Les 1 – inleidende begrippen
Dia nr. Tekst bij dia
1.
2.
3. 2 delen, je moet niet op beide delen slagen! Op de ene 5 en de andere 15 is genoeg!
4. Boek bevat veel oefeningen, dus best het boek kopen.
80% examen
20% taak
5. Veel rekenvragen. Conceptuele bijvragen: voor en nadelen van een bepaalde techniek
om bv. een portfolio te gaan samenstellen.
6. “Hoe onstaat de beweging”
7. “Wat gebeurt er met de beweging als we risico’s gaan samennemen”.
8. “Wat doen we met dat porfolio? Kan je bepaalde voorspellingen nemen / posities
nemen?”
9. Waarde van iets (W) = Future Free Cashflow / r
- r = rendement dat je wil hebben.
- Future Free Cashflow = bij aandelen zijn dat dividenden, bij obligaties de
coupon, etc.
Uit de prijs kan je het rendement halen dat je gekregen hebt. (Prijs van dit jaar min die
van vorig jaar). Als je de waarde gekregen hebt, kan je alleen de waarde dat je eist erin
steken.
Bitcoin heeft geen linkerkant. Bitcoin stijgt omdat meer mensen het kopen, Bitcoin
daalt omdat meer mensen het verkopen. Het heeft wel een waarde, maar je kan ze niet
bepalen. Voor goud geldt dit ook.
Olie heeft bv wel een linkerkant. Olieprijs stijgt in waarde als er economische groei
voorspelt wordt en er dus meer olie zal nodig zijn en bijgevolg stijgt de prijs. 0
10.
11. Transactiekosten zijn niet voor iedereen hetzelfde. Ik of een Amerikaan die
Amerikaanse aandelen koopt, speelt niet met dezelfde transactiekosten.
Behavioral finance is linkse kans, beleggingsleer is rechtse kant.
12.
13.
14.
1
,15.
16. Normatieve theorie:
Product 1: stel je krijgt over 1 jaar 1000 EUR. Wat zou je daar nu voor betalen?
- De theorie stelt dat als iedereen rationeel is, er minder dan 1000 EUR zal voor
betaald worden. Bv 950 EUR. Het rendement is dan 1000/950 = 5,26%
- De normatieve theorie zegt niet wat het exacte rendement moet zijn, maar wel
dat de prijs lager is dan duizend en dus bijgevolg het rendement hoger moet
zijn dan 0%.
- Hier gaat het om een risicovrije belegging, dus zal het rendement exact gelijk
aan de inflatie zijn.
- De normatieve theorie is dus afhankelijk van de inflatie
Product 2: Volgend jaar krijg je verwacht 1000 EUR, bestaande uit 50% kans op 0 EUR
en 50% kans op 2000 EUR. Stel dat je dit nu moet kopen wat geef je er dan voor?
Opnieuw minder dan 1000 EUR, want anders heb je opnieuw een negatief verwacht
rendement. Maar je gaat ook minder betalen dan voor product 1, want waarom zou je
evenveel geven om 1000 EUR te krijgen, maar onzeker. Stel nu dat het wordt verkocht
voor 900 EUR, dan is het rendement: 1000/900 = 11,11% (formule zie hieronder).
P1 / P0 = (1+r) r = (P1 / P0) -1
Dit rendement is hoger omdat er meer risico is. De risicopremie bedraagt dan het
verschil tussen 11,11% en 5,26%, want 5,26% is op dit moment de risicovrije rente die
jij wil hebben.
Verwacht rendement is de prijs die je vandaag betaald ten opzichte van wat je in de
toekomst gaat hebben.
Product 3: Je verwacht terug 1000 EUR, maar nu doen we kop of munt (dus fifty fifty)
voor 500 EUR en 1500 EUR. Normatieve theorie zegt dat de prijs ergens tussen die van
product 1 en 2 moet liggen (want we zijn rationeel). Er is namelijk minder risico dan
product 2, en meer risico dan product 1. We nemen bv. 925 EUR. Het verwacht
rendement bedraagt dan 1000/925 = 8%.
Als iedereen rationeel is, en je laat de markt doen, dan krijg je vanzelf je risico
rendementsverhouding.
- Deze risicorendementsverhouding geldt enkel voor verwacht rendement!
Als het risico stijgt gaat het rendement van 5,26% naar 8% naar 11,11%. Het is niet zo
dat als je veel risico neemt dat je automatisch meer rendement gaat hebben. Want als
je dit spel speelt krijg je ofwel 2000 EUR (222% rendement), ofwel 0 EUR (-100%
rendement).
LET OP! Stel je hebt 2 bedrijven met exact dezelfde toekomst, een risicovol en een
veilig bedrijf. De waarde van het risicovolle bedrijf is dan lager, doordat het rendement
veel hoger moet zijn (kan je bekijken met de formule in mijn notities bij slide 9).
17.
18. Intekenen op een SEA of IPO, dan geef je geld aan het bedrijf en is het de primaire
2
, markt. Als je een aandeel koopt van iemand anders die het aandeel weg wou, dan zit je
op de secundaire markt.
