CRIMINOLOGISCHE PSYCHOLOGIE (6 SP.)
DEEL I. EEN INLEIDING IN DE CRIMINOLOGISCHE PSYCHOLOGIE
HOOFDSTUK 1: EEN SCHETS VAN DE CRIMINOLOGISCHE PSYCHOLOGIE
Psychologie als één van de mogelijke invalshoeken om crimineel gedrag te bestuderen en te verklaren
1.1 DE ONTWIKKELING VAN DE CRIMINOLOGISCHE PSYCHOLOGIE
Niet chronologisch kunnen rangschikken, of geboortedata kennen
ENKELE BELANGRIJKE GRONDLEGGERS:
1. William Stern (1871-1938)
• Duitser, gevlucht naar Amerika om onderzoek over geheugen verder te zetten
o Onderzoek naar geheugen (Kunnen we wel vertrouwen op ons geheugen?)
o Grondlegger van onderzoek naar het geheugen van getuigen. Verklaringen zijn vaak
niet juist
• Psychology of testimony
o Verklaren we hetzelfde?
o Heel uiteenlopende verklaringen
o In hoeverre stroken verklaringen met de werkelijkheid
2. Hugo Münsterberg (1863-1916)
• Claimde dat hij “de grondlegger” was
• Kritisch voor hoe juristen besluitvorming doen in strafrechtprocedures
• Politie en justitie doen volgens hem alles verkeerd
• Hij had negatieve invloed op doorwerkingen van psychologie in de praktijk
o Inzichten werden niet serieus genomen
• Psychologie <-> recht
3. Franz vol linszt (1851-1919)
• Bedenker van geïntegreerde strafrechtswetenschap
o Wilde dit goed bestuderen en dus integreren
• Criminoligie is geen puur empirische studie
Integreren = bepaald fenomeen vanuit verschillende invalshoeken bestuderen
4. Hans Gross (1847-1915)
• Grondlegger van psychologie als recht in EU (“Founding Father”)
• Criminele psychologie: geen psycholoog, maar beschreef in zijn boek oorzaken van crimineel
gedrag vanuit psychologisch oogpunt
• Focust op psychologie binnen strafrechtsbedeling
o Bestudeerde hoe rechters tot hun beslissingen komen
1
, 5. Gustav Aschaffenburg (1866-1944)
• Psychiater
• Grondlegger criminele psychologie
• Keek naar psychologie van daders
o Wat gebeurt er in het hoofd van daders, waarom plegen ze CT
6. Hilde Kaufmann & Erich Wulffen
• Diepgaand onderzoek naar de oorzaak van CT
DE LEUVENSE TRADITIE
1. Louis Braffort (1886-1944)
• Oprichter Leuvense school voor criminologie
• Jurist
• Zorgde voor integratie psychologische vakken in readers van criminologie studenten
• Overleden in oorlog
2. Etienne Degreef (1898-1961)
• 2e voorzitter
• Studeerde geneeskunde
• Psychiater in universitair ziekenhuis
• Interesse rond passionele moorden (individuele verklaring, waarom plegen mensen deze?)
o Gebruikte criminogenese (voor, tijdens en na misdrijf) om te zien waarom mensen
misdrijven plegen
Criminogenese = voor, tijdens en na een misdrijf, interacties tussen individuen en factoren die
plaatsvinden tussen het ogenblik dat de dader een voornemen heeft om een misdrijf te plegen en de
daad zelf
3. René Dellaert (1905-1979)
• Werkte in psychiatrische afdeling, later arts in gevangenis
o Kon zo zijn ervaringen gebruiken
• Focust op psychologische, pedagogische en psychiatrische verklaringen
• Interdisciplinaire kijk (breed mensbeeld)
• Niet individueel benaderen, maar aandacht voor de situatie waarin iemand leeft en opgroeid
• Voorstander klinische behandelingen voor daders
Interdisciplinair = samenwerking tussen verschillende disciplines, integratie van de kennis van die
disciplines om gedeelde doelstellingen te realiseren
4. Steven de Batselier (1932-2007)
• Voorstander klinische psychologie
o Niet enkel kijken naar individu maar ook naar impact van de maatschappij
▪ Hoe mensen in het leven staan verklaren vanuit de omgeving en niet enkel
vanuit zichzelf
o We maken als maatschappij mensen zo dat ze CT gaan plegen
o Nodigde sprekers uit om aan te tonen dat het vaak is hoe wij naar een misdrijf kijken
o Opkomst kritische criminologie
