Hoofdstuk 1 Historische Ontwikkeling van het testen
In de oudheid waren er al testonderzoeken. Hier een aantal voorbeelden:
Een Chinese keizer liet dienaren eens per drie jaar onderzoeken met een
vorderingstoets op basis daarvan was iemand geslaagd of gezakt. Ook werd er
geselecteerd op testscores in bijvoorbeeld boogschieten en muziek.
In het Oude Testament reduceert Gideon zijn leger van 32 duizend man op basis van
een zelfbeoordeling waarbij angstigen moesten vertrekken en door een test voor
gedragswijze.
In de Middeleeuwen en de nieuwere tijd werden er pogingen gedaan om intellectuele
of karaktereigenschappen te beschrijven en te meten met behulp van zuiver fysieke
kenmerken van gelaat, schedel of lichaam.
De meeste school- en academische examens werden mondeling gedaan het had sinds de
middeleeuwen ene formeel karakter. In de orde der jezuïeten werden al aan het einde van de
16e eeuw schriftelijke tentamens afgenomen. In het begin van de 20e eeuw was er pas meer
wetenschappelijke aandacht voor testen. Het ging toen om een systematische beslissing met
empirische fundering van het instrument dat voor oordeelsvorming werd gebruikt.
Eerste periode
In 1905 kwam voor het eerst de Binet-Simon-test dat was een waardevolle intelligentietest.
De eerste stimulans kwam uit de Psychiatrie waarbij een arts Pinel zei dat krankzinnigen uit
hun strafkerkers moesten worden bevrijd want ze waren ziek. Er kwam meer aandacht voor
geesteszieken. Séguin ging als Franse arts zwakzinnige kinderen trainen dit ging om een test
dat later de performance test genoemd zou worden.
In Duitsland werd voornamelijk de experimentele psychologie beoefend. Het had een
stimulerende en remmende werking op de testpsychologie. Het stimulerende was de waarde
die werd gehecht aan de exacte beschrijving van de experimenteercondities, de controle en de
variabelen met nauwkeurige verwerking van de uitkomsten. Echter de nauwkeurige
verwerking van de uitkomsten is ook de remmende invloed. De experimentator schreef de
verschillen tussen proefpersonen toe aan fouten en niet aan werkelijke verschillen in
vaardigheid tussen personen. In 1878 stichtte Wundt in Leipzig een experimenteel
laboratorium op. Catell die bij Wundt promoveerde merkte verschillen in reactietijd op. Die
verschillen werden een vruchtbaar ontwerp voor verder onderzoek. Catell richtten in de VS
zijn laboratorium op en in 1893 werd de American Psychological Association opgericht met
als taak het registreren van tests en formuleren van hun gebruiksmogelijkheden.
De individuele verschillen kunnen worden teruggevoerd naar de genetica want in 1882 deed
een Engelse bioloog Galton (neef van Darwin) allerlei antropometrische onderzoekingen. Hij
was geïnteresseerd in lichamelijke, sensorische en ook geestelijke functies. Hij keek naar de
erfelijkheid van psychische eigenschappen en wilde aantonen dat dit aan dezelfde wetten
onderhevig was als de lichamelijke eigenschappen. In zijn onderzoek kwamen drie elementen
voor die een pijler werden van wetenschappelijk testonderzoek:
1. Wenselijkheid van onderzoek naar individuele verschillen.
2. Noodzaak van systematisering van onderzoekstechnieken. Anders niet
generaliseerbaar en onvergelijkbaar.
3. Uitdrukken in termen van afwijkingen van het gemiddelde ofwel normatief denken.
Pearson was hier door geïnspireerd en heeft veel betekend voor de statistiek denk aan
, de correlatiecoëfficient, het begrip rangcorrelatie, multipele correlatie, de
factoranalyse en meer.
Deze eerste periode werd dus gekenmerkt door de behoefte aan diagnosemogelijkheden
van aard en niveau voor geestelijke afwijkingen, traditie van experimentele psychologie
en interesse van genetica in verschillen tussen mensen. Er werd nog geen onderzoek
gedaan naar complexe intelligentiefuncties daar kwam een verandering in met de Binet-
Simon test.
Tweede periode
In 1904 kreeg Binet directeur van het eerste laboratorium voor fysiologische psychologie
een verzoek van Onderwijszaken om een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid tot
differentiatie tussen luie en incapabele kinderen. Vele pogingen faalde tot dat Binet met
zijn medewerker Simon dertig opgaven samenstelden die niet uitgingen van basisfuncties
van intelligent functioneren maar van psychofysische eigenschappen. Het werd een
steekproef van verschillende complexe opgaven waarvoor het kind zich in het dagelijks
leven en de schoolpraktijk gesteld zag.
Hier was nieuw door:
1. De accentuering van eenvoudige mentale processen naar complexe processen.
2. Het empirische uitgangspunt, het werd getoetst aan de empirie.
3. Er werd een totaalscore gebruikt om het intelligentieniveau weer te geven.
De schaal waarop werd gemeten werd doorgetrokken naar hogere leeftijden, het aantal
opgaven werd vergroot en minder goede opgaven geschrapt. Hierdoor werd de test bekend in
diverse landen. Ook werd het begrip mentale leeftijd bij Binet zijn tweede testversie
geïntroduceerd.
Terman (hoogleraar universiteit Stanford) ging verder met de Amerikaanse versies van de test
en de naam werd toen Stanford-Binet (eerste versie in 1916). Hierdoor voldeed het aan twee
testtechnische eisen:
1. Standaardinstructies werden geformuleerd zodat vergelijkbaarheid van testscores
mogelijk werd.
