Very fine structure. I read everything in the book myself and I felt that the key points were summed up well. I got a 7.8 for the exam, so am very happy!
By: lynkoppenaal • 3 year ago
By: spamannabr • 3 year ago
By: BasSwart • 3 year ago
Seller
Follow
kimselles99
Reviews received
Content preview
Hoofdstuk 1 Cacappio (blz. 1-29)
Psychologie is de wetenschappelijke studie van gedrag, mentale processen en
hersenfuncties.
Mind: de hersenen en de activiteiten inclusief gedachten, emoties en gedrag.
Wetenschappers zien de ziel als een manier om over activiteiten in de hersenen
te praten
De studie van mentale processen en hersenfuncties hangen af van de
beschikbare methodes. Vroeger werd er bijvoorbeeld introspectie gebruikt. Dit
is een persoonlijke observatie van eigen gedachten, gevoelens en gedragingen.
Dit is niet te controleren en hierdoor niet betrouwbaar. Tegenwoordig zijn er
meer methodes.
Vragen worden beantwoord uit de filosofie door gebruik te maken van
natuurwetenschappelijke methodes
Filosofie: discipline die systematisch basisconcepten onderzoekt inclusief
de bron van kennis. Zowel filosofie als psychologie overwegen de balans
tussen biologische factoren (nature) en omgevingsfactoren (nurture) in
menselijk gedrag. Beiden proberen ze hier tussen relaties te bepalen
Natuurwetenschappen: wetenschap die de fysiologische en biologische
gebeurtenissen in de natuur bestuderen. Door uitvinding van microscopen
werd ook meer ontdekt over het lichaam en de hersenen
- Herman van Helmholtz kwam erachter dat er een verschil is in
reactietijd bij het aanraken van verschillende plekken verder van de
hersenen. Bewees hiermee dat de mind een fysieke basis heeft
- Gustav Fechner ontdekte dat er grenzen zijn in het horen van geluid
Er zijn verschillende stromingen in de psychologie. Zo was Wilhelm Wundt
diegene die het eerste experiment in de psychologie leidde. Dit ging over de
reactietijd van mentale processen. Edward Tichener ging hier mee verder en dit
leidde tot het structuralisme de mind kan opgedeeld worden in kleine stukjes
van mentale ervaringen.
Dit idee werd verwezen door de Gestaltpsychologen. Zij geloofden dat het
opbreken in kleine stukken zou leiden tot het verlies van belangrijke informatie.
William James kwam met het functionalisme waarin gedrag gezien wordt als
belangrijk voor de overleving. Zij hadden interesse in waarom gedrag en mentale
processen op een bepaalde manier werken en niet zo zeer op de hersenstructuur.
Er werd vroeger gedacht dat psychische stoornissen kwamen door kwade
geesten. Later kwamen hier 2 wetenschappelijke benaderingen voor:
1. Het medisch model waarbij de nadruk ligt op de fysieke oorzaken van
abnormaal gedrag. Hierbij wordt ook gericht op een medische behandeling
met bijvoorbeeld medicatie
2. Het psychologische model waarin wordt beweerd dat abnormaal gedrag
kan komen door levenservaringen. Deze kunnen leiden tot bijvoorbeeld
angst. Behandeling kan hier op verschillende manier voorkomen
Sigmund Freud legde verband tussen medische training en de invloed van
persoonlijke ervaring. Dit wordt ook wel de psychodynamische theorie genoemd
Hij had ideeën over de onbewuste geest, de rol van ervaringen bij abnormaal
,gedrag en nieuwe benaderingen van therapie. Echter waren de methodes niet
wetenschappelijk.
De humanistische psychologie kwam vervolgens met nieuwe manieren om na
te denken over de mensen omdat de oude manieren niet klopten in hun ogen. Zij
beweren dat mensen goed zijn van zichzelf en gemotiveerd zijn om te leren en te
verbeteren. Slecht gedrag komt volgens hen door de invloed van de
maatschappij.
In het begin van de 20e eeuw ontstond het behaviorisme dat zich concentreert
op observeerbaar en meetbaar gedrag. Er werd hierbij veel gebruik gemaakt van
dieren.
Pavloviaanse conditionering
John B. Watson gebruikte zijn kennis in de reclamewereld (koppeling van
product aan afbeelding, wordt nog steeds gebruikt)
Thorndicke: law of effect gedrag met een prettige uitkomst wordt
opnieuw gedaan. Gedrag zonder een prettige uitkomst niet
Skinner was ook geïnteresseerd in de consequenties op hoe vaak het
bepaalde gedrag werd uitgevoerd operante conditionering
Ulric Neisser kwam met een nieuw vakgebied namelijk de cognitieve psychologie.