• Psychopathologie van de normale mens = bij elke mens is er wel iets
2
, 5. Johan Goethals (1952-…)
• Focust op de impact van lange straffen en op het welzijn van gedetineerden
• Meten van onveiligheidsgevoel
• Pleitte voor geïntegreerde psychologie
o Verder kijken dan het misdrijf alleen
• Onderzoek naar waarom mensen al dan niet stoppen met het stellen van crimineel gedrag
1.2 VERSCHILLENDE VORMEN VAN BINNEN DE CRIMINOLOGIE TOEGEPASTE
PSYCHOLOGIE
Forensische psychologie:
1. Brede definitie: alle vormen van psychologie toegepast in juridische context, de toepassing van
psychologie dat gerechtelijk getint is binnen het juridisch systeem
2. Enge definitie: alles binnen de psychologie dat gerechtelijk getint is & uitoefening van klinische
psychologie binnen het juridisch systeem (zoals risicotaxatie)
o Klinische psychologie= de toepassing van psychologische inzichten in een klinische
(gezondheids)context
Rechtspsychologie:
Toepassing van de psychologie dat zich vooral richt op: het optreden van actoren in strafrecht of burgerlijke
zaken, zoals besluitvorming en kwaliteit van bewijsvergaring. En:
1. Psychologische theorieën
2. Methoden
3. Problemen op het gebied van de rechtspraak
Investigative psychology:
Toepassing van de psychologie op het onderzoek van: inzetten van inzichten voor de opsporing van misdrijven
en daders (zoals daderprofilering)
1. Misdaad
2. De profilering = geautomatiseerde verwerking van (persoons)gegevens met als doel een individu te
evalueren, te classificeren of een beslissing over die persoon te nemen
3. De daders
3
,Police psychology:
Toepassing van psychologie op: inzichten gebruikt bij de selectie van politiemensen
1. De training v.d. politie
2. De selectie v.d. politie
Correctional psychology:
Toepassing van de psychologie in: correctionele setting, zoals het gevangeniswezen, in berechtingsfase (wat
doet een gevangenisstraf met het welzijn van gedetineerde, risicotaxatie in gevangeniscontext)
1. De rehabilitatie van daders (gevangeniswezen)
Criminologische psychologie (criminal/criminological psychology):
Toepassing van psychologie als: wetenschap om de oorzaken van CT te begrijpen
1. Een academische discipline voor het begrijpen van de oorzaken van crimineel gedrag.
2. Focus op daders en verdachten, NIET op slachtoffers.
1.3 WAT IS CRIMINOLOGISCHE PSYCHOLOGIE
• Geen haarscherp afgelijnde discipline
• Raakvlakken + overlap met aanverwante disciplines
• Geen eenduidigheid, wel enkele gemene delers
o Focus op plegers en verdachten (vermoeden) van crimineel gedrag
▪ Onderscheid plegers en verdachten
• Verdachte: wordt vermoed, je weet niet zeker of hij de dader is
o Verklaringen voor het plegen van crimineel gedrag
o Hoe met plegers en verdachten moet worden omgegaan in strafrechtsbedeling
• Welke factoren dragen bij tot crimineel gedrag?
o Welke factoren zijn er en wat houden ze in
• Hoe kunnen we crimineel gedrag verminderen?
• Waarom zijn er verschillen tussen mensen/periodes/landen/plaatsen/… op vlak van crimineel gedrag?
1.4 CRIMINALITEIT, AFWIJKEND GEDRAG EN DE STRAFBAARSTELLING ERVAN ALS
REFERENTIEKADER VOOR DE CRIMINOLOGISCHE PSYCHOLOGIE
• Geen eenduidigheid
• Dynamisch en evolutief (niet statisch)
o Kan veranderen doorheen de tijd
o Sociaal construct afhankelijk van plaats en tijd
• Mala in se (gedrag dat afwijkend is) vs. Mala prohibita (gedrag dat verboden is)
• Op verschillende manieren te benaderen (recht, moraal, sociaal, psychologisch)
• Deviant gedrag = afwijkend gedrag
4
, • Antisociaal gedrag
• Crimineel gedrag = “intentionele handelingen die schade berokkenen en veroordeeld worden door de
omgeving en/of gestraft worden door de staat”.
