Literatuur Boze Burgers (week 1 tot en met 6)
2020-2021
Universiteit Leiden – Bachelor geschiedenis – jaar 2 – semester 2
Tentamen 1
Inhoud:
Tilly, C., Popular Contention in Great Britain, 1758-1834 (2015; oorspronkelijk 1995) 41-48: ‘Repertoires of Contention’.
Boone, M. en Prak, M. ‘Vorsten, patriciërs en burgers: de kleine en grote traditie van stedelijke revoltes in de Lage Landen’,
in Karel Davids en Jan Lucassen (eds), Een wonder weerspiegeld. De Nederlandse Republiek in Europees perspectief
(Amsterdam 2005) 91-124.
Prak, M., Citizens before Nations. Urban citizenship in Europe and the world 1000- 1789 (Cambridge 2018) 50-82 (hoofdstuk
2).
Nierop, H.van, Het verraad van het Noorderkwartier. Oorlog, terreur en recht in de Nederlandse Opstand, 63-83.
Helmers, H. ‘Popular Participation and Public Debate’, In Helmer Helmers and Geert Janssen, The Cambridge Companion to
the Dutch Golden Age (Cambridge University Press, 2018), pp. 124–146.
Pollmann, J., ‘Schuilen onder de vleugels van Oranje. Over de wortels van het orangisme, 1600-1618’ in Henk te Velde en
Donald Haks, Oranje onder. Populair orangisme van Willem van Oranje tot nu (Amsterdam 2014), 27-45.
Deursen, A.Th. van, Bavianen en slijkgeuzen. Kerk en kerkvolk ten tijde van Maurits en Oldenbarnevelt (Assen, 1974),
hoofdstuk xiii en xv (tot 275-97, 310-319).
Ebben, M., ‘Een wankel evenwicht: prinsen van Oranje, regenten en burgers in de zeventiende eeuw’ in: Henk te Velde en
Donald Haks eds., Oranje onder. Populair orangisme van Willem van Oranje tot nu (Amsterdam 2014) 47-67.
Reinders, M., ‘The Citizens come from all Cities with Petitions’. Printed Petitions and Civic Propaganda in the Seventeenth
Century”, in: Femke Deen, David Onnekink en Michel Reinders ed., Pamphlets and Politics in the Dutch Republic (2011).
Reinders, M., Gedrukte chaos. Populisme en moord in het Rampjaar 1672 (Amsterdam 2010), 196-244.
Prak, M., ‘Burghers, Citizens and Popular Politics in the Dutch Republic’, Eighteenth- Century Studies, vol. 30 no. 4, 1997, pp.
443-448. Project MUSE, doi:10.1353/ecs.1997.0037.
Prak, M., “Burgers in Beweging. Ideaal En Werkelijkheid Van De Onlusten Te Leiden in 1748.” Bijdragen En Mededelingen
Betreffende De Geschiedenis Der Nederlanden, vol. 106, no. 3, 1991, pp. 365–393.
Oddens, J., “'Rooms Rot' of Goed Patriot: Het Antikatholieke Geweld Van September 1747.” Skript: Historisch Tijdschrift, vol.
29, no. 1, 2007, pp. 4–19.
Oddens, J., ‘Restoring the Moral Order of the Community. The Symbolic Repertoire of Collective Action in the Dutch Age of
Revolutions’ te verschijnen in Judith Pollmann & Henk te Velde (eds). Continuities in an Age of Revolutionary Change.
Political practices in Europe and the Americas,c. 1750-1850.
Jourdan, A., ‘Amsterdam klem tussen staat en volk. Een bedreigde municipaliteit (1795-1798)’, in: Ida Nijenhuis, Joke
Roelevink en Ronald Sluijter ed., De leeuw met de zeven pijlen. Het gewest in het landelijk bestuur (Den Haag 2010) 95-110
,Week 1
Tilly
Popular Contention in Great Britain 1758-1834
Repertoires of Contention
Een repertoire van collectieve actie gaat over de vraag hoe burgers samenwerken bij het nastreven
van hun gedeelde belangen. Dit soort repertoires zijn geleerde, culturele creaties die ontstaan zijn als
gevolg van worstelingen. Mensen beschikken altijd maar over een gelimiteerde set aan manieren om
collectief te handelen en dit beperkt de mogelijkheden voor collectieve interactie.
Op een bepaald moment in de geschiedenis beschikken mensen dus over een beperkt aantal
verschillende routines van collectieve actie. Welke strategie zij kiezen en hoe zij die uitvoeren, hangt
af van de context. Repertoires van collectieve actie duiden nooit individuele actie aan, maar altijd
actie door een groep mensen. Zo’n groep mensen maakt dan een collectieve claim. De collectieve
claims van verschillende groepen hoeven niet noodzakelijk met elkaar in openlijk conflict te staan.
