AFP
Periode 2
Inhoud
Les 1.......................................................................................................................................................5
1. benoemt de functies van het ademhalingsstelsel...........................................................................5
2. beschrijft de anatomie van de gehele luchtweg en maakt daarbij tevens......................................5
gebruik van de Latijnse namen...........................................................................................................5
3. onderscheidt de belangrijkste functies van het ademhalingsstelsel en verklaart...........................7
hoe de oppervlakten voor gaswisseling tegen cel resten, ziekteverwekkers en.................................7
andere gevaren worden beschermd...................................................................................................7
4. somt de structuren op die lucht naar de longen voeren en hun functies.......................................7
5. beschrijft de functionele anatomie van de alveoli en de uitwendige anatomie.............................8
van de longen.....................................................................................................................................8
Les 2.......................................................................................................................................................9
1. definieert de processen van externe en interne respiratie en de verschillen.................................9
2. beschrijft de natuurkundige principes waardoor de verplaatsing van lucht in en uit de longen
mogelijk wordt....................................................................................................................................9
3. verklaart hoe de werking van de ademhalingsspieren de adembewegingen tot stand brengt....10
4. duidt de natuurkundige principes waardoor de diffusie van gassen in en uit het bloed mogelijk
wordt................................................................................................................................................10
5. formuleert hoe zuurstof en kooldioxide in het bloed worden vervoerd.......................................11
Les 3......................................................................................................................................................11
1. legt uit hoe de ademhaling gereguleerd wordt via de chemosensoren........................................11
2. beschrijft de verschillende longvolumina.....................................................................................12
3. verklaart de ventilatie – perfusie verhouding...............................................................................13
Les 4......................................................................................................................................................13
1. benoemt algemene symptomatische pathologie met betrekking tot de ademweg en de
ademhaling.......................................................................................................................................13
2. benoemt aanvullende diagnostiek met betrekking tot de ademweg en de ademhaling..............14
3. benoemt algemene behandelinterventies op basis van symptomatologie..................................14
4. onderscheidt onderste en bovenste luchtweginfecties................................................................15
5. duidt het verschil tussen griep, verkoudheid en een allergie.......................................................15
Les 5......................................................................................................................................................16
1. kenschetst het verschil tussen een acute en chronische bronchitis.............................................16
2. formuleert de definitie van COPD en beschrijft voorbeelden, oorzaken en behandelingen.........16
3. beschrijft de oorzaken en behandeling van emfyseem.................................................................17
, 4. beschrijft de verschillende vormen van een pneumonie met de symptomen,.............................17
Oorzaken en behandelingen.............................................................................................................17
Les 6......................................................................................................................................................18
1. bespreekt de symptomatologie, oorzaken, diagnostisering en de behandeling van een
pneumothorax..................................................................................................................................18
Les 7......................................................................................................................................................19
1. verklaart de functie bij de homeostase van communicatie tussen cellen en de aanvullende
functies van het endocriene stelsel en het zenuwstelsel..................................................................19
2. benoemt de belangrijkste groepen hormonen en de algemene mechanismen van de werking van
hormonen op doelorganen...............................................................................................................20
3. beschrijft de ligging, de hormonen en de functies van de hypofyse.............................................22
4. beschrijft de ligging, de hormonen en de functies van de schildklier...........................................22
5. beschrijft de ligging, de hormonen en de functies van de bijnieren.............................................23
Les 8......................................................................................................................................................23
1. verklaart op welke wijze hormonen op elkaar inwerken om gecoördineerde reacties teweeg te
brengen............................................................................................................................................23
2. beschrijft op welke wijze het endocriene stelsel op stress reageert en welke invloed veroudering
op dit stelsel heeft............................................................................................................................24
3. geeft voorbeelden van interacties tussen het endocriene stelsel en andere orgaanstelsels........25
4. verklaart de ‘terugkoppeling’ van/in het endocrien systeem op 3 niveaus..................................25
5. verklaart het RAAS-systeem.........................................................................................................25
