100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Levenslooppsychologie R152,90   Add to cart

Summary

Samenvatting Levenslooppsychologie

 26 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

gegeven door Lut Gevers. Uitgebreide samenvatting en nota's uit de hoorcolleges. Ik behaalde 16/20

Preview 4 out of 69  pages

  • Yes
  • January 7, 2023
  • 69
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Levenslooppsychologie
Hoofdstuk 3 Het begin van het leven
3.1 Erfelijkheid
De eerste cel ontstaat wanneer de spermacel door het membraan van de ovum dringt. Deze
gameten bevatten ieders enorme hoeveelheden genetische informatie.

Gameten: de geslachtcellen van de moeder en vader die samen een nieuwe cel vormen.

Na ongeveer een uur nadat de spermacel is binnendringt fuseren de 2 gameten tot 1 cel namelijk de
zygote.

3.1.1 GENEN EN CHROMOSONEN: DE CODE VAN HET LEVEN

Onze genetische code wordt opgeslagen in onze genen. Genen bevatten informatie voor alle erfelijke
eigenschappen. Genen zijn opgebouwd uit DNA. DNA bestaat uit lange ketens van bepaalde
chemische stoffen en het bevat de genetische code voor een eigenschap. De ketens zijn in specifieke
volgorde en locaties gerangschikt in DNA- strengen: 46 chromosomen in 23 chromosoonparen.
Mitose zorgt ervoor dat bijna alle cellen in het lichaam de 46 chromosomen bevatten. Genen bepalen
de aard en het functioneren van elke cel in het lichaam. ((BV. Genen bepalen welke cellen uiteindelijk
onderdeel van hart zullen worden en welke van de beenspieren)). Ze bepalen ook hoe verschillende
delen gaan functioneren. ((BV. Hoe snel het hart gaat kloppen.

Er is diversiteit doordat tijdens het meiose proces krijgt elke gameet 1 van de 2 chromosomen die
samen de 23 paren vormen. Zo zijn er wel 8 miljoen verschillende combinaties mogelijk. Daarnaast
zijn er nog andere processen die voor diversiteit zorgen. Zo zijn er uiteindelijk 10tallen biljoenen
genetische combinaties nodig.

- Zo is er een kleine kans dat je een genetische duplicaat tegenkomst: 1 uitzondering: de
eeneiige tweeling

DNA: desoxyribonucleinezuur: de substantie waaruit genen bestaan die bepalend is voor de aard en
de functie van elke cel in het lichaam.

Gen: de basiseenheid van genetische informatie

Chromosoon: drager van een deel van het erfelijk materiaal (DNA) van een organisme. Je hebt er 46:
23 van de moeder, 23 van de vader.

Meiose: het moment dat de gameten worden gevormd in het lichaam van een volwassen mens.



MEERLINGEN: 2 (OF MEER) VOOR DE GENETISCHE PRIJS VAN 1

Minder dan 3% van de zwangerschappen leidt tot een tweeling. Bij 3 of meer ligt het % nog lager. De
kans neemt wel toe bij een vruchtbaarheidsbehandeling. Het neemt ook toe bij de leeftijd van een
vrouw. Moeders die een meerling dragen tijdens de zwangerschap hebben meer risico voor
complicaties of een premature geboorte.

- Monozygotische tweelingen: eeneiige tweeling: genetisch identiek en ontstaan uit 1
bevruchte eicel die is gesplitst in de eerste 2 weken.

, - Dizygotische tweelingen: twee-eiige tweelingen: verwekt doordat 2 afzonderlijke eicellen
ongeveer tegelijkertijd bevrucht worden door 2 afzonderlijke zaadcellen. Hun genetische
materiaal lijken niet meer op elkaar dan een gewone broer of zus

JONGEN OF MEISJE? HET VASTSTELLEN VAN HET GESLACHT VAN EEN KIND.

Het 23 paar van de chromosomen bepaald het geslacht. Vrouw = XX , Man = XY. Een eicel draagt
altijd de X de zaadcel kan een X of Y bevatten. Door nieuwe technieken zouden de ouders het
geslacht van het kind kunnen bepalen. Hierdoor zou er sprake kunnen zijn van prenatale
seksdiscriminatie. Of kan er een tekort van een geslacht ontstaan.

