Test Bank For Discovering Psychology: The Science of Mind - 3rd - 2019 All Chapters - 9781337561815
All for this textbook (13)
Written for
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Criminologie
Psychologie (RC11720)
All documents for this subject (16)
Seller
Follow
Noa1
Reviews received
Content preview
Psychologie – Problemen
Literatuur:
- Cacioppo (2019)
- Hockenbury & Hockenbury (2011)
- Philpot et al. (2019) (bystander intervention)
- Nolen-Hoeksema et al. (2014)
- Hockenbury & Hockenbury (2011)
- Malvaso et al. (2017). Child maltreatment and criminal convictions in youth.
- Myers et al. (2017) (Hoofdstuk 13 + 10)
- American Psychiatric Association (2013), Diagnostic and statistical manual of metal disorders.
- Nolen-Hoeksema (2014) (Hoofdstuk 11; Emoties, Hoofdstuk 14; Stress)
Inhoudsopgave
PROBLEEM 1 – MACHT VAN DE SITUATIE....................................................................................................... 1
1. WAAROM PASSEN MENSEN HUN GEDRAG AAN DAT VAN ANDEREN AAN? (CONFORMISME)...............................................2
2. WAAROM GAAN MENSEN IN OP VREEMDE VERZOEKEN VAN ANDEREN? (COMPLIANCE)....................................................3
3. WAAROM ZIJN MENSEN GEHOORZAAM AAN AUTORITEIT? (OBEDIENCE)........................................................................4
4. WAAROM HELPEN MENSEN ANDEREN NIET WANNEER ZE HULP NODIG HEBBEN IN GROEPEN? (BYSTANDERS-EFFECT) /
WAAROM HELPEN MENSEN ANDEREN NIET ALS ZIJ ZICH IN EEN HULPBEHOEVENDE SITUATIE BEVINDEN?...................................5
PROBLEEM 2 – DE H’S................................................................................................................................... 7
1. WAT IS DE RELATIE TUSSEN HERSENEN EN ANTISOCIAAL GEDRAG?.................................................................................7
2. WAT IS DE RELATIE TUSSEN BEPAALDE HORMONEN EN ANTISOCIAAL GEDRAG?..............................................................12
3. WAT IS DE RELATIE TUSSEN HARTSLAG EN HUIDGELEIDING EN ANTISOCIAAL GEDRAG?....................................................13
4. WELKE RELEVANTE BIOPSYCHOLOGISCHE STRUCTUREN ZIJN ER EN HOE WERKT DE COMMUNICATIE IN HET LICHAAM?..........15
PROBLEEM 3 – ONTWIKKELING VAN BABY TOT VOLWASSENE.....................................................................15
1. HOE VERLOOPT DE COGNITIEVE ONTWIKKELING VAN EEN KIND?.................................................................................15
2. HOE VERLOOPT DE MORELE ONTWIKKELING VAN EEN KIND?......................................................................................18
3. HOE VERLOOPT DE HECHTING VAN EEN KIND?.........................................................................................................20
PROBLEEM 4 – AANGELEERD GEDRAG......................................................................................................... 23
1. HOE WERKT CONDITIONEREN? (KLASSIEK EN OPERANTE)...........................................................................................23
2. HOE LEREN MENSEN DOOR IMITATIE VAN ROLMODELLEN?.........................................................................................29
PROBLEEM 5 – GESTOORD?......................................................................................................................... 30
1. HOE WORDT EEN STOORNIS VASTGESTELD? (DSM-5)..............................................................................................30
2. WELKE STOORNISSEN ZIJN ER? EN WAT HOUDEN ZE IN?...........................................................................................31
3. WAT HOUDEN DE STOORNISSEN IN VAN DE TABEL (IN HET ROOD)? HOE ZIJN ZE GERELATEERD AAN AGRESSIE (GEMARKEERD IN
HET BLAUW)? (MEER GEDETAILLEERD DAN BOVENSTAANDE)..........................................................................................31
PROBLEEM 6 – OVERMAND DOOR EMOTIES................................................................................................ 40
1. WAT ZIJN EMOTIES EN WELKE EMOTIES ZIJN ER?......................................................................................................40
2. HOE WERKEN EMOTIES?......................................................................................................................................42
3. WAT IS STRESS?.................................................................................................................................................45
4. HOE GAAN MENSEN OM MET STRESS?...................................................................................................................47
Probleem 1 – Macht van de situatie
Cacioppo (2019) (Hoofdstuk 13)
Hockenbury & Hockenbury (2011) (Hoofdstuk 11)
1
, Philpot et al. (2019) (bystander intervention)
Sociale psychologie = Tak van de psychologie die bestudeert hoe iemands gedachten, gevoelens en gedrag
worden beïnvloed door de aanwezigheid van andere mensen en door het sociale en fysieke milieu.