Wanneer de claims van één groep, wanneer zij gerealiseerd worden, de belangen van anderen
beïnvloeden, spreken we van contention (worsteling). Repertoires van contention zijn dan ook de
gevestigde manieren waarop groepen mensen claims maken en ontvangen die elkaars belangen
beïnvloeden.
Repetoires hebben verschillende levels: action, performance, campaign en array of performances.
Action: gaat vaak over individuele handelingen van ongehoorzaamheid. Zelden zijn individuele acties
het hele protest, vaak is er ook een soort vorm van collectieve actie.
Performance: denk aan het houden van een publieke vergadering. Hierbij maakt een groep mensen
een bepaalde claim.
Campaign: denk aan een verkiezingskandidaat die in de loop naar de verkiezingen verschillende
performances organiseert.
Array of performances wordt ook wel een repertoire genoemd.
Tilly beschrijft dat bij repetoires of contention er twee dingen aan de hand zijn:
Sociale relaties, betekenis en handelingen clusteren samen in gekende, steeds terugkerende
patronen.
Veel technisch mogelijke manieren van collectief handelen worden nooit uitgevoerd omdat
de kennis, herinnering en sociale connecties die hiervoor nodig zijn ontbreken.
Nieuwe manieren van collectieve actie ontstaan als resultaat van opzettelijke innovatie en
standvastig onderhandelen. Er is constant sprake van dit soort innovatie, maar dit speelt zich wel af
aan de randen van bestaande repertoires en er wordt zelden gebroken met bestaande repertoires.
Veel innovaties falen en zelden wordt een bestaand repertoire vervangen door een nieuw repertoire.
Elk repertoire van collectieve actie is afhankelijk van een bestaand web van sociale relaties en van
bepaalde afspraken over hoe men met elkaar omgaat in dit soort sociale relaties. Tegenwoordig zijn
er allerlei routines voor collectieve actie. In deze routines is er altijd sprake van twee partijen: een
groep boze burgers en een machthebber die het object is van hun claims. Deze partijen zijn het sterk
oneens betreffende hun rechten en plichten, maar waar zij het wel over eens zijn, is over hoe de
routines voor collectieve actie eruit moeten zien en op welke basiswaarden zij rusten.
,Gedurende de achttiende eeuw waren de Britse repertoires voor collectieve actie heel anders dan
nu. Het bestond bijvoorbeeld uit het roven van graan, het aanvallen van tolpoorten en het verstoren
van ceremonies. Dit repertoire van burgerlijke ongehoorzaamheid bestond al eeuwen, zonder weinig
vernieuwing of verandering aan het repertoire. We zouden dit repertoire kunnen karakteriseren als:
Parochiaal/parochial: de belangen en interacties betrokken bij het repertoire beperkten zich
vaak tot één gemeenschap.
Gespleten/bifurcated: wanneer gewone mensen lokale problemen aankaartten, gebruikten
ze directe actie om hun doelen te realiseren. Wanneer ze echter nationale problemen wilden
aankaartten, vertelden ze over hun problemen tegen een lokale autoriteit.
Bijzonder/particular: de gedetailleerde repertoires van actie verschilden sterk wat betreft
groep, probleem en lokaliteit. Daarnaast verschilden repertoires sterk in detail van gebied tot gebied
en ze werden maar lastig overgedragen.
Een aantal van de routines uit de achttiende eeuw werden doorgegeven aan de negentiende eeuw,
maar zij verloren wel snel hun prominentie. In de negentiende eeuw kwamen demonstraties,
stakingen, en publieke bijeenkomsten/vergaderingen centraal te staan. Dit repertoire kunnen we
karakteriseren als:
Kosmopolitisch/cosmopolitan: ze betroffen problemen waarmee veel verschillende mensen
in aanraking kwamen.
Modulair/modular: de repertoires waren makkelijk toe te passen in verschillende
omstandigheden, in plaats van enkel goed toepasbaar in specifieke situaties. Dit leidde ertoe dat een
grote variëteit aan belangen, groepen en lokaliteiten gelijksoortige repertoires van collectieve actie
ging gebruiken.
Autonoom/autonomous: ze waren het initiatief van de eisers en vestigden directe
communicatie tussen de eisers en nationaal significante machtscentra.
Er was sprake van minder directe actie dan bij de routines uit de achttiende eeuw en een grotere
focus op vormen van actie waarbij het doel alleen op de lange termijn, als resultaat van vele
cumulatieve acties, behaald kon worden. Ook was er een minder snelle oplossing van problemen dan
bij de routines uit de achttiende eeuw. We zagen dat dit repertoire van collectieve actie vooral in het
voordeel was van de bourgeoisie, omdat het leggen van contacten tussen verschillende ontevreden
partijen en contacten tussen deze partijen en parlement belangrijk werd. Armen mensen waren
hiertoe veel slechter in staat. In de zin dat het oude repertoire geschikter was voor de gewone
mensen, wat dat repertoire in zekere zin meer revolutionair.