2. Mentale leeftijd werd toegevoegd die werd bepaald op basis van de formule hieronder.
testprestatie
100
chronologische leeftijd
Hierdoor kreeg je een indicatie van het intelligentieniveau van het onderzochte kind.
Praktisch was het werk van Binet van grote betekenis maar theoretisch minder. De engelse
onderzoeker Spearman ging theoretische onderzoeken doen en kwam tot de conclusie dat in
alle tests twee intelligentiefactoren een rol spelen:
1. Een algemene (g-)factor
2. Een specifieke (s-) factor
3. Hiermee heeft hij de bekende tweefactor theorie geformuleerd.
In deze tweede periode van voor de Eerste Wereldoorlog vonden er nog geen testen op
grote schaal plaats. Er was geen sprake van valideringsonderzoek waarin de samenhang
van testuitslagen met latere prestaties werd onderzocht.
,Derde periode
Er kwam een stroomversnelling met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog en er werd
veel getest door de noodzaak om grote groepen mensen te selecteren. Er werd in Europa met
succes een selectie gemaakt voor chauffeurs en piloten. Testpsychologie ging een rol spelen
bij beslissingsproblematiek. Er kwam erkenning van de psychologische test als instrument.
Doorbraak was in 1917 en bedrijfspsycholoog Münsterberg om te kunnen komen tot een
rationele selectieprocedure door collectieve test. Hieruit kwam de Army Alpha, een
schriftelijke test met opdrachten zoals rekenopgaven, denksommen en woordbetekenissen. De
test was betrouwbaar en groeide snel.
Na de Eerste Wereldoorlog liep het testen in Amerika en Europa uiteen.
Europa: gestaltpyschologie, fenomenologie en personalisme vooral individuele diagnostiek.
Amerika: Behavioristisch-positivistische achtergrond, kwantitatief verwerkbare groepstest,
veel testen voor selectie-en plaatinsgprocedures (immigratie).
In 1917 publiceerden Pintner en Paterson een volledig niet-verbale intelligentietest.
In 1918 kwam ook de Army Bèta, die deed geen beroep op enige taalkennis of verbale
vaardigheid. Deze tests hebben een rol gespeeld in bevolkingsonderzoek. Amerika had ook
veel individuele testen rond deze tijd zoals ook Wechsler series (WAIS, WISC). Europa liep
nog achter hierin. Engeland had wel een tussenpositie. Er was veel aandacht voor de
objectieve evaluatie van schoolprestaties. Multiple choice ontstond. Het gebruik van tests ging
vooraf aan de theorie. Thurstone (1931) stimuleerde aandacht voor de kritische evaluatie van
tests. Er werd naast de algemene en specifieke factoren ook groepsfactoren benoemd. Het
opende een nieuwe dimensie voor selectie en diagnose of beroepskeuze.
Persoonlijkheidstest werd in West-Europa vooral gedaan met:
1. Observatie.
2. Een persoonlijkheidsvragenlijst die is samengesteld nagaan in gesprek of ook wel
psychiatrische interviews.
3. Projectietests er werd een stimulus aangeboden en de persoon mag vrij reageren of hij
daar associaties bij heeft. Bekende test is de Rorschach inktvlekkentest (1921) en de
Thematic Apperception Test (TAT) waarbij afbeeldingen van situaties moeten worden
geïnterpreteerd door Morgan en Murray 1935.
Vierde periode
Toename in selectiediensten en keuringsdiensten van de krijgsmacht waardoor er veel testes
waren tijden de Tweede Wereldoorlog. Met een Army Genreral Classification Test (AGCT)
werden vele mensen onderzocht en hun gegevens vormden een bron voor normering en
valideringsresultaten. De Educational Testing Service (ETS) werd opgericht in 1947 een non-
profitorganisatie met veel psychologen, onderwijskundigen en statistici en psychometrici. De
oprichting van de Nederlandse CITO was geïnspireerd door een voorbeeld van het ETS.
In 1954 kwamen er veel invloeden uit de Testcommissie van de American Psychologiscal
Association vanuit educational measurement werd een belangrijke invloed uitgeoefend op
testtheorie en de acceptatie hiervan. Ook schaaltheorie speelde een rol.
In Amerika was er een sterke groei en diepgaande bezinning op de theoretische achtergronden
van tests en er kwam een uitbouw en verwerking van testgegevens per computer. In Europa
stond de ontwikkeling meer in de schaduw. Pas in de jaren 60 en 70 kwam daar verandering
, in. In Nederland werd het zelfs geremd in de jaren 40 en 50 door de oriëntatie op de intuïtie
van de psycholoog het ‘verstehen’ en de ontmoeting. In boeken van Kouwers(1963) en
Linschotens (1964) werd afgerekend met vooroordelen en schijnargumenten op het terrein
van persoonlijkheidsdiagnostiek. Van de Geer publiceerden in 1961 de gevaren van intuïtieve
interpretaties. Drenth publiceerden in 1965 een pleidooi voor systematisch empirisch-
wetenschappelijk testgebruik. Het Nederlands Instituut van Psychologen ging in 1959 een
Test Research Commissie instellen. Dit heet tegenwoordig Commissie Test aangelegenheden
Nederland (COTAN). De taak was publicatie overzichten maken met goed gekeurde
onderzoeken. Pas in de jaren 70 deed testtheorie een intreden bij de beoordeling van school-
en opleidingsprestaties in Nederland. Uiteindelijk is CITO opgericht.
Samenvatting belangrijkste personen uit de geschiedenis van hoofdstuk 1:
Alfred Binet van de Binet-Simon test
Wilhelm Wundt richtte op 1878 in Leipzig een van de
James McKeen Catell, promoveerde bij Wundt op
eerste experimentele laboratoria op
individuele verschillen in reactietijd
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marrvelouise. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.10. You're not tied to anything after your purchase.