1. Waarom passen mensen hun gedrag aan dat van anderen aan?
(conformisme)
Groepen hebben gedragsregels, oftewel sociale normen.
Sociale normen = (Meestal) ongeschreven en onuitgesproken regels voor gedrag in sociale settings.
o Bijvoorbeeld:
o Het dragen van schoenen in een restaurant
o Naar de achterkant van de lift gaan en naar de deuren draaien.
Vaak conformeren we aan sociale normen zonder dat daar ons om wordt gevraagd.
Meegaandheid (compliance) en gehoorzaamheid (obedience) leiden ons ertoe om aan een verzoek van een
andere persoon te voldoen.
Conformiteit
Conformiteit = Je gedrag en uiterlijk afstemmen op de waargenomen sociale normen van een groep.
▸Onderzoek naar conformiteit – Solomon Asch (1951):
o Experiment bestond uit een groep nepdeelnemers en 1 echte deelnemer.
o De deelnemers moesten een referentielijn vergelijken met één van de drie vergelijkingslijnen.
o Voordat de echte deelnemer antwoord gaf, gaven de nepdeelnemers verkeerde antwoorden.
o De vraag was of de deelnemer de waarheid zou vertellen of zich zou conformeren aan het antwoord
van de nepdeelnemers.
o Conclusie: In 1/3de van de proeven conformeerden de echte deelnemers zich door (opzettelijk) het
antwoord te kiezen waarvan ze wisten dat het verkeerd was. Driekwart van de echte deelnemers aan
het onderzoek conformeerde zich aan minimaal 1 proef. Oftewel ze pasten hun gedrag aan, maar
hun overtuiging (van het goede antwoord) niet.
▸Onderzoek ‘Stanford Prison Study’ naar conformiteit in verhouding tot rollen – Philip Zimbardo:
o Jonge mannen kregen willekeurig een rol van gevangene of bewaker toegeschreven.
o In korte tijd begonnen de mannen zich te gedragen zoals die overeenkomt met die rollen. Dit leidde
tot ongepast gedrag, zoals geweld, etc.
o Hierdoor werd het onderzoek na slechts 6 dagen stopgezet i.p.v. de geplande 14 dagen.
o Kritiek: De studie is bekritiseerd op basis van methodologische problemen door de actieve rol van de
onderzoeker Philip Zimbardo. Hij diende als bewaker in het onderzoek en beïnvloedde daardoor het
gedrag van de andere bewakers.
▸Onderzoek gevangenisexperiment naar conformiteit in verhouding tot rollen – Reicher & Haslam:
o Vergelijkbaar experiment met ‘Stanford Prison Study’.
o In dit experiment handelden weinig bewakers zich ongepast.
o Tijdens dit experiment gaven de onderzoekers weinig aanwijzingen.
Redenen dat we conformeren:
o Informatieve sociale invloed = verlangen om gelijk te hebben dit is uit onzekerheid als we niet
weten wat we moeten doen, onzeker zijn of twijfelen aan ons eigen oordeel, dan kunnen we het
gedrag van anderen observeren en ons eraan te conformeren.
o Normatieve sociale invloed = verlangen naar acceptatie door de groep We gaan ons gedragen op
een manier die de kans vergroot dat we geaccepteerd worden door de groep, zodat we niet worden
afgewezen. Conformeren verkleint het risico van afwijzing door een sociale groep.