Tilly wil echter niet het ene repertoire beschrijven als traditioneel en achterlijk, en de ander als
modern. Hij vindt dit een vorm van ongerechtvaardigd teleologisch denken. Wanneer we repertoires
karakteriseren als traditioneel en modern karakteriseren we in feite niet de middelen die mensen in
deze repertoires gebruikten voor collectieve actie, maar de omstandigheden waaronder ze gebruikt
werden Hoe effectief de middelen zijn, hangt af van de context. In de negentiende eeuw ontstond
een nieuw repertoire omdat nieuwe actoren nieuwe taken oppakten en de bestaande middelen
inadequaat vonden om deze taken op te lossen.
Tilly benoemt ook dat er geen sprake was van een soort breuklijn, waarbij mensen ineens abrupt en
massaal overgingen naar het nieuwe repertoire. Wel zien we dat grotere conflicten grotere
veranderingen realiseren in repertoires dan kleine conflicten en dat sommige innovaties van
repertoires het wel overleven en anderen niet.
, Boone & Prak
Vorsten, patriciërs en burgers: de kleine en grote traditie van stedelijke revoltes in de Lage Landen
Opstanden worden vaak toegeschreven aan de lagere klassen van de samenleving. Echter kwamen
middenklasse en hogere klassen ook in verzet, bijvoorbeeld in de vorm van de stedelijke opstand.
Auteurs willen aantonen dat op het gebied van stedelijk verzet er een band bestond tussen dit soort
verzetsacties wat betreft ideologische onderbouw en organisatie. Ze waren daarnaast
verantwoordelijk voor twee aparte maar verwante tradities van opstandigheid. Auteurs stellen dat
deze beide tradities van de twaalfde tot de achttiende eeuw standhielden (tot de ontwikkeling van
een moderne, gecentraliseerde staat in de Lage Landen dus) en daarna afgebroken werden. Ook
waren deze tradities niet uniek voor de Lage Landen.
Tilly beschreef dat de kapitaalconcentratie in de commerciële en industriële stedelijke landschappen
van de Lage Landen verantwoordelijk was voor het unieke en vroege voorkomen van een
bourgeoisrevolte hier. Auteurs onderscheiden een Grote Traditie (relatie tussen vorst en onderdanen
in voordeel van laatste verbeteren) inzake opstandigheid en een Kleine Traditie (gericht op wijzigen
heersende elite binnen stad). De Kleine Traditie gaat over revoltes van burgers tegen hun eigen
stedelijke elites. Revoluties in deze traditie vertonen ook verwantschap met revoluties in de Grote
Traditie en zijn onderdeel van het proces van maatschappelijke evolutie.
Auteurs onderscheiden de stedelijke bevolking, stedelijke elite en de elite van de staat als drie
hoofdrolspelers bij stedelijk verzet. Deze groepen waren niet homogeen en dit kon de uitkomst van
het verzet sterk bepalen, doordat er wisselende coalities aangegaan konden worden door betrokken
partijen. Steden genoten traditioneel belangrijke en oude privileges die hen een zekere mate van
autonomie gaven, ten overstaan van hogere autoriteiten. De stedelijke elite haar positie was
gedefinieerd door haar verhouding tot de stedelijke gemeenschap enerzijds, en hogere autoriteiten
anderzijds. Zij kon bijvoorbeeld bestaan uit een klassiek erfelijk stadspatriarchaat of een elite van
handelskapitalisten. De Nederlandse staat veranderde tussen twaalfde en achttiende eeuw van een
meervoudige soevereiniteit met feodale wortels (Franse koning/Duitse keizer), via integratie in een
dynastieke staat met ambitie een eigen soeverein koninkrijk uit te bouwen (Bourgondische
hertogen), via integratie in het Habsburgse Rijk in een Noordelijke Republiek en Zuidelijk deel als
onderdeel van het Habsburgse Rijk. Als resultaat hiervan, veranderden ook de elites van de staat.
Middeleeuwen
In 1127-1128 was er in Vlaanderen een politieke crisis. Graaf Karel de Goede was vermoord en
verschillende partijen verdrongen elkaar om de opvolging. Bij deze crisis traden voor het eerst
vertegenwoordigers van de Derde Stand (stedelijke elites) als onafhankelijke politieke kracht naar
voren: ze formuleerden hun fundamentele politieke rechten. Dit optreden werd later door
ontevreden stedelijke elites gebruikt als historische legitimatie voor hun politieke rechten. Deze crisis
is ook de oudst bekende waarin een typisch stedelijke manier van conflictbeheersing, met nadruk op
overleg, naar voren komt.
Heersende elites in grote Vlaamse steden gingen een lokale machtsbasis opzetten en wilden die
behouden. De band tussen de Grote en Kleine Traditie van opstand wordt duidelijk: om als een stem
te verwerven in overleg tussen vorst en stad, moet men eerst een plaats veroveren binnen stedelijke
politiek.