Les 9......................................................................................................................................................26
1. beschrijft de ligging, de hormonen en de functies van de pancreas.............................................26
2. onderkent de verpleegkundige observaties bij Diabetes Mellitus................................................27
3. formuleert de etiologie, symptomen, diagnostiek en behandeling van diabetes mellitus...........27
4. schetst de complicaties van diabetes mellitus en relateert deze aan andere orgaansystemen. . .28
5. beschrijft de vitale dreigingen in het endocriene systeem zoals een Diabetisch Keto-acidose.....29
Les 10....................................................................................................................................................29
1. benoemt de pathologie van de schildklier en de bijnier...............................................................29
2. legt in eigen woorden uit wat de begrippen hypo- en hyperthyreoïdie betekenen.....................30
https://padlet.com/a_boumanbosch/zjuzcobbfsp7 !!!................................................................30
3. legt in eigen woorden uit wat de ziekte van Addison en het syndroom van Cushing inhoudt......31
4. geeft voorbeelden van symptomen behorende bij eerdergenoemde ziektebeelden...................32
Les 11....................................................................................................................................................33
1. beschrijft de belangrijkste structurele kenmerken van de epidermis, dermis en subcutis...........33
2. duidt de functionele betekenis van de epidermis, dermis en subcutis.........................................34
3. verklaart op welke manier individuele verschillen in de kleur van de huid ontstaan...................34
, 4. verklaart het verband tussen zonlicht en de vorming van vitamine D..........................................34
5. beschrijft de verschillende soorten klieren in de huid en benoemt de klierproducten van deze
klieren...............................................................................................................................................35
6. verklaart hoe de huid op beschadiging reageert en zichzelf herstelt............................................35
7. legt de effecten van veroudering op de huid uit...........................................................................37
Les 12....................................................................................................................................................37
1. formuleert de etiologie, symptomen, diagnostiek en behandeling van infecties.........................37
van de huid.......................................................................................................................................37
2. legt uit hoe allergische huidreacties ontstaan..............................................................................38
3. benoemt maligniteiten van de huid..............................................................................................38
4. beschrijft de diverse huidverwondingen.......................................................................................38
5. herkent de gevaren bij een niet intacte huid................................................................................39
6. relateert een niet intacte huid aan bed complicaties...................................................................39
Les 13....................................................................................................................................................40
1. maakt onderscheid tussen aangeboren (niet-specifieke) en adaptieve (specifieke)
verdedigingsmechanismen...............................................................................................................40
2. benoemt de belangrijkste onderdelen van het lymfestelsel en verklaart de functies van alle
onderdelen.......................................................................................................................................40
3. beschrijft de niet-specifieke, aangeboren verdedigingsmechanismen en verklaart de functies van
deze mechanismen...........................................................................................................................41
4. definieert de specifieke adaptieve weerstand en herkent de vormen en eigenschappen van
immuniteit........................................................................................................................................42
5. onderscheidt celgemedieerde immuniteit en antilichaam gemedieerde immuniteit...................42
6. bespreekt de verschillende typen T-cellen en hun functie bij de immuunreactie........................42
7. bespreekt sensibilisering, activering en differentiatie van B-cellen..............................................43
8. beschrijft en verklaart de structuur van functie van antistoffen en de primaire en secundaire
immuunreactie op blootstelling aan antigenen................................................................................44
9. beschrijft voorbeelden van aandoeningen van het immuunsysteem en allergieën en het effect
daarvan op het immuunsysteem......................................................................................................44
10.relateert de effecten van veroudering op het lymfestelsel en de immuunreactie......................45
11.geeft voorbeelden van interacties tussen het lymfestelsel en andere orgaanstelsels.................46
Les 14....................................................................................................................................................47
1. noemt de vier typen allergische reacties......................................................................................47
2. beschrijft sepsis met gebruik van gangbare terminologie............................................................47
3. schetst een septische shock met gebruik van gangbare terminologie..........................................48
4. beredeneert aan de hand van een casus een patiënt de overeenkomsten en verschillen tussen
een allergie en een anafylaxie..........................................................................................................48
, 5. schetst welke medicatie gebruikt wordt bij de diverse aandoeningen en welke toedieningsvorm
in die situatie de meest geschikte is.................................................................................................48