Cultuurverschillen:
2
,Collectivistische culturen meer conformiteit Aziatische landen
Individualistische culturen minder conformiteit West-Europa
Factoren die conformiteit bevorderen:
o Je wordt geconfronteerd met een unanieme groep van ten minste vier of vijf personen.
o Je moet uw antwoord geven voor de groep.
o Je hebt geen toewijzing uitgesproken voor een ander idee of mening.
o Je vindt de taak dubbelzinnig of moeilijk.
o Je twijfelt aan je capaciteiten of kennis in de situatie.
o Je voelt je sterk aangetrokken tot een groep en wilt er lid van zijn.
Factoren die conformiteit afnemen:
o Het hebben van een bondgenoot.
o Mensen zijn eerder geneigd om tegen de mening van de meerderheid in te gaan als slechts één
andere deelnemer dat deed.
o Elke afwijkende mening vergroot de weerstand tegen de mening van de meerderheid, zelfs als de
afwijkende mening van de ander verkeerd is
2. Waarom gaan mensen in op vreemde verzoeken van anderen?
(compliance)
Overtuiging
Overtuiging = een verandering in onze attitude als reactie op informatie die door een andere persoon is
verstrekt. Oftewel: het veranderen van je attitude/houding a.g.v. informatie die een andere persoon jou geeft.
Elaboration likelihood model (ELM) = Een model dat reacties op overtuigende boodschappen voorspelt door
een onderscheid te maken tussen de centrale en de perifere route naar overtuiging.
o Herkent 2 belangrijke paden die leiden tot veranderingen in attitudes:
1. De centrale weg naar overtuiging: als iemand overtuigende argumenten zorgvuldig en
bedachtzaam overweegt.
2. De perifere weg naar overtuiging: als iemand reageert op perifere signalen, zonder de kwaliteit
van het argument zorgvuldig te overwegen. Bijvoorbeeld m.b.v. heuristieken of vuistregels zodat
we snel op veel situaties kunnen reageren.
Hoe bepalen we of we de centrale of perifere route gebruiken?
o De motivatie van een persoon beïnvloedt welke route wordt gebruikt om een bepaald argument te
evalueren.
o Als je tijd hebt om erover na te denken of je geeft veel om het onderwerp centrale route
o Als je geen tijd hebt om erover na te denken of je geeft niet veel om het onderwerp perifere route.
Meegaandheid (Compliance)
Meegaandheid (Compliance) = Akkoord gaan met een verzoek van een persoon zonder waargenomen
autoriteit. Oftewel: akkoord gaan om iets te doen, omdat een andere persoon ons vraagt om het te doen, zelfs
als die persoon geen autoriteit over ons heeft. Dus het simpelweg mee instemmen om iets te doen als een
ander dit van ons vraagt.
o Voorbeelden:
o Mails die vertellen dat we iets ‘onmiddellijk moeten openen’ en ‘niet weg moeten gooien’.
o Medische instructies van onze tandarts of huisarts.
Meegaandheid/compliance is hoger als er factoren aanwezig zijn die normaal leiden tot het aangaan van
relaties, zoals waargenomen gelijkenissen en fysieke aantrekkingskracht. Als je je dus bijvoorbeeld fysiek
aangetrokken voelt tot iemand zul je sneller zijn/haar verzoeken ‘naleven’.
1. Door-in-the-face = Een persuasieve (= overtuigende) techniek waarbij meegaandheid/compliance van
een doelverzoek wordt voorafgegaan door een groot, onredelijk verzoek.
o Oftewel: er wordt eerst een groot, onredelijk verzoek gedaan, die wordt gevolgd door een kleiner
verzoek, waarvan de aanvrager verwacht dat dit (kleinere) verzoek wel wordt geaccepteerd.
3
, o Bijvoorbeeld: de vraag om een groot bedrag te doneren aan een organisatie, gevolgd door een
verzoek om ‘te geven wat u zich kunt veroorloven’.