Cognitie heeft betrekking op de privé en interne mentale processen (zoals
informatieverwerking, denken, redeneren etc.). Door een doorbraak in de
computertechnologie konden cognitieve psychologen gebruik maken van
rekenkundige en computermodellen
De verschillende psychologische perspectieven:
1. Biologische psychologie
Focus ligt op de relatie tussen mind en gedrag en de onderliggende
biologische processen (incl. genetica, biochemie, anatomie en fysiologie).
- Een specifiek onderdeel is de evolutionaire psychologie. Hierin
wordt geprobeerd om de vraag te beantwoorden over hoe onze fysieke
structuur en gedrag zijn gevormd bij onze bijdrage aan de overleving
van onze soort.
- Het basisprincipe is dat ons huidige gedrag bestaat omdat het een
voordeel heeft opgeleverd in de overleving en voortplanting van onze
voorouders
2. Cognitieve psychologie
Focus ligt op het denkproces, informatieverwerking, redeneren en
probleemoplossing
3. Ontwikkelingspsychologie
Focus ligt op de normale verandering in gedrag gedurende de levensloop
4. Sociale psychologie
Beschrijft het effect van de sociale omgeving inclusief de sociale en
culturele diversiteit en de individuele verschillen in het gedrag
- Culturele diversiteit: variatie in de praktijk waarde en doelen gedeeld
door een groep mensen
5. Klinische psychologie
Probeert abnormaal gedrag uit te leggen, te definiëren en te behandelen
, Hoofdstuk 1 De biologische aanpak van psychologie
De 2 moeilijkste vragen van mensen zijn:
Waarom is er iets i.p.v. niets?
Hoe verhoudt de mind zich tot hersenactiviteit mind-brain
problem/mind-body problem
Biologische psychologie is de studie naar fysiologische, evolutionaire en
ontwikkelingsmechanismen van gedrag en ervaringen. Het doel is om biologie te
gebruiken in psychologische vraagstukken.
Er zijn 2 soorten cellen in de hersenen die samen gedrag en ervaringen
produceren:
Neuronen geven informatie over naar elkaar en naar delen in het lichaam
Glia hebben veel functies maar verzenden geen informatie over lange
afstanden.
Er zijn 3 belangrijke punten om te onthouden:
1. Perceptie vindt plaats in de hersenen
2. Mentale activiteiten en bepaalde soorten hersenactiviteiten zijn met elkaar
verbonden (monisme vs dualisme die stelt de mind de ene stof is en de
materie de andere). Gedachten en ervaringen zijn hetzelfde als
hersenactiviteit
3. Voorzichtig zijn met wat wel/niet een verklaring is. Niet zomaar conclusies
van een onderzoek aannemen
Biologische verklaringen worden ingedeeld in 4 categorieën:
1. Fysiologische verklaring
Gedrag in verband leggen met hersenactiviteit en andere organen
2. Ontogenetische verklaring
Beschrijft hoe een structuur of gedrag zich ontwikkelt. Inclusief de invloed
van genen, voeding, ervaringen en hun interacties
3. Evolutionaire verklaring
Reconstrueert de evolutionaire geschiedenis van de structuur van gedrag;
focus op gedrag als gevolg van de evolutie van een soort
4. Functionele verklaring
Beschrijft waarom een structuur of gedrag zich zo heeft ontwikkelt
Hoofdstuk 4.1 Genen en evolutionair gedrag
De gezichtsuitdrukking van blindgeboren mensen was in onderzoek precies
hetzelfde als die van hun familie. Er is dus een rol van genetica die meespeelt in
de controle van gezichtsuitdrukkingen. Ook de omgeving speelt een belangrijke
rol.
,Mendel liet zien dat overerving gaat via genen. Eenheden van erfelijkheid die
hun structuur behouden en doorgeven aan generaties. Ze komen altijd in paren
omdat ze gelinkt zijn aan chromosomen (strengen van genen, behalve
geslachtschromosomen bij mannen).
Klassiek is een gen gedefinieerd als een onderdeel van een chromosoom dat
bestaat uit het dubbel-strengs molecuul deoxyribonucleïnezuur (DNA). Hoeft
echter niet altijd zo te zijn. DNA bevat genen die bestaan uit moleculen (letters)
- A
- G
- C
- T
RNA (ribonucleïnezuur) is een kopie van een string van DNA dat uit de celkern
kan. DNA zorgt vervolgens voor een reagerende serie moleculen langs een RNA-
molecuul:
- U
- C
- G
- A
Deze volgorde bepaald de volgorde van aminozuren die een proteïne
samenstellen. Sommige proteïnes maken deel uit van het lichaam, andere als
enzymen.