1.5 VERKLARINGSMODELLEN VOOR CRIMINALITEIT
• Van eenzijdige verklaringsmodellen -> lang gedacht dat het alleen maar aan psychologie lag, of enkel
aan omgeving lag of je al dan niet in CT terecht zal komen
• … naar geïntegreerde verklaringsmodellen voor crimineel gedrag
o Complex samenspel van factoren
o Biopsychosociaal verklaringsmodel voor CT
▪ Altijd interactie tussen verschillende factoren, anders onvolledig beeld
o Bv. Blackburn, Andrews & Bonta, Durrant, Holling, Hewitt, (Eysenck) -> veel auteurs die het
model naar voor hebben gebracht
▪ Belangrijkste model
5
,HOOFDSTUK 2: BIOPSYCHOSOCIALE VERKLARINGEN VOOR HET PLEGEN VAN
CRIMINALITEIT
2.1 HET COMPLEXE SAMENSPEL TUSSEN BIOLOGISCHE, PSYCHOLOGISCHE EN SOCIALE
FACTOREN ALS VERKLARING VOOR CRIMINEEL GEDRAG
• Van eenzijdige verklaringsmodellen op basis van klassiek etiologisch onderzoek...
• ... naar geïntegreerde verklaringsmodellen voor crimineel gedrag
o Biopsychosociaal verklaringsmodel
o Bv. Blackburn, Andrews & Bonta, Durrant, Hollin, Hewitt, (Eysenck)
o Aandacht voor het complex samenspel van factoren
o Erkenning van de interactie (en overlap) tussen nature & nurture
2.2 BIOLOGISCHE FACTOREN
2.2.1 DE AANDACHT VOOR BIOLOGISCHE VERKLARINGEN: UITGANGSPUNT
• Op zoek naar link tussen specifieke biologische kenmerken van plegers van crimineel gedrag
• Ultieme doel
o Voorkomen, beperken en/of stoppen van crimineel gedrag
o Inzicht in (vaak medische) interventies
o In theorie zouden we dan vroeg kunnen ingrijpen, mensen screenen of ze één van die
markers hebben
o Als we weten dat er een bepaald gen is dat zou lijden tot CT zouden we daar iets aan kunnen
doen
o Het liefst van al zouden we een marker vinden die altijd lijdt tot CT, dan zou je het kunnen
voorkomen door vroegtijdig in te grijpen
• Geboren criminelen en appels en bomen
o Zijn er bepaalde biologische kenmerken, bestaan geboren criminelen, bv genen die
generaties lang worden doorgegeven. Zoals de appel valt niet ver v.d. boom
• Casus: Jeffrey Landrigan
o Door zijn moeder in de steek gelaten en biologische vader nooit gekend,
zijn vader is iem die zelf in crilminele milieu zat maar jeffrey is
geadopteerd in goed opgeleid gezin zonder crimineel verleden, goede
omgeving, maar ze merken dat jeffrey op jonge leeftijd
gedragsproblemen begint te vertonen, grensoverschrijdend gedrag te
stellen, overmatig alcoholgebruik, stelen, drugsgebruik, wordt
veroordeeld omdat hij een dubbele moord heeft gepleegd en komt voor
doodstraf, blijkt dat zijn vader eig ver daarvoor ook gestorven is door de
doodstraf door moord en dan blijkt dat zijn grootvader ook in het crimineel milieu heeft
gezeten. Dat zou iets kunnen zeggen over het feit dat er mss toch zoiets bestaat over een
geboren crimineel.
o Voorbeeld, wilt niet zeggen dat alle CT op die manier te verklaren is.
o Doet ons nadenken over aandelen van omgeving, biologische, psychologische
6
,2.2.2 EEN LANGE, CONTROVERSIËLE TRADITIE MET AANDACHT VOOR BIOLOGISCHE
VERKLARINGEN
• Niet onomstreden -> moeilijk om dat onderzoek uit te voeren
• Problemen met causaliteit en correlatie
o Het is niet omdat iem met bepaalde kenmerken in de CT terecht komt dat die kenmerken de
oorzaak zijn.
o Niet omdat ze tegelijk voorkomen dat de ene factor de andere heeft veroorzaakt.
