100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Pedagogiek 2.3 - Grip op de groep (Hoofdstuk 1-6 & 8) $4.30   Add to cart

Summary

Samenvatting Pedagogiek 2.3 - Grip op de groep (Hoofdstuk 1-6 & 8)

3 reviews
 148 views  27 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Uitgebreide samenvatting van pedagogiek 2.3 (Pabo HvA) met het boek: Grip op de groep. Bij de tussenkopjes staan de paginanummers van het boek aangegeven. Alle hoofdstukken zijn samengevat behalve hoofdstuk 7.

Preview 5 out of 17  pages

  • No
  • Alles behalve hoofdstuk 7
  • May 14, 2020
  • 17
  • 2019/2020
  • Summary
  • Unknown

3  reviews

review-writer-avatar

By: ishaboonstra1a • 2 year ago

review-writer-avatar

By: jetteveenhuis • 5 months ago

review-writer-avatar

By: stacystarlightdrag • 3 year ago

avatar-seller
Pedagogiek 2.3 - grip op de groep
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1: De groep (P14-23) .................................................................................................................... 2
1.1 Wat is een groep (P14-17) ..................................................................................................................... 2
1.2 In welke behoeften voorziet een groep? (P17-20).................................................................................. 2
1.3 Adaptief onderwijs (P20-22) ................................................................................................................... 3
1.4 Opbrengstgericht werken en de groep (P23) ......................................................................................... 3
Hoofdstuk 2 De positieve groep (P24-37) ..................................................................................................... 4
2.1 Kenmerken van een positieve groep (P25-28) ....................................................................................... 4
2.2 Rollen in een positieve groep (P29-33) .................................................................................................. 4
2.3 Invloed op het leer- en leefklimaat (P34-37) .......................................................................................... 5
Hoofdstuk 3 De negatieve groep (P38-48) .................................................................................................... 6
3.1 Kenmerken van een negatieve groep (P39/41) ...................................................................................... 6
3.2 Rollen in een negatieve groep (P41/42) ................................................................................................. 6
3.3 Invloed op het leer- en leefklimaat (P43-45) .......................................................................................... 7
3.4 Pesten is een groepsziekte (P45-48) (P45/46)....................................................................................... 7
Hoofdstuk 4 Fases in de groepsvorming (P49-58) ........................................................................................ 8
4.1 Fase 1: Forming (P50/51) ...................................................................................................................... 8
4.2 Fase 2: Storming (P52-53) ..................................................................................................................... 8
4.3 Fase 3: Norming (P53-56)..................................................................................................................... 9
4.4 Fase 4: Performing (P56/57) .................................................................................................................. 9
4.5 Fase 5: Termination (P57/58) ................................................................................................................ 9
Hoofdstuk 5 Waarden en normen in de groep (P59-80).............................................................................. 10
5.1 Waarden en normen (P60-63).............................................................................................................. 10
5.2 Bronnen van waarden en normen (P63-65) ......................................................................................... 10
5.3 Balanstheorie (Heider) (P65-67) .......................................................................................................... 11
5.4 Macht en machtsbronnen (P68-71) ...................................................................................................... 12
5.5 Welke waarden en normen? (P72-75) ................................................................................................. 12
5.6 Deviant gedrag ..................................................................................................................................... 13
5.7 Beïnvloeden van groepsnormen in fase 1-3 (P76-80) .......................................................................... 13
Hoofdstuk 6 Inter- en intragroepsrelaties (P81-89) ................................................................................................ 14
6.1 Inter- en intragroepsrelaties (P81-83) .................................................................................................. 14
6.2 Omgaan met conflicten binnen de groep (P83-86)............................................................................... 14
6.3 Omgaan met conflicten tussen groepen (P86-89) ................................................................................ 14
Hoofdstuk 8 Ter afsluiting (P137-150)......................................................................................................... 15
8.1 Integratie in de normale lessen (P137-139) ......................................................................................... 15
8.2 Werkwijzen in het onderwijs (P140-143) .............................................................................................. 15
8.3 Methoden en materialen voor sociaal-emotionele ontwikkeling (P143-145) ........................................ 16
8.4 Als er meer nodig is (P145148) ............................................................................................................ 16
8.5 Jongens (P148-150)............................................................................................................................. 17




1

,Hoofdstuk 1: De groep (P14-23)
1.1 Wat is een groep (P14-17)
Er is spraken van een groep wanneer er een gezamenlijk belang of gezamenlijke taak die om
samenwerking vraagt.

