Les 1: verschillen en raakvlakken onroerend goedrecht
De executie door een hypotheekhouder is deels geregeld in boek 3 BW en deels in
Burgerlijke Rechtsvordering, waarbij in beginsel wordt teruggevallen op het beslagrecht,
zodat ook dat onderdeel moet worden bestudeerd.
Bij de verkoop en overdracht van een woning zal men het bepaalde in art. 1:88, 91 en 97 BW
niet mogen vergeten om te voorkomen dat de nieuwe eigenaar een aantastbare eigendom
verwerft.
Eigendom art. 5:1 BW: het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan
hebben. In lid 2 wordt het exclusieve gebruiksrecht ingeperkt; er mag geen inbreuk worden
gemaakt op rechten van anderen als regels van (on)geschreven recht.
Eigenaar van een onroerende zaak heeft de bevoegdheid om op zijn grond opstallen op te
richten naar eigen goeddunken (zelfrealisatierecht). Dit recht kan worden ingeperkt o.a. door
de overheid.
1) Revindicatie art. 5:2 BW: eigenaar is bevoegd zijn zaak van eenieder die haar
zonder recht houdt, op te eisen. (Aansluiting bij art. 3:296 BW).
2) Art. 6:162 BW kan ook worden ingeroepen bij een inbreuk op iemands
eigendomsrecht met een eventuele vordering tot schadevergoeding.
3) Onrechtmatig handelen voorkomen of beëindigen is ook een actie die een
eigenaar heeft. Denk bijvoorbeeld aan ongeoorloofde hinder in het burenrecht.
Heaven to hell rule: wie de eigendom heeft van de grond heeft een recht ‘dat reikt tot in de
hemel en in de hel’. Dit beginsel wordt in art. 5:20 en 21 BW gehandhaafd.
- In lid 2 wordt het gebruik van ruimte boven en onder de grond van anderen
toegestaan indien de eigenaar geen belang heeft zich daartegen te verzetten.
Verticale natrekking: iemand bouwt een huis op mijn perceel. Door middel van natrekking
word ik eigenaar van het huis.
Horizontale natrekking: gedeeltelijk op het perceel van de buren bouwen. Bijvoorbeeld: het
huis staat op mijn grond, maar een stuk van de kelder ligt onder de grond van de buren. Ik
blijf ondanks dat het op de grond van buren ligt toch eigenaar, vanwege het geheel.
Onroerend goed art. 3:3 lid 1 BW: met de grond duurzaam verenigd.
Roerend goed art. 3:3 lid 2 BW: alle zaken die niet onroerend zijn.
Registergoederen art. 3:10 BW: goederen waarbij voor de overdracht of vestiging
inschrijving in openbare registers noodzakelijk is. Onroerende zaken zijn altijd
registergoederen. Bijvoorbeeld woning, schip of vliegtuig.
Bestanddeel art. 3:4 BW: alles wat volgens de verkeersopvatting deel uitmaakt van een
andere zaak (de hoofdzaak). Bijvoorbeeld de balken bij de bouw van een huis zijn
bestanddeel van dat huis en zullen daardoor onroerend worden.
- Als een gebouw wordt verplaatst, dan zal het gedurende het transport tijdelijk een
roerende zaak zijn.
Hoofdzaak: denk aan alle onderdelen bij een fiets (bestanddelen) gezamenlijk is dit de
hoofdzaak.
Uitwaaiering van eigendom: dit speelde zich eind vorige eeuw af in Nederland. Er waren
meer koop- dan huurwoningen.
,Het belang van onderscheid in (on)roerende zaken is voor de overdrachtsbelasting en de
heffing van onroerende zaakbelasting. Het huis bestemd voor eigen bewoning wordt voor de
heffing van inkomstenbelasting op een coulante wijze behandeld.
In 2015 is art. 13b Woningwet in werking getreden, waardoor in bepaalde gevallen – in het
bijzonder bij slecht beheer van verhuurde wooncomplexen – het bevoegd gezag (vaak een
gemeente) het beheer van een gebouw, open erf of terrein kan overnemen, inclusief de
verhuur daarvan.
- Dit is een grote inbreuk op het eigendom.
Het bestuursrecht levert ook beperkingen op t.a.v. de uitoefening van het eigendomsrecht
van onroerende zaken. Denk aan bestemmingsplannen, omgevingsvergunning,
welstandseisen en monumentenregelingen.
Het Burgerlijk Wetboek kent diverse obligatoire en zakelijke rechten die uitsluitend op
onroerende kunnen worden gevestigd (denk aan: pacht, erfpacht en hypotheek).
Afstand van eigendom art. 5:18 BW: er kan afstand worden gedaan van roerende zaken,
hetgeen niet geldt voor onroerende zaken (bijvoorbeeld een vervuild terrein); wel kan de
eigendom overgedragen worden aan een ‘slapende’ stichting.