Autosomale chromosomen = eerste 22 chromosomenparen

Prenatale seksdiscriminatie: in culturen waar de ene sekse waardevoller is dan de andere.

3.1.2. DE BASISBEGINSELEN VAN DE GENETICA: HET MENGEN EN KOPPELEN VAN EIGENSCHAPPEN

De erwt van mendel: groene erwt + gele erwt= gele erwt en soms een groene. Geel = dominante
eigenschap. Groen= recessieve eigenschap. Er is dus genetisch materiaal van alle 2 de planten
aanwezig = genotype.

Dominante eigenschap: de eigenschap die tot uiting komt wanneer er 2 concurrerende
eigenschappen aanwezig zijn.

Recessieve eigenschap: een eigenschap die in een organisme aanwezig is, maar niet tot uiting komt.

Genotype: de onderliggende combinatie van genetisch materiaal dat in een organisme aanwezig
(maar uitzonderlijk onzichtbaar) is.

Fenotype: een waarneembaar kenmerk, een kenmerk dat daadwerkelijk te zien is.

3.1.3 DE OVERDRACHT VAN GENETISCHE INFORMATIE BIJ MENSEN

Sommige genen vormen paren die allelen heten, ze bevatten eigenschappen die verschillende
vormen kunnen aannemen ((BV. Haarkleur)). Als het kind gelijke genen krijgt dan is het homozygoot
voor de betreffende eigenschap. Als het kind verschillende vormen van het gen erft is het
heterozygoot. In het geval van heterozygoot komt het dominante eigenschap tot uiting.

Homozygoot: gelijke genen ervend voor een bepaalde eigenschap.

Heterozygoot: verschillende vormen van het gen ervend voor een bepaalde eigenschap.

Polygenische overerving: overerving waarbij een combinatie van meerdere genenparen
verantwoordelijk is voor de productie van een specifieke eigenschap.

Reactierange: in welke mate de eigenschap tot uiting komt als gevolg van omgevingsinvloeden.

X-gebonden genen: recessieve genen die zich alleen op het X-chromosoom bevinden.

3.1.4 HET MENSELIJK GENOOM: HET KRAKEN VAN DE GENETISCHE CODE

In 2001 was er een baanbrekend onderzoek: moleculair biologen slaagden erin om de specifieke
genenvolgorde op elk chromosoom in kaart te brengen. Alle mensen delen 99,9% van de
genenvolgorde.

Genoom: het geheel van alle genen van de chromosomen van een individu.

,Bij gedragsgenetica kijkt men naar hoe onze persoonlijkheid en gedragspatronen worden beïnvloed
door genetische factoren. Persoonlijkheidskenmerken (BV. Vriendelijkheid) en psychische
aandoeningen (BV. Depressie) worden bestudeerd.

Gedragsgenetica: het onderzoek naar de effecten van erfelijkheid op gedrag.

3.1.5 ERFELIJKE EN GENETISCHE STOORNISSEN: ALS HET MISLOOPT MET ONZE ONTWIKKELING

Soms kan er ook iets mislopen bijvoorbeeld bij: Spontane mutatie: soms veranderen genen zonder
aanwijsbare reden spontaan van vorm. Of bij omgevingsfactoren zoals een röntgenfoto. Voorbeelden
van mutaties:

- Downsyndroom: een stoornis die het resultaat is van een extra chromosoom op het 21 ste
paar.
- Fragiele X-syndroom: een stoornis die optreedt wanneer een bepaald gen op het X-
chromosoom beschadigds is geraakt, met een milde tot matige verstandelijke beperking tot
gevolg
- Sikkelcelanemie: verwijst naar de vorm van de rode bloedcellen.
- Ziekte van Duchenne: vrouwen zijn drager, komt alleen tot uiting bij mannen, afname
spiermassa
- Syndroom van klinefelter: extra X chromosoom bij mannen, extra Y chromosoom bij vrouwen

3.1.6 GENETISCHE ADVISERING: DE TOEKOMST VOORSPELLEN AAN DE HAND VAN GENEN.

Genetische adviseur:

