalenders en klokken.
Apparent time studies = gemeten door het vergelijken van sprekers van
verschillende leeftijden in een speech community op een bepaald
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Louise2001. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.42. You're not tied to anything after your purchase.