o Niet omdat ik dat gen heb en CT pleeg dat het door dat gen komt dat ik CT pleeg
• Neurobiologische factoren wel aanvaard als relevant perspectief
Bestaat al redelijk lang
Een testje -2D:4D ratio:
• Begonnen bij te kijken naar uiterlijke kenmerken
• Als wijsvinger kleiner is dan ringvinger dan zou je een hoger
risico om in CT te belanden
• Als je voor u geboorte meer wordt blootgesteld aan
mannelijke geslachtshormonen heb je hoger risico om in CT
te geraken
• Leuk om over na te denken
Lombroso (1876)(III)
• Zie video dia 9 Hoofdstuk 2
• Plegers van criminaliteit: primitiever evolutiestadium
• Herkenbare primitieve uiterlijk kenmerken (gelijkend op Neanderthalers) -> criminelen zien er
primitiever uit
o Grondlegger criminologie en hoe hij probeerde CT te verklaren, begonnen met uiterlijke
kenmerken
Bertillon (1879-1880)(IV)
• Geïnspireerd door Lombroso
• Antropometrie
o Onderdeel van antrolopologie
o Bestuderen van kenmerken van het menselijke lichaam
▪ Hoofd en lichaam metern
▪ Littekens
o Op basis van uiterlijke kenmerken kans zien om in CT terecht te komen, verzamelde er foto’s
van, registreerde het
o Politie helpen
Goddard (1914)(V)
• Heeft gevalsstudie gemaakt
• Familie Kallikak -> veel delinquenten in die familie, en veel mensen met verstandelijke beperking
• Delinquentie, erfelijkheid & beperkingen
o Link intelligentie en kans om in CT terecht te komen
o Er is wel degelijk en link met CT en iets dat erfelijk wordt doorgegeven
7
,Kretschmer (1946)(VI)
• Lichaamstypen, psychiatrische problematiek & criminaliteit
• Drie types
o Asthenieker: mager -> hebben vaak schizofrene persoonlijkheidsstoornis, hebben wanen,
psychoses
o Atletisch: bredere schouders, brede borst, gespierde benen en buik -> verhoogde kans om in
CT terecht te komen omdat ze door hun lichaam in staat zijn om CT te plegen door sterke
lichaamsbouw
o Pycnici: middelmatige lichaamsbouw -> dikkertjes, ronde schouders, breed gezicht, korte
handen -> vaker manisch depressief en psychoses -> grotere kans om in CT te komen
• Band psychiatrische problematieken, ct en hoe je eruit ziet
Scheldon (1949)(VII)
• Link tussen uiterlijk en temperament
• Andere lichaamstypologie op studie van jonge mensen (Kretschmer op de totale
populatie)
• Drie types
o Endomorf: ronde mensen met korte ledematen -> meer kans om delinquent
gedrag te vertonen, meer temperament om CT te vertonen
o Mesomorf: atletisch gebouwd met brede borstkas
o Ectomorf: mager, smal gezicht, scherpe neus
Maar… (VII)
• Zwakke methodologische basis
• Stigmatiserend
• Achterhaald
2.2.3 KRITISCHE KANTTEKENINGEN BIJ DE AANDACHT VOOR BIOLO GISCHE FACTOREN
• Determinisme & eenzijdigheid: met focus op biologische factoren, moeten we heel voorzichtig zijn,
wanneer we er teveel aandacht aan hechten kan dat heel determinerend zijn, waardoor we niet meer
geloven in de veranderbaarheid van mensen.
• Historisch misbruik: komen de risico’s wel tot uiting. In het verleden al tot misbruik geleid, op basis
van genetische of uiterlijke kenmerken al groot misbruik gebeurd.
o Bv. Nazibeleid met blauwe ogen, blonde haren
• Ethische kwesties: stel we hebben een aantal factoren herkent, wat gaan we daar dan mee doen,
kunnen we dan vroegtijdig ingrijpen , wat als we uit hersenscan zien dat er meer agressie gelinkt is,
kunnen we dan elektroshock doen om die gebieden uit te schakelen. In hersenen zitten ook veel
8
, dingen die u persoonlijkheid gaan veranderen, is dat verantwoord omdat te doen om de maatschappij
te beschermen
• Individuele toepasbaarheid & stigma: bv. vaker mannen plegen CT niet zeker dat dat in dat individueel
geval zo gaat zijn, nog niet gezegd dat wanneer je een concrete casus hebt of dat dan van toepassing is
2.2.4 EEN DWARSDOOSNEDE VAN DE BIOLOGISCHE FACTOREN
1. LEEFTIJD
• Robuuste relatie tussen leeftijd & criminaliteit
• Age-crime curve van Moffit
2. GESLACHT
• Verschil tussen mannen en vrouwen
o Prefrontale cortex: regelt o.a. cognitieve en emotionele functies (Bv.
