100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Inleiding in de Rechtswetenschap (Reader Maastricht University) samenvatting t/m hoofdstuk 11 $3.25   Add to cart

Summary

Inleiding in de Rechtswetenschap (Reader Maastricht University) samenvatting t/m hoofdstuk 11

1 review
 666 views  3 purchases
  • Course
  • Institution

Het betreft de Reader van Maastricht University, jaar 1, blok 1, voor de vakken European Law, Rechtswetenschap en Fiscaal Recht. Dit is hetzelfde als het blokboek dat gebruikt gaat worden in jaar 2014/2015

Last document update: 10 year ago

Preview 6 out of 38  pages

  • May 25, 2014
  • May 25, 2014
  • 38
  • 2013/2014
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: sammikeuls • 10 year ago

Translated by Google

good summary, only outdated

avatar-seller
INLEIDING IN DE RECHTSWETENSCHAP




\




I. DE WERELD VAN HET RECHT

A. RECHT EN ANDERE NORMEN

,Geschreven recht: recht dat is opgeschreven in regelgeving
Ongeschreven recht: gewoonte recht, recht d.m.v. jurisprudentie.

Recht is pas nodig als mensen samenleven.  recht zorgt namelijk voor
gedragsafstemming. Recht stuurt het gedrag

Recht is een techniek die in belangrijke mate gebruik maakt van algemeen geldende
gedragsvoorschriften: Normen.
- Rechtsnormen: de juridische variant hierop

Sturingstechnieken van het recht:
1. sturing van gedrag door middel van algemene regels die voor iedereen gelden
2. fysieke dwang: gedrag fysiek afdwingen of onmogelijk maken. (vind niet plaats
door de bewuste wil van betrokkenen)
3. psychologische conditionering: aanleren van gedrag (gebeurt met name bij de
opvoeding) (vind niet plaats door de bewuste wil van de betrokkenen)
4. sturing via de wil: als de mens bewuste handelingen kan maken
a. sturing door middel van beloning en straf: heffen van accijnzen (straf),
om het gebruik tegen te gaan. Subsidiëren (belonen), om het gedrag te
promoten.
b. sturing door middel van gedragsvoorschriften: gedrag vind niet plaats
omdat iedereen het eens is dat ‘het niet mag’. En er zitten sancties die
aan regels ‘gij zult niet doden’ etc.
5. vrijheidsbeneming: het onmogelijk maken van herhalen van het delict.

niet juridische normen: morele normen uit een godsdienst, gewoontes,
fatsoensnormen, voorschriften van etiquette en spelregels.  worden als innerlijk
juist ervaren.
- gemeenschappelijk van deze normen: ze hebben als doel gedrag te sturen

sociale normen: gedragsnormen binnen een samenleving zonder wetgever. Wordt
puur en alleen door sociale pressie gehandhaafd. Nadelen:
- er is geen regelgever dus sociale normen kunnen lang niet alle onderwerpen
regelen
- wat nu als een norm veranderd moet worden? Dit duurt te lang in een
samenleving zonder wetgever.
- Sociale normen geven geen antwoord op bepaalde maatschappelijke vragen.
Het recht doet dat wel en schept zo duidelijkheid. (het recht zorgt voor
rechtszekerheid).
- Rechtsregels zijn zo sterk dat ze zelfs tegen de sterkste bedrijven weerstand
bieden, in tegenstelling tot alleen maar sociale normen.

Wat nu als recht en moraal elkaar overlappen?
- omschrijving moraal: moraal zijn een aantal waarden, idealen en
gedragsnormen die beogen menselijk gedrag te sturen en waarin rekening
wordt gehouden met de belangen van alle mensen (het schuinsgedrukte
onderscheidt moraal van eigenbelang).
- Prudentie: eigenbelang.
Positieve moraal: als de meeste leden van die samenleving die normen beschouwen
als redenen voor gedrag en als ze ook het gedrag van hun medemensen aan de

,hand van die normen beoordelen.  afwijken zorgt voor kritiek (en soms informele
sancties).
Kritische moraal: is het gene dat wordt afgekeurd door de positieve moraal ook wel
‘echt fout?’.  rationele versie van de positieve moraal.
- als de vraag wordt opgeworpen of gedrag goed of fout is

verschil rechtsnormen en morele normen:
- wijze van ontstaan en bestaan
o de normen van moraal worden niet door een wetgever gemaakt.
o De normen van het recht wel.
- door de gevolgen van het niet volgen van de (rechts)norm.
o Normen worden ten slotte niet door de overheid afgedwongen.

