Samenvatting alle literatuur Technology, Policy and Society
11 views 0 purchase
Course
Technology, policy & society (FSWBC3030A)
Institution
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Book
Theories of the Information Society
Dit document bevat een Nederlandse samenvatting van de literatuur voor het vak Technology, Policy and Society. Het bevat een samenvatting van de volgende documenten:
• Webster, F., (2014) Fourth edition Theories of the Information Society Routledge, New York. (H1, H2, H4, H6, H8, H9, H11)
�...
Summary of mandatory chapters of Theories of the Information Society for Technology Policy & Society (EUR)
All for this textbook (3)
Written for
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Bestuurskunde
Technology, policy & society (FSWBC3030A)
All documents for this subject (3)
Seller
Follow
lieskezijlstra2002
Reviews received
Content preview
Samenvatting blok 3.3 Technology, Policy en Society
Literatuur college 1
Webster (H1)
We definiëren de wereld om ons heen in termen als democratie, kapitalisme, socialisme etc.
Tegenwoordig wordt ook informatie gezien als een onderscheidend kenmerk van de moderne
wereld. We zouden zijn overgegaan in een informatietijdperk en e-society. Er is veel discussie over de
belangrijkste kenmerken en betekenis van informatie, maar iedereen is het eens over de speciale
relevantie ervan. De toenemende beschikbaarheid van computercommunicatietechnologieën,
toegankelijk via gebruiksvriendelijke programma’s, heeft geleid tot ideeën over de potentie van
crowd scourcing: het idee dat overal, altijd verbonden technologieën het potentieel hebben om
voorheen geïsoleerde mensen samen te brengen.
Volgens Webster moet informatie worden bekeken door sociale theorie, aangevuld met empirisch
bewijs.
In het boek van Webster wordt onderscheid gemaakt tussen twee opinies. Sommige denkers
ondersteunen het idee dat er de laatste tijd informatiemaatschappijen zijn ontstaan, die worden
gekenmerkt door hun verschillen met de tot nu toe bestaande samenleving. Andere wetenschappers
erkennen dat informatie in de moderne tijd een speciale betekenis heeft gekregen, maar stellen dat
het centrale kenmerk van het heden, de continuïteit met het verleden is. De onderverdeling ->
Degenen die verkondigen dat een nieuw soort samenleving uit de oude is voortgekomen:
- Post-industrialisme (Bell en zijn volgers)
- De informatieve wijze van ontwikkeling (Castels)
Schrijvers die de nadruk leggen op continuïteit
- Neomarxisme (Schiller)
- Reflexieve modernisering (Giddens)
- Publieke sfeer (Habermas, Garnham)
Zij ontkennen niet dat informatie cruciaal is voor de moderne wereld, maar stellen dat de vorm en
functie ondergeschikt zijn aan lang gevestigde principes en praktijken.
Webster (H2)
Er zijn 5 definities voor een Information Society, elk met eigen criteria: technologisch, economisch,
occupational (beroeps), spatial (ruimtelijk) en cultureel
Overeenkomst tussen de definities is de overtuiging dat kwantitatieve veranderingen in informatie
zorgen voor een kwalitatief nieuw soort systeem: de Information Society. De zesde definitie van
informatiemaatschappij beweert dat het er niet om gaat dat er meer informatie is, maar om het feit
dat het karakter van de informatie heeft getransformeerd hoe we leven. Theoretische kennis en
informatie is de kern van hoe we ons hedendaags gedragen. Deze definitie (die vooral kwalitatief is)
is niet populair bij veel Information Society voorstanders, maar Webster is het hiermee eens.
De vijf definities:
(1) Technologisch
Gaat om hoe een reeks innovaties, verschenen sinds eind jaren zeventig, wel moet leiden tot een
reconstructie van de sociale wereld, vanwege hun diepgaande impact. (Telefoons, internet etc.)
3 perioden waarin de bewering werd gedaan dat nieuwe technologieën systemische sociale
verandering teweegbrachten:
1. Eind jaren 70/begin jaren 80: ‘machtige micro’s die revolutie teweegbrengen in onze manier van
leven. Toffler: 3 golven van technologische innovatie: landbouwrevolutie, industriële revolutie en
de informatierevolutie.
1
,2. Midden 1990: overtuiging dat het samenvoegen van informatie- en communicatietechnologieën
(ICT)) zou leiden tot een nieuw soort maatschappij.
3. Vanaf 2005: focus op smartphones en sociale media en dat dit zou leiden tot meer interactiviteit,
transparantie en flexibiliteit.
Techno-economisch paradigma: grote technologische innovaties zorgen voor creatieve destructie en
lange golven van economische ontwikkeling -> ICT representeert een nieuw tijdperk, die eerst
disruptief is, maar op de lange termijn economisch voordelig.
Problemen met deze definitie: te vaag -> Hoe meet je ICT? Hoeveel ICT is er nodig om te spreken
over een ‘Information Society’? En betekenen nieuwe technologieën automatisch een
informatiemaatschappij?
(2) Economisch
Dit gaat over de groei van economische waarde in informatieactiviteiten. Zodra het grootste deel van
de economische activiteit wordt ingenomen door informatieactiviteit i.p.v. zelfvoorzienende
landbouw of industriële productie, dan kunnen we spreken van een informatiemaatschappij. Er werd
onderscheid gemaakt tussen de primaire en secundaire informatiesectoren van de economie. De
eerste is vatbaar voor snelle economische waardering, omdat er een marktprijs voor is. Terwijl dit
voor de secundaire sectoren moeilijker is, omdat het gaat om informatieactiviteiten binnen bedrijven
en staatsinstellingen (bijv. de R&D afdeling). Bij een informatiemaatschappij zou de belangrijkste
arena’s van economische activiteit de producenten van informatiegoederen en -diensten zijn.
Problemen met de economische benadering:
Achter de gewichtige statische tabellen gaat veel interpretatie en waardeoordeel schuil over hoe
categorieën moeten worden samengesteld en wat wel/niet moet worden opgenomen in de
informatiesector.
Geaggregeerde gegevens homogeniseren onvermijdelijk zeer uiteenlopende economische
activiteiten.
(3) Beroepsmatig
Deze benadering heeft de voorkeur van sociologen. Het is nauw verbonden met het werk van Bell
(over postindustriële samenleving). De suggestie is dat we een informatiemaatschappij hebben
bereikt wanneer het overwicht van beroepen te vinden is in informatiewerk. Deze opvatting is anders
dan degene die suggereert dat ICT het nieuwe tijdperk onderscheidt. Een focus op
beroepsverandering legt de nadruk op de transformerende kracht van informatie zelf i.p.v. die van
technologieën, waarbij informatie wordt gebruikt en gegeneerd in beroepen of in opleiding en
ervaring van mensen.
In de praktijk is het lastig om precies te weten hoeveel mensen informatiewerk hebben. