100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Immunologie (1048FBDBMW) $6.89   Add to cart

Summary

Samenvatting Immunologie (1048FBDBMW)

 38 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Betreft alle te kennen hoofdstukken van het vak Immunologie (hoofdstuk 1-6). Bevat ook grootste deel van de prenten van de slides.

Preview 4 out of 79  pages

  • January 26, 2021
  • 79
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
Les 1: het immuunsysteem: introductie
1. Functies
• Verdediging (belangrijkste)
o Afweer tegen pathogenen (ziekteverwekkers, vooral bacteriën, virussen,
parasieten en schimmels)
o Afweer tegen schadelijke stoffen zoals toxines (tetanustoxine bv.)
o Bescherming tegen tumoren (tumorsurveillantie: immuunsysteem gaat ontstaan
van een tumor van een kanker tegen gaan)
o Opruimen van afgestorven weefsel (macrofagen) = homeostase
• Onderscheid maken tussen schadelijk-onschadelijk
o Schadelijk: pathogeen moet worden opgeruimd
o Onschadelijk: immuunsysteem mag hier niet tegen optreden zoals bv. lichaams-
eigeneiwitten maar ook lichaamsvreemde eiwitten, suikers, vetten die
onschadelijk zijn en waar tegen het immuunsysteem niet mag tegen optreden
(als immuunsysteem wel reageert ontstaan er allergieën)

1.1 Verschillende pathogenen
Grote variaties tussen de verschillende pathogenen in
grootte, plaats waar het zit en de verdediging

Immuun antwoord tegen een groot partikel gaat bv
anders verlopen dan tegen een klein partikel, ook gaat
het immuun antwoord anders zijn of het partikel zich
intracellulair of extracellulair gaat bevinden, parasieten
zijn bv zo groot dat ze niet kunnen worden gefagocyteerde

 Immuunsysteem gaat op verschillende situaties anders reageren


Extracellulaire pathogenen:
= buiten de gastheercel: bacteriën, parasieten

Bereikbaar voor humorale verdediging:

• Aangeboren: complement, fagocytose, collectinen, defensinen …
• Verworven: antilichamen: Ig (B cellen), Th2n Th17


Intracellulaire pathogenen:
= binnen de gastheercel: virussen, myobacteriën

Onbereikbaar voor humorale verdediging → cellulair immuun antwoord:

• Aangeboren: NK (natural killer)
• Verworven: CTL (cytotoxische T lymfocyten), Th1, CD8
 Intracellulaire pathogenen worden opgeruimd doordat de gastheercel mee gaat
worden opgeruimd

,Eosinofielen: granulocyten, hebben in cytoplasma granulen met daarin toxische producten en die
gaan op de parasiet inwerken

Immuunsysteem moet snel kunnen antwoorden, het moet verspreid kunnen optreden
(pathogenen kunnen overal binnen komen, vooral huid en slijmvliezen, maar moet overal
kunnen optreden) en moet efficiënt verlopen → complex systeem

Humorale en cellulaire immuniteit:
Humorale immuniteit van verworven immuunsysteem: B-lymfocyten, gaan antilichamen
produceren
Cellulaire immuniteit van verworven immuunsysteem: T-lymfocyten, Th zijn helpercellen en TL
zijn cytotoxische T cellen

Effectorcellen= plasma cellen
Cytokinen hebben ondersteunde functie, gaan mee bepalen welke antilichamen geproduceerd
worden

→ Pathogeen wordt opgehouden: via barrières en aangeboren en verworven systeem

2. Barrières
2.1 Niet immunologische barrière
Casus:
Man snijdt in vinger met mes (dat vuil is) → pijnlijke zwelling die kloppend aanvoelt (=
ontstekingsreactie), daarna nog erger ook koorts enzo → dokter, die ziet etter → start antibiotica
→ etter is gepunctueerd dus mindere pijn, klieren bij oksel gaan ook weg → koortsvrij

 Ontstekingsreactie met lokale en algemene symptomen

RCTDFL= rubor (roodheid) , calor (warmte), tumor (zwelling), dolor (pijn), function leasa (functie
beperking) = kenmerken van ontsteking

Niet immunologische barrières:
→ behoren niet tot het immuunsysteem, maar hebben belangrijke functie in verdediging
pathogenen

Fysische barrières:

• Huid en epitheel van mucosae → belangrijkste
o Huid is heel efficiënt, want heeft meerlagige acellulaire hoornlaag, waardoor
pathogenenmoeilijk kunnen door dringen, er moet al een onderbreking zijn
zodat een pathogeen door kan
o Mucosae: epitheel is maar eenlagig waardoor bepaalde pathogenen
gemakkelijk hierdoor kunnen penetreren
• Flow en turbulentie
o door inademen van lucht krijg je flow van luchtstroming en doordat lucht
door neus en sinussen gaat wordt de lucht opgewarmd en onstaat er
turbulentie en deze turbulentie gaat ervoor zorgen dat de pathogenen die
binnen komen tegen het epitheel gaan en zo efficiënter kunnen worden
geëlimineerd

, o Urine: pathogenen kunnen moeilijk tegen de stroom op zwemmen, dus veel
drinken is belangrijk
• Desquamatie:
o bepaalde epithelia kunnen afschilferen waardoor het moeilijker is voor
pathogenen om binnen te dringen
• Trilharen:
o gaan ervoor zorgen dat pathogeen dat door turbulentie op het epitheel is
terecht gekomen naar buiten zal worden afgevoerd bv. snot bij neus en
slijmen in keel

Chemische barrière:

• pH:
oin maag en urine: pathogenen kunnen hier moeilijk door, als maag productie
wordt stil gelegd zijn we de zuur barrière kwijt en kan pathogeen toch naar
binnen komen
• Vetzuren en bepaalde eiwitten (lysozymen in traanvocht bv.)

Biologische barrière:

• Flora:
o we leven samen met bepaalde bacteriën die in normale omstandigheden niet
ziek maken, maar ons beschermen, ze gaan een milieu creëeren zodat
pathogenen moeilijk door kunnen =kolonisatieresistentie
o maar opletten van antibiotica, want antibiotica die niet selectief kiemen gaan
vernietigen gaat die kolonisatieresistentie te niet doen
o flora scheppen anaërobe of zure toestand die bijdragen tot het beschermen
van de gastheer




Ter hoogte van dezelfde tractus (luchtwegen) kunnen de
barrières verschillen afhankelijk van waar in de tractus je zich
bevindt: in luchtweg en alveole verschilt: in alveoli niet echt
barrières, maar vooral tussenkomst van alveolaire macrofaag




Barrières kunnen vallen → pathogeen komt in contact met immuunsysteem


2.2 Immunologische barrière (humoraal en cellulair)
Bij doorbraak barrière → contact met aangeboren immuunsysteem

Aangeboren immuunsysteem:
= niet-adaptief → bij elke infectie door zelfde pathogeen heeft het aangeboren systeem zich niet
aangepast, gaat elke keer op dezelfde manier toeslaan

, = Niet klonaal immuunsysteem→ er wordt gebruik gemaakt van beschikbare fagocyterende
cellen (NK cellen, mastcellen …) om immuun antwoord te bekomen, uit beenmerg kan wel
bepaalde cellen worden gerekruteerd

= Niet specifiek immuunsysteem → al deze cellen die mee spelen op een niet specifieke manier
kunnen bij dragen tot vernietiging van het antigeen, het gaat niet specifiek een antigeen
herkenning doen bv. 1 neutrofiel kan verschillende pathogenen herkennen

Aangeboren en adaptief immuunsysteem communiceren sterk → antwoord van aangeboren
immuunsysteem dat zichzelf niet aanpast gaat efficiënter verlopen door dat het adaptief
immuunsysteem bijdraagt van de efficiëntie verhoging

Verworven (adaptief) immuunsysteem:
= Adaptief → bij elke herinfectie door zelfde pathogeen gaat efficiënter tot een immuun
antwoord komen

= klonaal → wanneer pathogeen er is, gaat bepaalde populatie van T en B cellen worden
geactiveerd, de kritische massa van T en B cellen op moment van invasie is veell te klein, we
moeten dus snel een proliferatie krijgen van de T en B cel kloon die effectief en specifiek het
antigeen herkend

= specifiek immuunsysteem → 1 bepaalde T cel gaat een bepaald antigeen herkennen via een
bepaald T cel epitoop, ander T cel gaat zelfde pathogeen herkennen via een ander epitoop

Epitoop= stukje dat herkend wordt binnen het antigeen


3. Opbouw immuunsysteem

Ly= lymfocyten → niet vergelijkbaar qua
eigenschappen met klassieke lymfocyten (T en B
cellen), ze gaan zich gedragen als T helper cellen
doordat ze een ondersteunende functie hebben

Humoraal component is vooral opgebouwd uit
proteïnen en glycoproteïnen

Immunoglobuline= antilichamen/antistoffen en
worden aangemaakt uit geactiveerde B cellen (plasmacellen als ze zijn uitgerijpt, bij de uitrijping
gaat de T lymfocyten tussen komen)

T cellen maken zelf geen humorale componenten, B cellen wel (immunoglobulines), regulerende
T cellen hebben ondersteunde/regulerende functie en bij cytotoxische functie voor bij apoptose
enzo

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Yentebenoy. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.89. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

76462 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.89  1x  sold
  • (0)
  Add to cart