Positief recht: recht dat is neergelegd/opgeschreven.

B. RECHTSREGELS, RECHTSFEITEN EN RECHTSHANDELINGEN
Gewone wereld bestaat uit materiële dingen, de wereld van het recht bestaat uit
immateriële dingen (rechten, plichten, competenties, etc.).

Geldt als regel: wanneer een regel bepaald dat iets, iets anders wordt.
Voorbeeld: een dief is een man die steelt, maar die man die steelt is nog gewoon een
man. heeft. Dus deze rechtsregels geven aan dat iets voor iets anders geldt.

Procedurele regels: geven aan hoe je iets moet doen zodat in de wereld van het
recht ook wel de gevolgen van de handeling in werking kunnen treden. (maken van
een contract etc.).

Regels die tot bijkomende feiten leiden: als een rechtsregel aan het bestaan van
bepaalde feiten, nieuwe feiten toe kent.

Dynamische regels: als een rechtsregel gevolgen verbindt aan iets nadat de
gebeurtenis heeft plaatsgevonden. Voorbeeld: bekendmakingswet: een wet mag pas
in werking treden nadat het bekend is gemaakt.

Rechtsfeiten: gebeurtenissen waaraan door een dynamische rechtsregel gevolgen
worden verbonden of elk feit waaraan door het recht rechtsgevolgen worden
verbonden.
Rechtsfeit  rechtsgevolg.

Rechtshandeling: (v1) een gedraging van een rechtssubject, (v2) waarmee dit
rechtssubject beoogt bepaalde rechtsgevolgen in het leven te roepen en (v3)
waaraan het recht deze rechtsgevolgen verbindt, (v4) juist vanwege de bedoeling om
ze in het leven te roepen. 1

Rechtssubjecten: natuurlijke personen (mensen zoals u en ik) en rechtspersonen
(bedrijven, organisaties, etc. (art. 2:1 t/m 3 BW).



1
V = voorwaarde.

,Rechtshandelingen: het opzettelijk teweegbrengen van rechtsgevolgen. Voorbeeld:
het maken van nieuwe regels, het sluiten van een overeenkomst, etc.

de rechtshandeling die in het leven geroepen wordt, moet wel zo bedoeld zijn. Er
moet een wilsverklaring zijn.

D.m.v. rechtshandelingen kunnen rechtssubjecten veranderingen teweeg brengen.

Om regels te maken moet iemand hiervoor competent zijn. Niet iedereen kan
natuurlijk wetten veranderen of zo.
 mensen moeten bevoegd zijn (=competent) om een rechtsgevolg in het leven te
roepen

Als er iets ernstigs mis is met de rechtshandeling, is de handeling nietig. Dan heeft
de rechtshandeling geen rechtsgevolgen. De rechtshandeling heeft nooit bestaan (!).
Voorbeeld: een afspraak met een dief om een schilderij te stelen  in strijd met de
‘goede zeden’, dus heeft nooit bestaan.

Als er iets mis is met de rechtshandeling, maar de belanghebbenden evengoed de
mogelijkheid hebben om de rechtgevolgen te houden, maar ook de mogelijkheid om
de rechtshandeling alsnog nietig te laten verklaren, dan is deze rechtshandeling
vernietigbaar.

C. RECHTSBRONNEN
Formele rechtsbronnen: wet, verdrag, verordening en rechtspraak.

Kernbronnen: internet, uitgaven van rechterlijke beslissingen, tijdschriften,
handboeken.

Common law: als de wet (geschreven wet) niet de meest dominante rechtsbron is in
een land. Voorbeeld: Engeland, VS: hier is jurisprudentie de hoogste rechtsbron.

Civil law: hier ligt de nadruk op de geschreven wet. Voorbeelden: Nederland,
Frankrijk.

Wetten in materiële zin: wetten naar inhoud, bevatten algemeen verbindende
regelingen.

Wetten in formele zin: wetten die gemaakt zijn door de regering en Staten-Generaal
samen.