Splitsing in appartementsrechten art. 5:106 BW: alleen een onroerende zaak (eventueel
een recht van erfpacht of opstal daarop) kan worden gesplitst in appartementsrechten.
Verkrijging via middellijke vertegenwoordiging is alleen mogelijk voor roerende zaken (art.
3:110 jo. 3:90 BW), niet voor onroerende zaken (of andere registergoederen).
Onroerende zaken kunnen niet zonder eigenaar zijn, omdat is bepaalt dat in zo’n geval de
eigendom berust bij de Staat art. 5:24 BW.
Toekomstige onroerende zaken kunnen niet bij voorbaat worden geleverd art. 3:97 BW.
Bij vervreemding of bezwaring van een gemeenschappelijke woning in het
huwelijksgoederenrecht, is toestemming nodig van de andere echtgenoot volgens art. 1:88
lid 1 sub a BW. Voor het geregistreerd partnerschap geldt dezelfde regeling, blijkens uit de
schakelbepaling art. 1:80b BW.
Aansprakelijkheid voor (gebrekkige) opstallen art. 6:174 BW.
In art. 7:17 lid 6 staat dat bij de koop van een onroerende zaak de vermelding van de
oppervlakte vermoed wordt slechts als aanduiding bedoeld te zijn.
Goederen art. 3:1 BW: alle zaken en vermogensrechten
Zaken art. 3:2 BW: de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten, zoals een
auto.
Er wordt gesproken over de eigenaar van het huis en over de rechthebbende op een recht
van erfpacht.
Overdracht van een onroerende zaak art. 3:89 BW:
- Notariële akte
- Inschrijving in de openbare registers
Onroerende zaken zijn registergoederen, daartoe behoren ook de beperkte rechten op de
onroerende zaken. Denk aan erfpacht, hypotheek en appartementsrechten.
, Bouwterrein: een terrein geschikt om te bebouwen.
Rechtsgevolgen absolute rechten:
- Rechten werken jegens eenieder
- Zaaksgevolg – droit de suite
- Prioriteitsbeginsel – droit de priorité
- Bevoorrechte positie – droit de préference
Zaaksgevolg – droit de suite: zaaksgevolg is dat het absolute recht op een goed blijft
bestaan, ook al bevindt dat goed zich niet meer in de macht van de rechthebbende.
Prioriteitsbeginsel – droit de priorité: als er meer dan één absoluut recht op een goed
rust, dan gaat het eerder gevestigde absolute recht vóór een later gevestigd absoluut recht.
Bevoorrechte positie – droit de préference: als persoon of bedrijf failliet gaat, dan vallen
in beginsel al zijn of haar goederen in het faillissement. Als op dat moment goederen onder
de failliet waar een derde een absoluut recht op heeft, dan vallen die goederen niet onder het
faillissement.
- Goederen kunnen door rechthebbende buiten het faillissement worden gehouden.
Volledig recht: je mag als rechthebbende alles doen met de zaak waar het volledige recht
op rust. Ook wel het eigendomsrecht.
Beperkt recht: een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht, hetwelk met het
beperkte recht is bezwaard (art. 3:8 BW).
1. Vruchtgebruik
2. Pand
3. Hypotheek
4. Erfdienstbaarheid
5. Erfpacht
6. Opstal
7. Appartement
Een beperkt recht wordt gevestigd op de onderliggende zaak/het onderliggende goed.
Als een beperkt recht uitsluitend op een onroerende zaak kan worden gevestigd (zoals
erfpacht) dan is het tevens een zakelijk recht.
Als een beperkt recht zodanig aan een ander recht verbonden is dat het niet zonder dat recht
kan bestaan (zoals erfdienstbaarheid of hypotheek) dan is er sprake van een afhankelijk
recht (art. 3:7 BW).
Bloot eigendom: een onroerende zaak belast met een beperkt genotsrecht.
Beperkte rechten worden onderverdeeld in genots- en zekerheidsrechten.
Zekerheidsrechten: rechten die de rechthebbende zekerheid bieden ter voldoening van een
vordering die hij op een schuldenaar heeft. De gerechtigde is niet bevoegd om het goed
waarop het zekerheidsrecht rust te gebruiken. Pand- en hypotheekrecht.
Zakelijke genotsrechten: erfdienstbaarheid, erfpacht, opstal en appartement want zij
kunnen uitsluitend op zaken worden gevestigd. Er is bovendien sprake van een afhankelijk
recht (art. 3:7 BW).
- Vruchtgebruik is enigste genotsrecht dat zowel op zaak als vermogensrecht kan
worden gevestigd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller feliciavanmast. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.31. You're not tied to anything after your purchase.