Periode 2
Inhoud
Les 1.......................................................................................................................................................5
1. benoemt de functies van het ademhalingsstelsel...........................................................................5
2. beschrijft de anatomie van de gehele luchtweg en maakt daarbij tevens......................................5
gebruik van de Latijnse namen...........................................................................................................5
3. onderscheidt de belangrijkste functies van het ademhalingsstelsel en verklaart...........................7
hoe de oppervlakten voor gaswisseling tegen cel resten, ziekteverwekkers en.................................7
andere gevaren worden beschermd...................................................................................................7
4. somt de structuren op die lucht naar de longen voeren en hun functies.......................................7
5. beschrijft de functionele anatomie van de alveoli en de uitwendige anatomie.............................8
van de longen.....................................................................................................................................8
Les 2.......................................................................................................................................................9
1. definieert de processen van externe en interne respiratie en de verschillen.................................9
2. beschrijft de natuurkundige principes waardoor de verplaatsing van lucht in en uit de longen
mogelijk wordt....................................................................................................................................9
3. verklaart hoe de werking van de ademhalingsspieren de adembewegingen tot stand brengt....10
4. duidt de natuurkundige principes waardoor de diffusie van gassen in en uit het bloed mogelijk
wordt................................................................................................................................................10
5. formuleert hoe zuurstof en kooldioxide in het bloed worden vervoerd.......................................11
Les 3......................................................................................................................................................11
1. legt uit hoe de ademhaling gereguleerd wordt via de chemosensoren........................................11
2. beschrijft de verschillende longvolumina.....................................................................................12
3. verklaart de ventilatie – perfusie verhouding...............................................................................13
Les 4......................................................................................................................................................13
1. benoemt algemene symptomatische pathologie met betrekking tot de ademweg en de
ademhaling.......................................................................................................................................13
2. benoemt aanvullende diagnostiek met betrekking tot de ademweg en de ademhaling..............14
3. benoemt algemene behandelinterventies op basis van symptomatologie..................................14
4. onderscheidt onderste en bovenste luchtweginfecties................................................................15
5. duidt het verschil tussen griep, verkoudheid en een allergie.......................................................15
Les 5......................................................................................................................................................16
1. kenschetst het verschil tussen een acute en chronische bronchitis.............................................16
2. formuleert de definitie van COPD en beschrijft voorbeelden, oorzaken en behandelingen.........16
3. beschrijft de oorzaken en behandeling van emfyseem.................................................................17
, 4. beschrijft de verschillende vormen van een pneumonie met de symptomen,.............................17
Oorzaken en behandelingen.............................................................................................................17
Les 6......................................................................................................................................................18
1. bespreekt de symptomatologie, oorzaken, diagnostisering en de behandeling van een
pneumothorax..................................................................................................................................18
Les 7......................................................................................................................................................19
1. verklaart de functie bij de homeostase van communicatie tussen cellen en de aanvullende
functies van het endocriene stelsel en het zenuwstelsel..................................................................19
2. benoemt de belangrijkste groepen hormonen en de algemene mechanismen van de werking van
hormonen op doelorganen...............................................................................................................20
3. beschrijft de ligging, de hormonen en de functies van de hypofyse.............................................22
4. beschrijft de ligging, de hormonen en de functies van de schildklier...........................................22
5. beschrijft de ligging, de hormonen en de functies van de bijnieren.............................................23
Les 8......................................................................................................................................................23
1. verklaart op welke wijze hormonen op elkaar inwerken om gecoördineerde reacties teweeg te
brengen............................................................................................................................................23
2. beschrijft op welke wijze het endocriene stelsel op stress reageert en welke invloed veroudering
op dit stelsel heeft............................................................................................................................24
3. geeft voorbeelden van interacties tussen het endocriene stelsel en andere orgaanstelsels........25
4. verklaart de ‘terugkoppeling’ van/in het endocrien systeem op 3 niveaus..................................25
5. verklaart het RAAS-systeem.........................................................................................................25
Les 9......................................................................................................................................................26
1. beschrijft de ligging, de hormonen en de functies van de pancreas.............................................26
2. onderkent de verpleegkundige observaties bij Diabetes Mellitus................................................27
3. formuleert de etiologie, symptomen, diagnostiek en behandeling van diabetes mellitus...........27
4. schetst de complicaties van diabetes mellitus en relateert deze aan andere orgaansystemen. . .28
5. beschrijft de vitale dreigingen in het endocriene systeem zoals een Diabetisch Keto-acidose.....29
Les 10....................................................................................................................................................29
1. benoemt de pathologie van de schildklier en de bijnier...............................................................29
2. legt in eigen woorden uit wat de begrippen hypo- en hyperthyreoïdie betekenen.....................30
https://padlet.com/a_boumanbosch/zjuzcobbfsp7 !!!................................................................30
3. legt in eigen woorden uit wat de ziekte van Addison en het syndroom van Cushing inhoudt......31
4. geeft voorbeelden van symptomen behorende bij eerdergenoemde ziektebeelden...................32
Les 11....................................................................................................................................................33
1. beschrijft de belangrijkste structurele kenmerken van de epidermis, dermis en subcutis...........33
2. duidt de functionele betekenis van de epidermis, dermis en subcutis.........................................34
3. verklaart op welke manier individuele verschillen in de kleur van de huid ontstaan...................34
, 4. verklaart het verband tussen zonlicht en de vorming van vitamine D..........................................34
5. beschrijft de verschillende soorten klieren in de huid en benoemt de klierproducten van deze
klieren...............................................................................................................................................35
6. verklaart hoe de huid op beschadiging reageert en zichzelf herstelt............................................35
7. legt de effecten van veroudering op de huid uit...........................................................................37
Les 12....................................................................................................................................................37
1. formuleert de etiologie, symptomen, diagnostiek en behandeling van infecties.........................37
van de huid.......................................................................................................................................37
2. legt uit hoe allergische huidreacties ontstaan..............................................................................38
3. benoemt maligniteiten van de huid..............................................................................................38
4. beschrijft de diverse huidverwondingen.......................................................................................38
5. herkent de gevaren bij een niet intacte huid................................................................................39
6. relateert een niet intacte huid aan bed complicaties...................................................................39
Les 13....................................................................................................................................................40
1. maakt onderscheid tussen aangeboren (niet-specifieke) en adaptieve (specifieke)
verdedigingsmechanismen...............................................................................................................40
2. benoemt de belangrijkste onderdelen van het lymfestelsel en verklaart de functies van alle
onderdelen.......................................................................................................................................40
3. beschrijft de niet-specifieke, aangeboren verdedigingsmechanismen en verklaart de functies van
deze mechanismen...........................................................................................................................41
4. definieert de specifieke adaptieve weerstand en herkent de vormen en eigenschappen van
immuniteit........................................................................................................................................42
5. onderscheidt celgemedieerde immuniteit en antilichaam gemedieerde immuniteit...................42
6. bespreekt de verschillende typen T-cellen en hun functie bij de immuunreactie........................42
7. bespreekt sensibilisering, activering en differentiatie van B-cellen..............................................43
8. beschrijft en verklaart de structuur van functie van antistoffen en de primaire en secundaire
immuunreactie op blootstelling aan antigenen................................................................................44
9. beschrijft voorbeelden van aandoeningen van het immuunsysteem en allergieën en het effect
daarvan op het immuunsysteem......................................................................................................44
10.relateert de effecten van veroudering op het lymfestelsel en de immuunreactie......................45
11.geeft voorbeelden van interacties tussen het lymfestelsel en andere orgaanstelsels.................46
Les 14....................................................................................................................................................47
1. noemt de vier typen allergische reacties......................................................................................47
2. beschrijft sepsis met gebruik van gangbare terminologie............................................................47
3. schetst een septische shock met gebruik van gangbare terminologie..........................................48
4. beredeneert aan de hand van een casus een patiënt de overeenkomsten en verschillen tussen
een allergie en een anafylaxie..........................................................................................................48
, 5. schetst welke medicatie gebruikt wordt bij de diverse aandoeningen en welke toedieningsvorm
in die situatie de meest geschikte is.................................................................................................48