Soms zijn wetten in tegenspraak met elkaar. Daarvoor zijn er Algemene conflict
regels.
1. lex superior: de hogere regel gaat voor de lagere, mits in strijd met elkaar. Dus
als de Grondwet in strijd is met een APV’tje, dan wint de Grondwet.
2. lex specialis: gespecialiseerde wetten gaan voor de algemene.
3. lex posterior: bij een conflict van de oudere en een jongere regel, gaat de
jongste voor.

,Art. 93 GW: de bepalingen gemaakt door een internationale volkenrechtelijke
organisatie hebben bindende kracht. (deze zijn van directe toepassing).
Art. 94 GW: hoe moet worden omgegaan met conflicterende rechtsregels? Dan gaan
de besluiten uit volkenrechtelijke organisaties voor.

Jurisprudentie (=rechtspraak) kan ook een belangrijke rechtsbron zijn.

Lindenbaum/cohen arrest:
Lindebaum en Cohen waren concurrenten. Cohen haalt vervolgens een bediende
van Lindebaum over (d.m.v. giften) om inlichtingen te geven over wat er gebeurde
daar bij Lindenbaum.
 Lindebaum wilde vergoeding door de schade aangericht door Cohen en zijn
omkoping
 Cohen verweert zich door te stellen dat zijn gedrag niet verboden is.
 HR veroordeelt Cohen vervolgens op grond van een ongeschreven wet.

Dit arrest was belangrijk tot 1992: toen kwam de regel dat er niet meer op basis van
een ongeschreven wet een gedraging onrechtmatig beoordeelt kon worden (art.
6:162 lid 2 BW).

Gewoonterecht: wanneer er een gewoonte(=vast gebruik) binnen een populatie
groeit die aanvaard en als bindend ervaren wordt.

Codificatie: optekening van recht op grote schaal.
- er ontstaat rechtszekerheid en eenheid
- werking van het recht is stuk effectiever

D. RECHTSGEBIEDEN
Publiek recht/civiel recht/burgerlijk recht; recht dat regelt tussen burger en overheid.
De overheid stelt zich actief op als regelgever en het afdwingen van de regels die
gemaakt zijn.
- strafrecht
- staats en bestuursrecht.

Privaat recht: recht tussen burgers onderling.
- vermogensrecht
- goederen recht

Formeel recht: procesrecht. Hoe de overheid moet functioneren. (bijv. wetboek van
Strafvordering). Formeel recht regelt hoe procedures eruit moeten zien. Dit recht
heeft als functie de handhaving van het recht.

Materiële recht: welke rechten en plichten burgers hebben. Materieel recht is puur
inhoudelijk. (bijv. wetboek van strafrecht)

Materieel privaatrecht: Formeel Privaatrecht.
Personen & familierecht n.v.t.
Rechtspersonenrecht
Vermogensrecht

, Materieel publiekrecht: Formeel publiekrecht
Materieel strafrecht Bestuursrecht
Staatsrecht Strafprocesrecht
Bijzonder bestuursrecht
E. RECHTEN EN PLICHTEN
Objectief recht: ‘het’ recht van nu. Wetboeken, jurisprudentie, etc.

Subjectief recht: de rechten tussen personen onderling.

Positief recht: recht dat is neergelegd, gemaakt.

Verplichting: (v1) iemand moet (v2) iets (v3) doen/nalaten.
V1: iemand kan een rechtspersoon en een natuurlijk persoon zijn
V2: het betreft een soort handeling.
V3: verplichting om iets te doen (gebod): men moet een handeling verrichten.
Verplichting om iets niet te doen (verbod): men moet iets nalaten.

Tegenovergestelde van een verplichting is een permissie: toestemming krijgen om
iets te doen.

Subjectief recht: rechten die aan personen toekomen.
- Vrijheidsrechten: houden een permissie in. ‘vrijheid van meningsuiting’ etc.
- Absolute rechten: eigendomsrecht, auteursrecht. Een recht dat geldt
tegenover iedereen. Voorbeeld: dit is mijn boek, daar mag niemand aan.
- Relatieve rechten: rechten die gelden van rechtssubject tegenover
rechtssubject. Voorbeeld: vermogensrecht: ‘ik krijg nog geld van mijn baas.’

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Wollenmuts. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

76799 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling

Recently viewed by you


$3.25  3x  sold
  • (1)
  Add to cart