100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Bedrijf starten samenvatting $3.23   Add to cart

Summary

Bedrijf starten samenvatting

 48 views  3 purchases
  • Course
  • Level

Alles wat je moet kennen en kunnen staat erin.

Preview 5 out of 9  pages

  • January 17, 2021
  • 9
  • 2019/2020
  • Summary
  • Secondary school
  • 4
avatar-seller
Bedrijf starten
De oprichting van de kast H1

Blz. 5 werknemer/werkgever

De naam van elk bedrijf wordt bij de Kamer van Koophandel ingeschreven in het Handelsregister.
Een register met alle handelsnamen in Nederland dat bijgehouden wordt door de Kamer van
Koophandel. De Kamer van koophandel is een organisatie waar alle bedrijven en organisaties zich
moeten inschrijven en in bepaalde gevallen ook hun financiële stukken moeten deponeren zodat
eenieder kan nagaan of een bedrijf ook werkelijk bestaat. Burgers kunnen de cijfers van bedrijven
ook opvragen. Verder adviseert de Kamer van Koophandel bedrijven op allerlei terreinen.

Belasting toegevoegde Waarde (btw) of omzetbelasting wordt door bedrijven betaald aan de
overheid maar de bedrijven berekenen deze belasting door in hun verkoopprijs (en mogen betaalde
btw aan andere bedrijven terugvragen) waardoor uiteindelijk de consument deze belasting betaald.
Er is een tarief van 21% voor luxe producten, een tarief van 6% voor eerste levensbehoeften en een
tarief van 0% voor goederen en diensten die geëxporteerd worden en daarnaast zijn er goederen en
diensten die vrijgesteld zijn van btw-heffing, zoals: bepaalde vormen van onderwijs , medische
handelingen en huren.

Op een investeringsbegroting staan alle investeringen die men van plan is te gaan doen. Op zo’n
begroting staan alle zaken die je moet aanschaffen om een bedrijf te beginnen
(financieringsbehoefte);
- De vaste activa zijn bezittingen die langer dan 1 jaar meegaan, zoals gebouwen, machines, grond,
etc. Op de slijtende vaste activa wordt afgeschreven over meerdere jaren. Afschrijven is het rekening
houden met de waardevermindering van vaste activa in de loop van de tijd. De afschrijvingskosten is
het bedrag van de waardevermindering. De inventaris is de inboedel van een bedrijf (natuurlijk
exclusief de voorraden) bestaande uit zulke zaken als de vloerbedekking, de gordijnen, de verlichting,
bureaus, computers e.d.
- De vlottende activa zijn bezittingen waarin het geïnvesteerde geld binnen 1 jaar vrijkomt, zoals
voorraden en debiteuren en/of bezittingen die al geld zijn;
o Voorraden zijn de spullen die je verkoopt.
o Debiteuren zijn het bedrag dat een bedrijf nog tegoed heeft van haar afnemers/klanten
(verstrekt leverancierskrediet).
o Nog te ontvangen bedragen zijn bedragen die de ondernemer nog moet krijgen van anderen
dan zijn klanten. Je hebt al een tegenprestatie geleverd, maar de andere partij moet nog
betalen
o Vooruitbetaalde bedragen zijn bedragen die betrekking hebben op een volgende periode
maar nu al betaald zijn. Voor een onderneming vormen deze bedragen een bezitting. Je hebt
al betaald, maar de andere partij moet nog een tegenprestatie leveren.
o Te vorderen btw is een vordering op de korte termijn op de belastingdienst die bestaat uit
alle btw die een bedrijf betaald heeft aan haar leveranciers.
o Liquide middelen zijn bezittingen in de vorm van geld (kas, bank).

Financiering zijn de vermogensbronnen waaruit een bedrijf zijn investeringen (bezittingen) heeft
betaald. Er kan gefinancierd worden met eigen en vreemd vermogen;
- Eigenvermogen is vermogen dat permanent aan een bedrijf toebehoort en dat gelijk is aan de
bezittingen minus het vreemd vermogen.
- Lang vreemd vermogen is vermogen dat over meerdere jaren moet worden terugbetaald aan de
verstrekkers;