Impulscontrole)
▪ Verstoringen in prefrontale cortex vaker bij mannen
▪ Foto niet vanbuiten kennen
o De mate waarin bepaalde factoren een rol spelen
▪ Genetische en sociale factoren
▪ Genetische factoren blijken een grotere rol te spelen bij
vrouwen dan bij mannen
• Foto niet vanbuiten kennen
o Criminaliteitsstatistieken
▪ Politionele cijfers eerste trimester 2023
• 84,3% mannen
• 19,3% vrouwen
• Niet 100% bij één feit kunnen zowel vrouwelijke als mannelijke daders
betrokken zijn
▪ Maar toenemend aantal vrouwlijke daders. Mogelijke verklaringen:
• Gendergelijkend en emancipatie -> vrouwen komen meer buiten als
vroeger
• Verlaagde tolerantie voor bepaalde feiten/reikwijdte feiten (Bv. verbale
agressie) -> aandeel vrouwen waarschijnlijk stijgen, makkelijker geneigd tot
verbale agressie
• Meer aandacht voor vrouwlijke plegers -> vooringenomenheid,
stigmatisering bij politie die vooral gaat ingrijpen bij mannen omdat men
ervan uitgaat dat mannen meer CT pleegd dan vrouwen, dus is er wel
werkelijk zo’n groot verschil
o Criminaliteitsvormen
Vrouwen
▪ Vermogensdelicten
• In principe een niet-gewelddadig delict, meer iets is wat bij vrouwen past
dan bij mannen
▪ Drugssmokkel
▪ Brandstichting
▪ Neonaticide -> iemand die het eigen kind om het leven brengt, bijna altijd vrouwen
die dat doen, bijna nooit mannen
9
, Mannen
▪ Gewelddelicten
▪ Seksuele feiten
▪ Familicide -> ombrengen van het hele gezin, vooral mannen
3. GENEN & ERFELIJKHEID
Elk van ons heeft meer dan 20.000 genen, genen komen meer voor in de ene familie dan in de andere, zijn er
genen die CT die kunnen voorspellen of iemand meer risico heeft om in de CT te belanden.
Hoe gaan we dat onderzoeken
Tweeling-,sibling- en adoptiestudies
• Verwantschappen
o Eeneiige tweelingen: quasi-100% dezelfde genen -> gedragontwikkeling zou eig op dezelfde
wijze moeten gebeuren, blijven toch altijd iets meer gelijkaardig gedrag vertonen in
vergelijking met al die andere, dus er zal toch een rol zijn van die genen, niet volledig uit te
schakelen
o Broers en zussen en twee-eiige tweelingen: deels dezelfde genen
o Geadopteerde kinderen: 0% dezelfde genen -> groeien dan wel op in hetzelfde gezin maar
delen voor de rest niks
▪ Kunnen ook vatbaar zijn om crimineel gedrag te stellen wanneer zij voortkomen uit
ouders die crimineel zijn wat ook doet vermoeden dat genen een rol spelen
▪ Wanneer je biologische ouders criminelen zijn en dan geadopteerd wordt in gezin
die ook crimineel gedrag stellen dan is er een verhoogd risico
▪ Zou willen zeggen dat geadopteerde tweeling in verschillende gezinnen toch
hetzelfde gedrag zouden stellen, en alletwee in de CT terecht zouden komen
▪ Omgeving iets meer dan 50%, genetica iets minder dan 50%, dus genen kan je niet
volledig uitsluiten
• Samen vs. apart opgegroeid (zelfde vs. ander omgeving)
• Intergenerationele CT
o Doorgeven van genen (= erfelijkheid)
o Maar bovenal complexe interactie tussen genen en omgeving: genetische elasticiteit & epi-
genetische effecten
▪ Mensen met bepaalde genen gaan ook een bepaald soort type mensen aantrekken
en tot bepaalde mensen aangetrokken worden, bepalen ook een stuk mee wie u
vriendengroep gaan worden, wie er bij u past en wie niet, kan dat je dan meer
aangetrokken wordt tot een vriendengroep die crimineel is. Genen beïnvloeden
omgeving, en omgekeerd, genen komen tot uiting (driftbuien) waardoor de
omgeving op een bepaalde manier op u kan reageren
▪ Bepaalde opvoedingstijl die bepaald is door u of omgekeerd zorgt voor wat jij doet
of wat voor persoon jij wordt
▪ Genetische aanleg kan tot uiting komen, of versterkt worden door omgeving of juist
andersom verminderd worden
Genetische mutaties
• Geen “crimineel gen”
• MAOA-gen (subvariant)
o Impact op verschillende neurotransmitters (zie 4.8)
10