Samen met een medestudente maakte ik een uitgebreide samenvatting voor Methoden van Communicatieonderzoek (slides, les notities). Deze SV heeft ons beiden geholpen om voor de 1ste zit te slagen. Wijzelf haalden beiden zeer hoge punten voor dit vak (19/20). Veel succes met studeren!
• Niet altijd even accuraat
• Overgeneraliseren
• Conservatief in onze ideeën
Wetenschappelijk denken
Bij wetenschappelijk denken willen we testen of onze ideeën over de werkelijkheid wel degelijk waar zijn.
• Hypotheses = Onderbouwde gok, voorspelling over een fenomeen, gebaseerd op eerdere observaties
• We willen niet noodzakelijk de waarheid “bewijzen” maar eerder kans dat dit de waarheid is
aantonen.
• Herhaling
• Begrijpen van meer complexe fenomenen in de samenleving
• Theorievorming
1 THEORIEËN
1.1 DEDUCTIEVE THEORIE
• Hypothese afleiden uit theorie en dan empirisch testen
• Hypothese bevat te operationaliseren concepten
• Proces:
- Theorie → hypothese → dataverzameling → resultaten → hypothese aanvaarden of verwerpen
→ theorie herzien (inductieve fase)
• Is meestal kwantitatief, maar in kwantitatief onderzoek niet altijd expliciete hypotheses testen
• Onderzoeksproces is niet altijd zo lineair als voorgesteld
• Geen vast verloop, wel algemeen plan: van theorie naar observatie
1.2 INDUCTIEVE THEORIE
• Theorie is resultaat van onderzoek
• Algemene patronen uit observaties afleiden
• Ook deductieve fase: op basis van theorie verdere data zoeken
• Iteratief proces: op en neer tussen theorie en data
• cf. grounded theory, maar niet altijd echte theorie ontwikkelen
• Vaak niet meer dan empirische veralgemeningen
• Eerder tendensen dan rotsvast onderscheid! Cirkelvormig verband
Pagina 1 van 72
, Communicatieonderzoek
1.3 ONTOLOGISCHE OVERWEGINGEN: DE AARD VAN SOCIALE ENTITEITEN
= Wat is de wereld en hoe zien wij de wereld rondom ons?
• Objectivisme (realistisch perspectief)
- Sociale fenomenen zijn externe feiten, buiten onze invloed
- Bestaan los van actoren, objectief
• Constructivisme
- Geen objectieve waarheid
- Sociale categorieën en hun betekenissen worden voortdurend gevormd door actoren:
o Vanuit hun percepties en handelen
o Veranderen in sociale interactie
▪ Vb. ervaring met een bepaald onderwerp bepaalt hoe een persoon daartegenover
kijkt
▪ Vb. iemand die objectief kijkt naar kanker gaat uit van statistieken, iemand die
onderzoekt via constructivisme gaat kijken hoe bepaalde individuen verschillend
of gelijkaardig reageren wanneer ze te weten komen dat ze kanker hebben.
- Ruimer: ook begrip van de werkelijkheid door onderzoekers is een constructie
o Categorieën voor begrip van werkelijkheid zijn sociale constructies
o Niet: de werkelijkheid bestaat niet
o Werkelijkheid is feitelijk referentiepunt, maar wordt voortdurend gevormd door actie van
individuen
1.4 EPISTEMOLOGISCHE OVERWEGINGEN: WAT IS AANVAARDBARE KENNIS?
• Natuurwetenschappelijk: positivisme
- We kunnen alles onderzoeken wat we met onze zintuigen kunnen waarnemen
- Uitgaan van bestaan van objectieve waarheid
- Toepassing van natuurwetenschappelijke methoden
o Focus op wat zintuiglijk bevestigd kan worden
o Kennis verzamelen op basis van feiten
o Hypothesen afleiden uit theorie en testen
- Vaak gebruik van kwantitatief onderzoek
- Positivisme is niet zelfde als wetenschappelijk
o Beweging weg van positivisme sinds jaren ‘60
o Verwerpen van toepassing natuurwetenschappelijk canon op onderzoek sociale realiteit.
o cf. ‘qualitative turn’
• Interpretatieve benadering
= Kennis kan begrepen worden vanuit het individu. De kennis van het individu mee in opnemen in het
onderzoek.
- Gebruik van kwalitatief onderzoek
- Het onderwerp van sociaal-wetenschappelijk onderzoek verschilt fundamenteel
- Hermeneutiek: interpretatie van menselijk handelen
o Tgo. verklaring: begrijpen
o Inleven in menselijk handelen i.p.v. verklaren hoe externe factoren erop inwerken
- Verschil met natuurfenomenen:
o Sociale werkelijkheid heeft betekenis voor mensen
o Menselijk handelen is betekenisvol
Pagina 2 van 72
, Communicatieonderzoek
Ontologie (wat geloven we Epistemologie (wat kunnen
over de realiteit) we weten en bestuderen)
Realisme Positivisme De realiteit is vast en We kunnen de objectieve
meetbaar realiteit kennen en
bestuderen
Nominalisme/ sociaal Interpretatieve De realiteit is ordelijk en We kunnen de realiteit kennen
constructivisme benadering chaotisch. Realiteit is en bestuderen zoals die is
subjectief. geconstrueerd, gemedieerd.