Kenmerken van een groep
Relaties (P15)
De leden krijgen een onderhouden relatie waardoor ze elkaar positiever beoordelen dan mensen buiten
de groep.
Rollen (P15/16) - (H2.2)
Er zijn verschillende rollen en verschillende soorten rollen in de groep. Er zijn bijvoorbeeld leerlingen
die leiding nemen maar ook leerlingen die zorg dragen voor de groep. Welke rollen er voorkomen hangt
af of de groep positief of negatief is.
Groepsnormen (P16)
Dit zijn ongeschreven regels die de groep opstelt die het pedagogisch klimaat en de sfeer beïnvloeden.

Formele en informele groepen (P16/17)
Formele groepen worden bepaald door een factor van buitenaf (bijvoorbeeld een klas). Informele
groepen ontstaan min of meer spontaan (bijvoorbeeld een vriendengroep).
Informele groepen kunnen ook uit dwang ontstaan. Wanneer dit zo is, is er vaak spraken van: Angst om
er niet bij te hoeren, dreiging van anderen enz.
Binnen een grotere groep kunnen subgroepen ontstaan. Deze kunnen zowel formeel als informeel zijn.
Ook in subgroepen hebben leerlingen hun eigen rollen.


1.2 In welke behoeften voorziet een groep? (P17-20)




Fysiologische behoeften (P17)
Basisbehoefte: eten, drinken, kleding, onderdak …
Zekerheid/veiligheid (P17)
Veiligheid, geborgenheid en zekerheid
Sociale acceptatie (P17)
Erbij horen, erkenning van familie en vrienden
Waardering (P17)
Waardering, achting en respect
Zelfrealisatie (P17)
Talentontwikkeling




2

,Groepen en de piramide van Maslow (P18-20)
Fysiologische behoefte (P18)
In deze laag komt vooral het gezin (als groep) aan te pas.
Zekerheid en veiligheid (P18)
In deze laag spelen de leeftijdsgenoten en het gezin een rol. Als een groep sta je ster en biedt zekerheid.
Sociale acceptatie (P18)
In deze laag spelen leeftijdsgenoten een rol. Je wilt geaccepteerd worden en erbij horen.
Waardering (P18)
In deze laag spelen leeftijdsgenoten een rol. Je wilt erbij horen.
De behoefte aan persoonlijke contacten staat op de derde en vierde laag. Het verschil tussen jongens
en meisjes: (P19)
• Meisjes: vaak een sterke behoefte aan hartsvriendinnen. Deze relatie is vaak hecht.
• Jongens: actiegerichter.
Zelfrealisatie (P20)
Hier kunnen formele groepen in voorzien. Leerlingen kunnen elkaar helpen bij het leren van nieuwe stof.
Dit draagt bij aan deze laag.


1.3 Adaptief onderwijs (P20-22)
Drie basisbehoeften (P20-22)
Indien aan alle drie de voorwaarden wordt voldaan ontstaat er een positief zelfbeeld.
• Relatie: Het gevoel dat anderen je waarderen en met je willen omgaan.
• Competentie: Als een leerling zich competent voelt, gelooft hij in zijn eigen kunnen. Nieuwe
uitdagingen worden aangegaan.
• Autonomie: Een autonome leerling kan iets zonder hulp van anderen.
De groep speelt ook een rol om aan deze voorwaarden te voldoen. De drie basisbehoefte worden het
best gerealiseerd in een positieve groep

1.4 Opbrengstgericht werken en de groep (P23)
Wanneer er aan de drie basisbehoefte voldoet is de basis gelegd voor effectief obrengstgericht werken.
Een positieve groep is een directe opbrengst. Een positieve groep functioneert sociaal beter,
zelfbeelden ontwikkelen zich positief. Uit onderzoek blijkt da leerlingen later beter functioneren in de
maatschappij als ze zich hebben kunnen ontwikkelen in positieve groepen. De positieve groep is een
voorwaarde voor prestaties op diverse vakgebieden (H2).
De basisbehoeften realiseren is in een negatief praktisch onmogelijk (H3)