- Meestal verbonden aan een ziekenhuis
- = iemand die mensen helpt met problemen die verband houden met erfelijke stoornissen
- Werken met verschillende gegevens: familiegeschiedenis doornemen, stellen grondig
lichamelijk onderzoek voor of bloed huid en urine staaltjes nemen

Prenataal onderzoek:

- Bloeddruk
- Gewicht
- Fundushoogte
- Ligging van baby
- Urine onderzoek
- Bloedonderzoek
- Zwangerschapsdiabetes: challengetest
- Streptokokken B

1. Echoscopie: een test waarbij een beeld wordt geschetst van het ongeboren kind door middel
van geluidsgolven van een hoge frequentie (groei meten, ligging foetus bepalen, doptone 
hartje horen kloppen)
1ste trimster: Eerstetrimseterscreeningtest: (11-13de week van zwangerschap) combinatie
van bloedtest en echoscopie  geluidsgolven op baarmoeder loslaten
2de trimester: anatomisch nazicht van hart,…
3de trimester: algemene groei, ligging, placenta
2. Vruchtwaterpunctie: een test waarmee genetische afwijkingen worden opgespoord door een
klein monster van foetale cellen uit de vruchtzak te onderzoeken.

, 3. Vlokkentest = chorionvillusbiopsie: een test waarmee genetische afwijkingen worden
opgespoord door kleine monsters te nemen van het haarachtige materiaal om de embryo
heen. (is gevaarlijker dan vwp dus wordt weinig gebruikt)
2 technieken: transcervicale methode -> vaginaal naar placenta & Transabdominale methode
-> prik door buikwand
4. Nekplooimeting: dikkere nek heeft grotere kans op syndroom van down (meest effectief)
5. Tripletest: HEEL BELANGRIJK: 15-16 weken: test 3 stoffen: HCG & Oestriol (syndroom van
down) & Alfa-doetoproteine (syndroom van down/ neutrale buisdefecten)
Door absorptie vruchtwater  foetale AFP in bloed moeder
Test zowel mogelijk op maternaal bloed als op vruchtwater
6. NIPT-test: niet-invasieve prenatale test: onderzoek DNA baby dat in moeders bloed is
terechtgekomen: heel betrouwbaar
7. Navelstrengpunctie: vanaf 20 weken: uitzonderlijke situaties: milliliter bloed van foetus uit
bloedvat navelstreng  kleine kans op miskraam
8. Pre-implantatie genetische diagnostiek: mogelijk via IVF enkel toegepast op ernstige erfelijke
aandoeningen: 3 dagen na bevruchting

Risico groepen onderzoeken:

- Moeder = +36
- Moeder ooit een kind gedragen heeft met chromosoomafwijkingen
- Nabije familie met erfelijke ziekten
- Screeningtesten

3.2 De interactie tussen erfelijkheid en omgeving
3.2.1 DE ROL VAN DE OMGEVING: VAN GENOTYPE NAAR FENOTYPE

Gedrag= combinatie van omgevings en genetische factoren

Multifactoriële overerving: de bepaling van eigenschappen door een combinatie van genetische
factoren en omgevingsfactoren, waarbij een genotype zorgt voor een bepaald bereik waarbinnen een
fenotype zich kan manifesteren.

Temperament: patronen van prikkeling en emotionaliteit die consistente en permanente
eigenschappen van een individu vormen.

3.2.2 EEN ANTWOORD OP HET NATURE-NURTURE- RAADSEL

 dierenonderzoek: dieren kweken met genetische gelijkenissen observeren in verschillende
omgevingen en omgekeerd
- Studies bij mensen: tweelingen scheiden bij de geboorte en de omgevingsfactoren hun
gedrag bepalen

Epigenetica: de manier waarop de genen aan-of uitgezet worden door chemische veranderingen in
het genoom.

Nauwere genetische band  IQ-scores komen meer overeen

3.2.5 PERSOONLIJKHEID: EXTRAVERT GEBOREN?

Persoonlijkheid is ook deels erfelijk namelijk neuroticisme en extraversie.

Neuroticisme: emotionele stabiliteit die een individu gewoonlijk vertoont

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through EFT, credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying this summary from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller defrenealine. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy this summary for R152,90. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

59325 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy summaries for 14 years now

Start selling
R152,90  1x  sold
  • (0)
  Buy now