2. Foot-in-the-door = Een persuasieve (= overtuigende) techniek waarbij het voldaan aan een klein
verzoek wordt gevolgd door het voldoen aan een groter verzoek dat misschien anders afgewezen zou
zijn.
o Oftewel: een klein verzoek wordt opgevolgd door een groter verzoek
o Is vooral effectief bij het verkrijgen van meegaandheid.
o Bijvoorbeeld: een bedrijf leuk vinden op Facebook (klein verzoek) kan leiden tot meer aankopen en
merkloyaliteit (groter verzoek).
3. Low-balling = Verdere verzoeken doen aan een persoon die zich al heeft gebonden aan een actie.
o Oftewel: de gunstige deal wordt naar boven bijgesteld zodra iemand toegewijd lijkt.
o Bijvoorbeeld: Zodra je een toezegging hebt gedaan om een auto te kopen, komt de verkoper terug
met allerlei andere kosten. De verkoper rekent erop dat je akkoord gaat met de hogere prijs, omdat je
al een openbare toezegging hebt gedaan om de auto te kopen. Als je hier niet mee akkoord gaat en
zegt de auto niet te verkopen, zullen die extra kosten waarschijnlijk snel verdwijnen.
Reciprocation (wederkerigheid) = we voelen ons verplicht iets terug te geven aan mensen die iets aan ons
hebben gegeven krachtige tool van sociale beïnvloeding. Past bij de ‘Door-in-the-face’ benadering.
Consistentie past bij ‘foot-in-the-door’ en ‘low-balling’.
- Consistent blijven in je gedrag foot-in-the-door techniek je hebt al aangegeven dat je iets kan
doneren en vervolgens wordt gevraagd om meer.
- Low balling Je bent al gebonden aan een actie / toegewijd.
3. Waarom zijn mensen gehoorzaam aan autoriteit? (Obedience)
Gehoorzaamheid (Obedience)
Gehoorzaamheid (Obedience) = naleving van een verzoek van een autoriteitsfiguur.
o Voorbeeld: het laten zien van je rijbewijs aan een politieagent; een examen doen bij een professor.
Experiment van Milgram naar de macht van autoriteit over persoonlijke ethiek – Milgram
o Deelnemers namen deel met de overtuiging dat ze meededen aan een onderzoek naar de effecten
van straf op leren.
o Er deed ook 1 nepdeelnemer mee.
o De echte deelnemer had de rol als leraar en de nepdeelnemer de rol als leerling.
o Als de leerling een fout antwoord gaf, diende de leraar een elektrische schok toe aan de leerling.
o De leerling kreeg geen echte schokken, en zijn reactie op de schokken waren vooraf al opgenomen.
o In de meeste gevallen begon het experiment van Milgram zonder problemen.
o De eerste uitdaging voor de leraar vond echter plaats bij 75 volt, op welk moment het eerste
geregistreerde protest van de leerling te horen was.
o Toen ze met deze situatie werden geconfronteerd, keken veel deelnemers van Milgram voor
begeleiding naar de onderzoeker in de kamer.
o De onderzoeker vertelde de deelnemer dat "het experiment moest doorgaan" en "je hebt geen keus".
o Hoewel de meeste deelnemers tekenen van stress vertoonden en verbaal hun zorgen over de
procedure uitspraken, gingen alle oorspronkelijke 40 deelnemers van Milgram tot 300 volt, en 26 van
de 40 (65%) voldeden volledig door het toedienen van de maximale schok (450 volt).
o De resultaten van het experiment hadden invloed op de nabijheid.
o De nabijheid tussen de leraar en de leerling varieerde van volledige scheiding, waarin de
twee mensen elkaar niet konden zien of horen, tot nabijheid, waarbij de leraar de instructie
kreeg om de hand van de leerling fysiek op een schokrooster te houden.
Naarmate de nabijheid tussen de leraar en de leerling toenam, daalde het
gehoorzaamheidscijfer tot ongeveer 30%.
o De nabijheid van de leraar en de onderzoeker was ook behoorlijk invloedrijk. De onderzoeker
communiceerde met de leraar terwijl hij in de kamer was, telefonisch of via bandopname.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through EFT, credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying this summary from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Noa1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy this summary for R88,24. You're not tied to anything after your purchase.