Hoofdstuk 14
§2: De opmars van het parlement (tot 1848)
Eind 18e eeuw: Nederland nog een republiek o.l.v. Willem V (stadhouder). Het ging niet zo goed: GB
en Frankrijk gingen de Republiek economisch en politiek gezien voorbij en een groep steenrijke
kooplieden (regenten) hadden alle invloedrijke bestuursposten in handen. De gewone burgers die
meer bestuurlijke eenheid wilden (patriotten) kwamen in aanraking met de ideeën van de Verlichting
(verstand en wetenschappelijk redeneren zorgt voor de waarheid).
- Joan Derk van der Capellen tot den Pol: voorman van de patriotten. Zijn boek Aan het volk
van Nederland werd in Nederland verspreid.
- ideaal: representatieve democratie: gekozen vertegenwoordigers die namens alle
burgers beslissingen neemt → organisaties waar burgers ideeën uitwisselden,
bloeiden op
- 1787: mislukte revolutiepoging van de patriotten → veel patriotten vluchtten naar
Frankrijk, waar twee jaar later de Franse Revolutie was
- ideeën Franse Revolutie: eenheid van bestuur, scheiding van kerk en staat, gelijkheid
voor de wet en vrijheid van godsdienst
- 1795: einde Republiek der Nederlanden, door Napoleon. Nederland werd een eenheidsstaat en alle
privileges van de steden en gewesten werden afgeschaft. Kerk en staat gescheiden en godsdiensten
waren gelijk voor de wet. Burgers kregen rechtsbescherming en mochten niet zomaar worden
opgepakt.
- 1796: het eerste nationale vergadering (parlement) gekozen. Die moest een grondwet samenstellen,
maar daar kwamen ze niet uit. Radicale democraten pleegden een staatsgreep. Iedereen die het niet
eens was met hen, werd uit het parlement gezet. Gevolg:
- 1798: Nederland één land, met overal dezelfde wetten en democratische rechten
- 1806: Napoleon wilde meer macht en liet zijn broer Lodewijk koning in Nederland worden.
- 1810: Nederland onderdeel van Frankrijk.
- 1813: Nederland een Monarchie, heel veel macht voor de koning. Stadhouder Willem V was in
1795 gevlucht naar Engeland, dus zijn zoon, Willem I, werd de koning. Zijn macht en de rechten van
de burgers kwamen in een grondwet te staan.
- Congres van Wenen: bepaalt dat België bij Nederland zou horen. Zorgde voor spanningen, in
België wilde ze de grondwet niet aannemen, maar in het Noorden wel, dus alsnog
meerderheid.
- 2 december 1813: Willem I zwoer een eed op de voorlopige grondwet, waarin stond dat Nederland
een parlement kreeg: de Staten-Generaal. Parlement had twee kamers (wetsvoorstellen goedkeuren):
- Tweede Kamer: gekozen via verkiezingen, maar alleen hele rijke mensen mochten
stemmen. De selectie werd gemaakt op basis van de belastingen →
censuskiesrecht
- Eerste Kamer: gekozen door de koning, niet democratisch
- Willem I: Regeerde per Koninklijk Besluit, een besluit hoefde niet aan de kamers worden
voorgelegd. Hij vond zichzelf centraal staan. Het parlement werd door Willem zelf gekozen,
had weinig te zeggen en legde verantwoording af aan de koning.
- 1830: Belgen in opstand, België een eigen staat → verschillen tussen Noord en Zuid
waren te groot
- 1840: de scheiding formeel in de grondwet, koning Willem I stapte op (hij was teleurgesteld)
Liberalen: maakten zich sterk voor meer inspraak van burgers en een invloedrijker parlement. Staan
voor vrijheid en democratie (komt van het woord ‘liberales’, Spaanse vrijheidsstrijders)
1845: het ging slecht met de economie, regelmatig voedselrellen
februari 1848: overal revoluties, Willem II zag de bui hangen en werd liberaal → grondwet
Thorbecke:
1848: grondwet door Thorbecke (liberaal) → macht van koning ingeperkt, parlement
meer macht
- censuskiesrecht vond Thorbecke een goed idee, dus dat bleef. Verdere vrijheden (drukpers
en vereniging) goed vastgelegd. Daarnaast scheiding der machten (Montesquieu): de koning
is onschendbaar (niet aansprakelijk voor uitspraken en daden) en de ministers zijn
verantwoordelijk. = ministeriële verantwoordelijk; versterking macht van het parlement
- parlement werd de plaats voor politieke conflicten en meningsverschillen
- 1815: recht van initiatief (wetten voorstellen); dat had het parlement al
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller johanna_. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.85. You're not tied to anything after your purchase.