, o Hypothecaire lening is een lening die je krijgt op onderpand van onroerend goed en
waarbij de schuldeiser het onroerend goed mag verkopen indien de eigenaar van het
onroerend goed zijn verplichtingen niet nakomt.
o Onderhandse lening is een lening waarbij de geldnemer en geldgever onderhandelen
over de voorwaarden (rentepercentage, looptijd, aflossing e.d.) van de lening.
- Kort vreemd vermogen is vermogen dat binnen 1 jaar moet worden terugbetaald aan de
verstrekkers, zoals het rekening-courantkrediet van de bank, de crediteuren, enz;
o Rekening-courantkrediet is een zakelijk krediet waarbij met de bank een bepaald bedrag
(kredietlimiet) wordt afgesproken dat maximaal geleend mag worden. Vooral wanneer
een onderneming een wisselende behoefte aan geld heeft, is zo’n krediet ideaal. (=
doorlopend krediet bedrijven)
o Ontvangen leverancierskrediet of crediteuren, is een krediet dat leveranciers verlenen
aan een bedrijf doordat een bedrijf goederen van een leverancier ontvangt maar deze
nog niet betaalt.
o Ontvangen afnemerskrediet is een krediet dat afnemers verlenen aan een bedrijf
doordat afnemers vooruit moeten betalen. De klant betaalt vooruit en krijgt de goederen
pas later geleverd. Dit krediet komt veel voor in de bouw.
o Vooruit ontvangen bedragen zijn bedragen die betrekking hebben op een volgende
periode maar nu al ontvangen zijn. Voor een onderneming vormen deze bedragen een
schuld.
o Nog te betalen bedragen zijn bedragen die de ondernemer nog moet betalen op de
korte termijn.
o Te betalen btw is een schuld op de korte termijn aan de belastingdienst die bestaat uit
de btw die een bedrijf over haar omzet moet berekenen en in rekening moet brengen bij
haar afnemers.

Een balans is een overzicht van alle bezittingen, vreemd vermogen en eigen vermogen van een
organisatie op een bepaald moment;
Debetkant of activakant (links) van de balans daarop staan alle bezittingen waarin een bedrijf
geïnvesteerd heeft. Deze bezittingen worden actief gebruikt om mee te produceren. De
vermogensaanwending is de manier waarop het verkregen (eigen en vreemd) vermogen is
aangewend, kortom welke bezittingen zijn er gekocht met het vermogen.
Creditkant of passivakant (rechts) van de balans daarop staat het totaal vermogen, bestaande uit het
eigen en vreemd vermogen. De passiva laten zien waar je het geld vandaan hebt gehaald dat
geïnvesteerd is in de activa. De passiva zijn dus geen geld. De vermogensbehoefte of
financieringsbehoefte, is het geld dat een bedrijf nodig heeft om haar geplande investeringen te
kunnen betalen.

Bezittingen = eigenvermogen + vreemd vermogen

Bedrijf starten
De administratie H2

Omzet = afzet x verkoopprijs

De inkoopwaarde van de omzet is het aantal verkochte producten maal de inkoopprijs. Voor welk
bedrag haal ik goederen uit de voorraad?
Brutowinst = omzet – inkoopwaarde van de omzet
Nettowinst = brutowinst – overige bedrijfskosten
Een mutatie balans geeft aan welke balansposten muteren als gevolg van het optreden van een
financieel feit.

,De inkopen is het bedrag waarvoor je hebt ingekocht in een bepaalde periode.
Als inkopen (Credit) staat dan heb je de goederen ontvangen maar moet je de inkoopfactuur nog
krijgen. Als Inkopen (Debet) staat heb je de inkoopfactuur ontvangen maar de ingekochte goederen
moeten nog geleverd worden.

Als je geld leent dan krijg je een lening op de balans te staan. De rente behoort tot de kosten. Het
terug betalen van het geleende geld is aflossen. De aflossing behoort niet tot de kosten.

Creditnota/creditfactuur ontvang je als je ingekocht goederen terugstuurt naar de leverancier
(retourinkoop). Verstuur je als je verkochte goederen terug ontvangt van een klant (retourverkoop).
Het is een rekening die de oude rekening geheel of gedeeltelijk ongedaan maakt.

Btw-aangifte is het opgeven aan de belasting van de te betalen/te vorderen btw over de afgelopen
periode. Soms wordt het af te rekenen bedrag om een aparte balanspost gezet: ‘Af te dragen
omzetbelasting’ of ‘Te vorderen omzetbelasting’. Als dit wordt gedaan komt het saldo van de ‘Te
vorderen btw’ en de ‘Te betalen btw’ op een balanspost te staan.