19. Dit zijn allemaal FOUTE stellingen. Je moet die dan op het examen verbeteren.
2) Risicorendement is een verhouding die geldt voor een verwacht rendement. Het is
niet zo dat hoe hoger je risico, hoe lager je rendement kan zijn. Je kan bv. een
rendement van -100% hebben. Risico is niet altijd rendement. Risico is verwacht
rendement
3) De markt kloppen zegt niets. Bv jij hebt een portefeuille met 30% winst en de BEL20
maar 20%, dan kan je niet zeggen dat je de markt geklopt hebt. Voor hetzelfde geldt
had jouw portefeuille 50% moeten zijn, en dan heb je het dus niet goed gedaan.
Abnormaal rendement halen is meer rendement halen dat je zou moeten halen obv het
risico dat je genomen hebt.
4) Nee want als iedereen dezelfde informatie heeft is er niets over- of
ondergewaardeerd
9) De beurs is geen casino. Verwacht rendement op een casino is altijd negatief, net
zoals op voetbal gokken. Als je lukraak aandelen koopt heb je nog steeds een verwacht
rendement groter dan 0. Op de Lotto is het verwacht rendement -60%, maar bij voetbal
kan je met veel informatie en met goede strategieën je rendement op -5% krijgen.
20. Ex ante is verwacht rendement
- r is afhankelijk van de prijs die je betaald ten opzichte van de verwachting
Ex post is gekregen rendement
- Dit kan heel laag zijn, heel hoog zijn, … het gekregen rendement is alle spreiding
die rond het verwachte rendement zit.
De 2 producten op de linkergrafiek hebben dezelfde verwachting, maar een ander
risico. Het ene product geeft dus eigenlijk te veel rendement. Dit is aantrekkelijk, dus
veel mensen willen dat waardoor de vraag stijgt. Dus de prijs stijgt, maar de toekomst
stijgt niet he. Dus het is niet omdat mensen ineens geloven in dat aandeel, dat het
bedrijf het ineens beter gaat doen.
Als in voetbal de waarschijnlijkheid verandert, dan verandert de odd (P1). De prijs blijft
hetzelfde maar de P1 gaat veranderen. Bij aandelen is het andersom. P1 verandert niet
omdat de markt plots denkt dat het beter of slechter gaat zijn. In dit geval verandert
P0. En als P0 stijgt, dan gaat je rendement naar beneden.
Stel dat je teveel risico hebt, en mensen vinden een aandeel teveel risico voor het
huidige rendement… Ze willen bv. meer rendement. Je kan niet zomaar meer
rendement krijgen. Het rendement kan alleen maar omhoog als de prijs naar beneden
gaat. Dus als een omgeving risicovoller wordt, gaat de prijs naar beneden.
21.
22.
23.
24. Hoeveel aandelen beter dan de BEL20? De helft
Hoeveel aandelen beter dan hun target? Bijna geen enkele
Nog erger, haal Galapagos eruit en je hebt bijna geen winst meer.
3
, 25.
26. Rode cirkel = corona
27. Rode cirkel = corona
28. Rode cirkel = corona
29.
30.
31.
32.
33. Eigenlijk moet je eerste vraag zijn als je wil gaan beleggen “welk soort risico wil ik
nemen?” Misschien wil je geen risico nemen rf
Als je wil digitaal beleggen: moet je zo een formuliertje invullen die verplicht wordt
door de wet om banken zicht te geven op jouw risicoprofiel. De maatstaven voor die
risicoaversie zijn niet meer echt up to date.
Security selection is niet hetzelfde als stock picking. Als je aandelen gaat kopen voor de
LT, dan ga je niet noodzakelijk op zoek naar aandelen die onder- of overgewaardeerd
zijn. Je moet ook selecteren, zoals bv jonge of oude bedrijven, maar niet noodzakelijk of
ze onder- of overgewaardeerd zijn.
34. Door rentes op te trekken zakken de beurzen (2 redenen):
- Centrale bank waarschuwt eigenlijk dat er moeilijkere tijden aankomen.
- Rente gaat omhoog, dus moet al de rest mee omhoog
Macro-omgeving kan ook de beurs sturen.
Juridisch: bepalen de spelregels op de markt.
35. High frequency trading: algoritmes die bepaalde strategieën uitdenken en die zelf
kopen en verkopen afhankelijk van wat er gebeurd.
Probleem: wij zeggen dat de returns op beurzen normaal verdeeld zijn, maar eigenlijk
hebben die fat tailes. De extreme events gebeuren iets vaker dan wat je zou denken dat
ze zouden moet gebeuren.
36. De munt waarin je belegd verhoogt / verlaagd je risico. Dit zorgt voor een andere
manier van diversificatie.
ETF = Exchange Trading Fund
Als je vroeger de BEL20 helemaal wou, moest je 20 aandelen kopen, dat is 20 keer
transactiekosten, dus bijzonder duur om te diversifiëren. Nu koop je gewoon 1 ETF, dus
1 keer transactiekosten. Je koopt dus de BEL20 met 1 keer transactiekost.
- Stel dat iedereen alleen nog ETF’s zou kopen, dan werkt het niet meer. Want
die ETF volgt de onderliggende aandelen, dus als niemand nog die aandelen
koopt, kan de ETF ook niet renderen.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through EFT, credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying this summary from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller nickdd. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy this summary for R105,05. You're not tied to anything after your purchase.