3

,Hoofdstuk 2 De positieve groep (P24-37)
2.1 Kenmerken van een positieve groep (P25-28)
Groepsnormen (P25)
Ongeschreven groepsregels (sociale gedragscodes) waarin is vastgelegd hoe te reageren in bepaalde
situaties, welke positie iemand inneemt in de groep, hoe je met elkaar omgaat … Deze regels komen
naar voren wanneer de leerkracht/volwassene weg is. Er is spraken van een positieve groep als er
groepsnormen zijn die onze maatschappij als positief ervaart. Hierbij kan je denken aan:
• Respect voor elkaar, samenwerken, omgaan met verschillen, positieve communicatie en
het bieden van veiligheid.
Bij een negatieve groep (H5.5)

Kenmerken van een positieve groep (tabel) (P25-28)
• De groepsleden zijn eensgezind en gemotiveerd om groepsdoelen te behalen
Kinderen zijn gemotiveerd om dingen samen te doen en het bereiken van het doel geeft een positief
gevoel.
• Groepsleden voelen zich medeverantwoordelijk voor de eigen groep en uiten dit ook
Leerlingen voelen zich verantwoordelijk voor het wel en wee in de groep.
• De groepsleden tonen respect voor de mening en het karakter van een ander groepslid
Leerlingen kennen elkaar en weten hoe ze in elkaar steken. Dingen worden sneller getolereerd.
Leerlingen hebben respect voor andere meningen en horen ook de minderheid aan.
• Groepsleden zijn bereid tot samenwerking
Leerlingen zorgen ervoor dat dingen tot een goed eind worden gebracht. Niet alleen opdrachten
maar ook bijvoorbeeld opstootjes. Samenwerken gebeurt niet zomaar, dit is iets wat geleerd moet
worden.
Alle vier de kenmerken kunnen in grote groepen en subgroepen voorkomen.


2.2 Rollen in een positieve groep (P29-33)
In een positieve groep krijgen de leerlingen de ruimte om de rol die ze van nature ligt ook aan te nemen.
De rollen worden verdeeld via het proces van groepsvorming (H4). De rol die een leerling aanneemt
heeft ook invloed op de vorming van het kind.
Leidinggevende en overige groepsleden (P29/30)
De leidinggevende nemen vaak het initiatief, organiseren en bewaken de goede gang van zaken.
1. Gezagdrager (P29)
Dit is vaak niet de meest opvallende persoon in de klas. Wat de gezaghebber aandraagt, wordt wel
direct opgepakt. De gezagsdrager vormt de opinie van de groep en bewaakt feitelijk het groepsdoel.
Wanneer een ander een idee inbrengt dat tegen het groepsdoel ingaat, grijpt de gezagsdrager in.
De gezaghebber heeft geen vrij spel. Hij kan dingen bepalen zolang hij zich houdt aan de gevestigde
opvattingen binnen de groep.
2. Sociaal werker (P30)
Heeft vooral interesse in mensen en relaties. Hij bewaakt de sfeer en het welzijn. Wanneer er hulp
nodig is of er een akkefietje plaatsvindt, grijpt de sociaal werker in. Heeft een kind verdriet troost hij
het kind. De sociaal werker heeft gezag, al is het niet de hoogste rang. Kenmerkend voor de sociaal
werker is dat hij compromissen aanbiedt op het moment dat er impasse ontstaat. Zij ondersteunen
de appellant.
3. Organisator (P30)
Als geen ander weet hij alles te regelen. De organisator geef direct leiding aan de groepsleden. De
organisator zorgt ervoor dat de hiërarchie behouden wordt in de groep. De wil van de organisator
wordt geaccepteerd zolang dit ook correspondeert met wat de gezaghebber wil. Binnen een
positieve groep kan er onderlinge concurrentie zijn, maar deze is niet bedreigend. De verschillen
worden geaccepteerd. De organisator kan je makkelijk herkennen bij een samenwerkingsopdracht.
Hij verdeelt de taken en controleert of deze gedaan worden.




