Fiscaal recht
Hoofdstuk 1 Belastingrecht in Nederland
Bij belastingheffing spelen het draagkrachtbeginsel en het profijtbeginsel een rol. Het
profijtbeginsel houdt in dat degene die profijt heeft van een bepaalde voorziening, daarvoor
moet betalen. Het draagkrachtbeginsel gaat ervan uit dat de sterkste schouders de zwaarste
lasten kunnen dragen. Dus hoe hoger het inkomen, hoe meer belasting we moeten betalen.
De overheid hanteert ook het principe van ‘de vervuiler betaalt’. Dit principe is bijvoorbeeld
van toepassing als de overheid belasting heft op milieuvervuilende activiteiten.
Soorten belastingen:
1. Inkomsten belasting: deze belasting moet worden betaald over inkomsten van
natuurlijke personen.
2. Vennootschapsbelasting: wordt betaald over de winst van rechtspersonen.
3. Loonbelasting: wordt berekend over het loon van een werknemer. Loonbelasting is
een voorheffing op de inkomstenbelasting. Dit houdt in dat op de te betalen
inkomstenbelasting de betaalde loonbelasting in mindering mag worden gebracht.
4. Omzetbelasting: omzetbelasting of btw wordt in rekening gebracht door
ondernemers. Het wordt geheven over de levering van goederen en diensten door
ondernemers.
5. Dividendbelasting: betalen we over de winstuitkering op aandelen, ofwel over
dividend. Ook dividendbelasting is een voorheffing op de inkomstenbelasting.
6. Erfbelasting: moet worden betaald over een erfenis (Successiewet).
7. Kansspelbelasting: deze belasting betalen we over gewonnen (geld)prijzen.
8. Schenkbelasting: betalen we als we een schenking krijgen (Successiewet).
9. Overdrachtsbelasting: betalen we bij de verkrijging van een onroerend goed.
10. Motorrijtuigen belasting: deze belasting wordt betaald bij het hebben van een auto
of motorrijwiel.
11. Belasting van personenauto’s en motorrijwielen: deze belasting betalen bij de
registratie van een auto of motorrijwiel.
12. Accijnzen: accijns wordt geheven op bijvoorbeeld alcohol en tabaksproducten.
13. Milieuheffingen/belastingen op milieugrondslag: belasting op leidingwater,
kolenbelasting en energiebelasting zijn milieuheffingen.
14. Provinciale belastingen en gemeentelijke belastingen: voorbeelden van
rijksbelastingen zijn loon- en inkomstenbelasting, de omzetbelasting en de
vennootschapsbelasting. Gemeentelijke belastingen zijn bijvoorbeeld de onroerende
zaakbelasting en de hondenbelasting. De provincie kent enkele milieuheffingen. De
waterschappen heffen met name verontreinigingsheffingen.
,In de materiële belastingwetgeving kunnen we vinden waarover we belasting moeten betalen
en hoeveel.
Wet op de inkomstenbelasting
Wet omzetbelasting
Wet loonbelasting
Wet vennootschapsbelasting
De wijze waarop de belasting uiteindelijk bij de overheid moet komen, wordt geregeld in het
formele belastingrecht.
Awb
AWR
Het vertrouwensbeginsel gaat uit van het vertrouwen dat de belastingplichtige mag ontlenen
aan gedragingen van de overheid. Het gelijkheidsbeginsel gaat uit van gelijke behandeling
van gelijke gevallen.
, Hoofdstuk 2 Formeel belastingrecht
Het is voor het belastingrecht van belang dat bekend is waar de belastingplichtigen wonen of
gevestigd zijn. Indien er twijfel bestaat over de woon- of vestigingsplaats van een persoon,
kunnen we in artikel 4 lid 1 AWR kijken:
“Waar iemand woont en waar een lichaam is gevestigd, wordt naar de omstandigheden
beoordeeld”.
Aangifte
In artikel 6 AWR is vermeld dat de inspecteur degene die naar zijn mening vermoedelijk
belastingplichtig is, kan uitnodigen tot het doen van een aangifte. Aan het doen van aangifte
is pas voldaan als alle gevraagde gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud worden
ingevuld, (elektronisch) ondertekend en naar de Belastingdienst verzonden (art. 7 jo. 8
AWR).
De aangifte moet op grond van artikel 9 jo. 10 AWR binnen een maand ingevuld en
(elektronisch) ondertekend zijn. De inspecteur stelt deze termijn van een maand. In de
praktijk moet de aangifte inkomstenbelasting steeds vóór 1 mei worden gedaan.
Aanslagen
Als de aangifte is gedaan zal een aanslag volgen. Er wordt een verschil gemaakt tussen
aanslagbelastingen en aangiftebelastingen. Inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting
zijn aanslagbelastingen. De omzetbelasting en de loonbelasting zijn aangiftebelastingen.
Aanslagbelastingen
Uit de gegevens die in de aangifte zijn vermeld, zal blijken welk bedrag aan belasting dient te
worden betaald. Dit te betalen bedrag wordt vastgelegd in een aanslag. Het vaststellen van
de aanslag gebeurt door het opmaken van een aanslagbiljet. Dit aanslagbiljet zal naar de
belastingplichtige worden verstuurd. Zie art. 5 en 11 lid 1 AWR.
In artikel 11 lid 2 AWR is het volgende opgenomen:
“De inspecteur kan bij het vaststellen van de aanslag van de aangifte afwijken, zomede de
aanslag ambtshalve vaststellen”.
Dus, mocht de inspecteur zien dat niet alle loongegevens in de aangifte zijn vermeld, dan zal
de inspecteur van de aangifte afwijken en de aanslag vaststellen volgens de gegevens in de
aangifte én de aanvullende loongegevens (verstrekt door bijv. bank, werkgever etc.).
Als de vereiste aangifte niet is gedaan, kan de inspecteur toch een aanslag opleggen. Hij zal
bij die aanslag uitgaan van een redelijke schatting van het inkomen, waarbij tevens de al
bekende gegevens worden meegenomen; ambtshalve vastgestelde aanslag.
*Voorlopige aanslag (art. 13 en 14 AWR)
Een voorlopige aanslag wordt vrijwel altijd opgelegd binnen enkele weken na het indienen
van de aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting. Bij het opleggen van een
voorlopige aanslag wordt nog niet gekeken naar de juistheid van de aangifte.
Aanslagen beginnen altijd met het fiscale nummer of Burgerservicenummer, gevolgd door de
letter H voor de inkomstenbelasting of V voor de vennootschapsbelasting, gevolgd door een
getal, hetgeen staat voor het jaartal. Ten slotte volgen twee nullen en het cijfer 0 voor een
voorlopige aanslag en een 1 voor een volgende voorlopige aanslag.
*Definitieve aanslag
De definitieve aanslag volgt na de voorlopige aanslag op het moment dat de definitieve te
betalen belasting bekend is. De definitieve aanslag eindigt steeds op een 6.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller michelleboon_. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.78. You're not tied to anything after your purchase.