1.5 ONDERZOEKSSTRATEGIE: KWANTITATIEF VS. KWALITATIEF (BELANGRIJK)
• Handig om onder te verdelen, maar is niet absoluut
• Basis:
- Kwantitatief (surveys en experimenten – deductief van aard) is meten
- Kwalitatief (resultaten verzamelen), bestaat vaak niet uit hypothesen, eerder een fenomeen
begrijpen ipv het testen) niet (meestal woorden)
• Diepere verschillen qua epistemologie en ontologie:
Kwantitatief Kwalitatief
Rol van theorie in het deductief Inductief
onderzoek
epistemologie Positivistisch Interpretatief
Ontologie Objectivisme Constructivisme
Andere invloeden op onderzoek
• Waarden
- Voorkeuren, subjectiviteit van onderzoeker
- Meer en meer erkennen en op reflecteren
- Bewust zijn van beperkingen aan objectiviteit
• Praktische overwegingen
- Methode wordt niet alleen ingegeven door onderzoeksvraag
- Vaak ook door bestudeerde groep of problematiek
- Wat is er reeds geweten over het onderwerp?
- Ook tijd, geld, ...: compromis zoeken tussen ideaal en haalbaar
2 ONDERZOEKSDESIGN
2.1 ONDERSCHEID:
1. Strategie: brede oriëntatie van onderzoek
2. Design: ontwerp, structuur, afhankelijk van prioriteiten
3. Methode: techniek van dataverzameling
2.2 CRITERIA (VOORAL KWANTITATIEF ONDERZOEK):
• Betrouwbaarheid
= Consistentie meting, repliceerbaarheid van het onderzoek
• Validiteit
= Juiste conclusies trekken
- Begripsvaliditeit: goede operationalisering van concept
o Meet het onderzoek wel wat je wil meten?
Pagina 3 van 72
, Communicatieonderzoek
- Interne validiteit: juiste causale relatie afleiden
- Externe validiteit: veralgemeenbaarheid resultaten buiten onderzoek/ naar andere populaties
- Ecologische validiteit: toepasbaar in alledaagse leven, connectie tussen het onderzoeksdesign en
het alledaagse leven.
2.3 KWALITATIEF ONDERZOEK: ANDERE LOGICA “TRUSTWORTHINESS”
• Credibility: geloofwaardig? (// interne validiteit)
• Transferability: in andere context toepasbaar? (externe validiteit)
• Dependability: ook in ander onderzoek zelfde concluderen?
• Confirmability: weinig invloed van eigen waarden; hoe objectief is het onderzoek?
2.4 ONDERZOEKSVRAAG
= Centraal: zorgt voor focus
• Leidt literatuuronderzoek, methode, dataverzameling, analyse en rapportering
• Meestal specifieker in kwantitatief onderzoek, maar ook belangrijk voor kwalitatief
• Gebaseerd op theorie, ervaring, literatuur, sociaal probleem, ...
• Breed starten, gaandeweg verengen
• Niet zelfde als hypothese: die is specifieker
• Criteria:
- Duidelijk
- Onderzoekbaar
- Verband met theorie en onderzoek
- Onderling verband
- Bijdrage aan veld
- Niet te breed of te eng
3 SOORTEN ONDERZOEKSDESIGN
3.1 EXPERIMENTEEL DESIGN (VOORAL VOOR KWANTITATIEF ONDERZOEK)
• Sterkte: interne validiteit, causale relaties bepalen
• Manipulatie van onafhankelijke variabele, variatie in afhankelijke variabele nagaan
• 2 of meer experimentele groepen + controlegroep
• laboratorium vs. veldexperiment
• Randomized: toevallige toewijzing aan groepen (experimentele en controlegroep)
Bedreiging interne validiteit • History: andere factoren buiten manipulatie
→Interne validiteit verbeteren • Testing: effect van testen
door controlegroep - Vb. Respondenten worden gevraagd om verschillende keren
een vragenlijst in te vullen voor 1 onderzoek. Dit kan een
effect hebben op het invullen van de vragenlijsten omdat ze
het gewoon zijn om deze in te vullen.
• Mortality: verdwijnen van respondenten
• Maturation: veranderen van proefpersonen
• Selection: verschil tussen groepen
Bedreiging externe validiteit • Interactie selectie en behandeling: ook geldig voor andere
groepen?
• Interactie setting: ook geldig in andere settings?
• Interactie geschiedenis: ook voor verleden en toekomst?
• Interactie van pretest?
Pagina 4 van 72
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller tinebastiaensen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.01. You're not tied to anything after your purchase.