4

, De overige rollen in de groep: (P31-33)
1. Verkenners (P31)
Zijn niet leidinggevend, maar nemen vaak initiatieven op het moment dat het duidelijk is wat de
bedoeling is. Verkenners zijn concurrenten van de organisatoren. Verkenners zijn nieuwsgierig en
zoeken namens de groep de grenzen op.
2. Volgers (P31)
Zijn groepsleden die binnen de groep trouw doen wat er van heb gevraagd wordt. De macht van de
organisator is afhankelijk van de loyaliteit van de volgers. In een positieve groep zal een organisator
hen dan ook koesteren. Volgers zullen niet gemakkelijk iets doen indien dit in strijd is met de normen
van de groep.
3. Appellant (P32)
Is feitelijk de laagste in de hiërarchie. De appalant doet een beroep op de sociaal werker. De
appalant kan ook gevoelens van andere groepsleden oproepen. Hoe meer hulp de appellant nodig
heeft, hoe beter het is voor de groep (zorgt voor bonding). De rol is veelal situationeel.
4. Joker (P33)
Zorgt voor relativering in de groep. Wanneer er spanning is kan de joker het omzetten in iets
grappigs. De joker doorbreekt de regels en de groepshiërarchie. Zijn rol is essentieel. Hij voorkomt
dat het te ‘serieus’ wordt en uit de hand loopt.


2.3 Invloed op het leer- en leefklimaat (P34-37)
Een positieve groep heeft een positieve invloed op het leer- en leefklimaat. De leerlingen voelen zich
op hun gemak en kunnen zichzelf zijn (negatieve groep H3). Ook hier wordt gekeken vanuit het adaptief
onderwijs en de drie basisbehoefte:
Relatie (P34)
In een positieve groep komt deze behoefte goed uit de verf aangezien de relaties positief zijn. Bij
conflicten wordt het groepsbelang voorop gesteld. De sociaal werker zorgt dat de sfeer bewaakt wordt.
De appellant zorgt ervoor dat er regelmatig een beroep wordt gedaan op groepsverantwoordelijkheid.
Competentie (P34)
Op persoonlijk vlak kunnen er factoren zijn die het gevoel geven dat ze niet competent zijn, maar de
groep zorgt hier niet voor (in positieve groep). Doordat de groep zich gericht bezig houdt met de
groepsdoelen (de gezagsdrager en de organisatoren bewaken dit), krijgen de leerlingen geloof en
plezier in wat ze kunnen (competent). Dit zorgt voor een positief zelfbeeld. Hierdoor ontstaat veiligheid.
Een positieve groep kent elkaars talenten en kunnen hiervan gebruik maken.
Autonomie (P34/35)
Dit wordt volop ondersteunt in een positieve groep. Ze zijn in staat zelf taken te verdelen en zelf tot een
oplossing te komen. Dit stimuleert ook de individuele autonomie. Het geeft de leerling het gevoel dat ze
iets kunnen zonder hulp. De leerling durft ook dingen uit te proberen omdat hij zich veilig voelt. Mocht
er kort toch spanning zijn zorgt de joker ervoor dat dit weggaat.

De leerkracht en het leren in de organisatie (P35-37)
Voor de leerkracht kan een positieve groep ook negatief uitpakken. Als de groep het idee heeft dat de
leerkracht in de iemand voortrekt, kan de groep zich tegen de leerkracht keren. Een positieve leerkracht
ondersteund een positieve groep.
Tijdens de les zijn leerlingen in een positieve groep meer betrokken. De leerling houdt in een positieve
groep meer energie over voor het leerproces dan in een negatieve groep (H5/7).

Informele groepen (P37)
Een positieve groep stimuleert ook de omgang tussen leerlingen buiten schooltijd. Dit beïnvloedt de
formele groep op een positieve manier.




5

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller PaboStudent1324. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.30. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67096 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling

Recently viewed by you


$4.30  27x  sold
  • (3)
  Add to cart