Boekhouden of administreren is het regelmatig en stelselmatig verwerken van financiële feiten.
Financiële feiten zijn feiten/oorzaken waardoor veranderingen optreden in de samenstelling en/of
de omvang van de bezittingen, de schulden en het eigen vermogen. (denk aan: inkoop, verkoop,
betaling kosten, enz.) Het doel van boekhouden is: het registreren van financiële feiten. Met behulp
van een balans kun je op een bepaald moment de omvang en de samenstelling van het vermogen
van een onderneming vaststellen.

Om inzicht te krijgen in de zakelijke veranderingen van het eigenvermogen wordt er een
resultatenrekening (=winst- en verlies rekening) bijgehouden. Een resultatenrekening is een
overzicht van alle opbrengsten en kosten in een bepaalde periode. De niet zakelijke mutaties worden
verantwoord op de rekening privé. Een rekening privé is een overzicht van alle privé-opnamen en
privé-stortingen in een bepaalde periode.
Op een resultaten rekening staan de kosten aan de debetkant omdat zij het eigen vermogen verlagen
en staan de opbrengsten aan de creditkant omdat zij het eigen vermogen verhogen. Op de rekening
privé staan de opnames aan de debetkant omdat zij herbergen vermogen verlagen en staan de
stortingen aan de creditkant omdat zij het eigen vermogen verhogen.

EVnieuw = bezittingennieuw – schuldennieuw

EVnieuw = EVoud + nettoresultaat + PS – PO
PS = Privé stortingen
PO = Privé-opname

Bedrijf starten
Kosten en opbrengsten H3

Permanentie is het opnemen in een resultatenoverzicht van de kosten en opbrengsten die ook
daadwerkelijk toebehoren aan de periode waarover het resultatenoverzicht verslag doet, waardoor
een ondernemer voortdurend (permanent) in staat is het juiste resultaat te bepalen.
Door toepassing van de permanentie krijg je op de balans te maken met overlopende posten.
Overlopende posten zijn alle balansposten die ontstaan doordat bij de boeking van de kosten of
opbrengsten vooruit wordt gelopen op de betaling of ontvangst, of doordat de betaling of de
ontvangst vooruit loopt op de boeking van de kosten of opbrengsten. Het gaat om nog te betalen

,bedragen, nog te ontvangen bedragen, vooruit ontvangen bedragen en vooruitbetaalde bedragen.
Overlopende activa en overlopende passiva.

Uitgaven zijn financiële feiten die ervoor zorgen dat kas/bank afneemt -> hebben betrekking op een
bepaald moment.
Kosten zijn financiële feiten die leiden tot een afname van het eigenvermogen -> toerekening aan
een bepaalde periode.

Transitorische posten (bij kosten);
- Uitstelposten: Vooruitbetaalde bedragen = Eerst betaling, daarna kosten
Debet op de balans, want soort vordering => Je hebt al betaald, maar de andere partij moet nog een
tegenprestatie leveren.
- Anticipatieposten: Nog te betalen bedragen = Eerst kosten daarna betaling
Credit op de balans => andere partij heeft al een prestatie geleverd, maar jij moet nog betalen.

Ontvangsten zijn financiële feiten die ervoor zorgen dat kas/bank toeneemt -> hebben betrekking op
een bepaald moment
Opbrengsten zijn financiële feiten die leiden tot een toename van eigenvermogen -> toerekening aan
een bepaalde periode

Transitorische posten (bij opbrengsten);
- Uitstelposten: Vooruit ontvangen bedragen = Eerst ontvangst, daarna opbrengst
Credit op de balans => andere partij heeft al betaald, maar jij moet nog een prestatie leveren.
- Anticipatieposten: Nog te ontvangen bedragen = Eerst opbrengst, daarna ontvangst
Debet op de balans, want soort vordering => je hebt al een prestatie geleverd, maar de andere partij
moet nog betalen.

Gemiddeld geïnvesteerd vermogen (GGV)
De gederfde interest is het vermogen dat geïnvesteerd is in DPM had ook op de bank kunnen staan,
waar het rente oplevert. Doordat niet te doen, kunnen we de interest die we nu missen (de gederfde
interest) als kosten berekenen.
GGV = (A + R) : 2