Als je dezelfde genen hebt op 2 chromosomen, ben je homozygoot voor dat gen
(bijvoorbeeld 2x gen voor blauwe ogen). Als je verschillende genen hebt ben je
heterozygoot (bijvoorbeeld 1 gen voor blauwe ogen en een gen voor bruine
ogen).
Een dominant gen heeft een sterk effect in zowel een homo- als heterozygote
conditie. Een recessief gen heeft alleen effect in een homozygote conditie.
Genen op een geslachtschromosoom staan bekend als sex-linked genen.
Mannen hebben een X of een Y. Vrouwen een X (jongetje XY, meisje XX). Andere
chromosomen staan bekend als autonome chromosomen. Sex-limited
genen komen voor in beide geslachten maar uiten zich maar bij 1 geslacht.
Genen veranderen op verschillende manieren. 1 manier is door mutatie, een
erfelijke verandering in een DNA-molecuul. Je krijgt dus een andere ‘code’ en dus
ander aminozuur. Duplicatie of verwijdering zijn 2 andere manieren van mutatie.
, - Tijdens het reproductieproces kan een deel van een chromosoom dat
normaal 1x voorkomt, 2x of helemaal niet meer voorkomen. Als het om
een klein deel chromosomen gaat wordt het ook wel microduplicatie of
microverwijdering genoemd
Een andere manier van verandering is via epigenetica, een verandering in
genexpressie. Kan worden geërfd voor minstens 2 generaties. Drugsverslaving
zorgt ook voor epi genetische verandering.
Elke cel heeft hetzelfde DNA, de activiteit van een gen kan variëren. Ervaringen
kunnen een gen aan/uit zetten. Dit kan zelfs door nieuwe herinneringen.
Wanneer DNA zich bindt aan histonen wordt het inactief. Om een gen te
activeren moeten de histonen weer deels uit de cel komen.
Als variaties in karakter afhangen van genetische verschillen, heeft het karakter
een hoge erfelijkheid (heritability). Om de erfelijkheid van een eigenschap te
bepalen vertrouwen onderzoekers op 3 soorten bewijs:
1. Het vergelijke van monozygote (eeneiige) en dizygote (twee-eiige)
tweelingen. Omdat zij dezelfde genen hebben. Een overeenkomst
suggereert een genetische bijdrage
2. Onderzoek naar geadopteerde kinderen. Gelijkenissen in gedrag
betekenen invloeden vanuit de omgeving.
3. Genen zoeken die aan gedrag zijn gekoppeld
Zelfs een eigenschap met een hoge erfelijkheid, kan gewijzigd worden door de
omgeving. Een voorbeeld is PKU (phenylketonuria), een genetisch
onvermogen om fenylalanine (aminozuur) te metaboliseren. Kan leiden tot giftige
ophoping. Ondanks dat het een erfelijke aandoening is, kunnen
omgevingsinvloeden het veranderen, zoals bijvoorbeeld een streng dieet.
Erfelijkheid betekend niet onveranderbaar.
Evolutie: verandering over generaties in de frequenties van verschillende genen
in een populatie. Darwins inzicht was dat de natuur ook selecteert. Als genen in
een generatie succesvollers zijn dan anderen, zullen die genen ook meer
voorkomen in volgende generaties.
Kunstmatige selectie (artificial selection) individuen met gewenste
eigenschappen en maken deel uit van de volgende generaties. Bijvoorbeeld 100
verschillende hondenrassen, de snelste paarden etc.
Lamarckian evolutie: het idee dat als je je spieren traint, je kinderen meer
armspieren zouden hebben. Of dat delen van het lichaam die we niet gebruiken
(kleine tenen), bij volgende generaties steeds minder worden. Het wel of niet
gebruiken veranderen de genen niet.
Evolutie hangt af van voortplanten, niet alleen van overleven. Je gebruikt je
genen niet om jezelf te reproduceren, je genen reproduceren zichzelf.
Fitness: het aantal kopieën van iemands genen die in latere generaties
voorkomen. Elke gen dat verspreid wordt gezien als fit.
Evolutionaire psychologie: de ontwikkeling/evolutie van gedrag. Gedrag heeft
vroeger een voordeel gehad. Een voorbeeld is dat dieren die vaak worden
aangevallen, minder slapen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kimselles99. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.