De kostenindeling;
1. Kosten van het vermogen zijn de kosten die gepaard gaan met de financiering van de
bezittingen (kapitaalgoederen of activa) van een onderneming, zoals: interestkosten, provisie
banken, notariskosten etc.
2. Kosten van grond zijn de interestkosten van het geïnvesteerde vermogen in de grond. Bij
winning van delfstoffen moet er bovendien worden afgeschreven op de grond. Indien de
grond niet in eigendom is dan behoort de pacht (huur) tot deze kosten.
3. Kosten van arbeid zijn de loonkosten bestaand uit het brutoloon plus het werkgeversaandeel
in de loonheffing en het werkgeversaandeel in de pensioenpremies.
De hoogte van de loonkosten wordt in belangrijke mate bepaald door de sociale verzekeringen,
verplichte verzekeringen die door de overheid worden opgelegd tegen inkomensverlies en tegen
bepaalde hoge kosten, ze bestaan uit de volksverzekeringen en de werknemersverzekeringen.
- Volksverzekeringen gelden voor het hele volk;
o AOW (Algemene OuderdomsWet). Iedereen die 68 jaar of ouder is krijgt een AOW-uitkering.
Het betreft een minimum uitkering.
o ANW (Algemene Nabestaanden Wet). Iemand waarvan die partner overlijdt, krijgt een ANW-
uitkering die afhankelijk is van het inkomen en die maximaal gelijk is aan 70% van het
minimumloon.

, o AKW (Algemene KinderbijslagWet). Iedereen in Nederland die kinderen heeft, krijgt
kinderbijslag. In het algemeen houdt de kinderbijslag op wanneer het kind 18 jaar wordt.
o Wlz (Wet langdurige zorg) is een verplichte, collectieve ziektekostenverzekering voor niet
individueel verzekerbare ziektenkostenrisico’s.
- Werknemersverzekeringen gelden voor werknemers;
o WW (WerkloosheidsWet). Elke werknemer die onvrijwillig werkloos wordt en die aan
bepaalde voorwaarden voldoet krijgt een WW-uitkering van 70% van het laatste loon.
o WIA (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen). Een werknemer die na 2 jaar ziekte nog
steeds arbeidsongeschikt is krijgt op grond van deze wet een uitkering. Als de werknemer
volledig wordt afgekeurd dan valt hij onder de IVA (Regeling Inkomensvoorziening Volledig
Arbeidsongeschikt. Als een werknemer gedeeltelijke arbeidsongeschikt is dan valt hij onder
de WGA (Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikt).
o ZVW (ZorgVerzekeringsWet). Iedereen in Nederland moet zich verplicht verzekeren tegen
ziektekosten. Omdat de werkgever verplicht is om een deel van de premie voor zijn
werknemers te betalen is de ZVW een werknemersverzekering.

De werkgever houdt de loonheffing op je loon in en draagt deze loonheffing af aan de
belastingdienst. De loonheffing is de loonbelasting, de premies voor de volks- en
werknemersverzekeringen. De belastingdienst sluist het geld door aan de uitvoeringsinstituten. UWV
(Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen) die de uitkeringen verzorgt aan zieken werkelozen
en arbeidsongeschikten.

Loonkosten = brutoloon + werkgeversaandeel loonheffing
Loonkosten = nettoloon + werknemersaandeel loonheffing + werkgeversaandeel loonheffing
Loonkosten = nettoloon + loonheffing

De meesten ondernemingen in Nederland hebben voor hun personeel een pensioenregeling. De
premies voor zo’n pensioenregeling worden pensioenlasten genoemd en behoren tot de loonkosten.

4. Kosten van diensten en derden zijn kosten van diensten die geleverd worden door mensen,
instanties e.d. buiten de organisatie, zoals: transportondernemingen, energiebedrijven, etc.
5. Kosten (inkoopwaarde) van de verkochte producten zijn de kosten van de omzet.
Een handelsonderneming is een onderneming die goederen inkoopt en deze vervolgens weer zonder
noemenswaardige verandering doorverkoopt. Een industriële onderneming is een onderneming die
grond – en hulpstoffen inkoopt en daarmee een nieuw product maakt.
Matching beginsel = de kosten moeten altijd worden toegerekend aan de producten die in een
bepaalde periode worden verkocht.

6. Kosten van duurzame productiemiddelen
Afschrijven is het verwerken van de waardevermindering van duurzame productiemiddelen (DPM) in
boekhouding. DPM nemen af in waarde door gebruik en veroudering. DPM is een bezitting die
meerdere jaren wordt gebruikt en die afneemt door gebruik en veroudering.

Waarden DPM;
- Aanschafwaarde = aanschaffingsprijs + kosten (overdracht, installatie, aflevering)
- Boekwaarde (= balanswaarde) = aanschafwaarde – alle verlichte afschrijvingen
- Restwaarde = waarde bij buitengebruikstelling
Formule afschrijving = (A-R) : N
A= aanschafwaarde
R = restwaarde
N = economische levensduur

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller TessaBooltink. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67866 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.23  3x  sold
  • (0)
  Add to cart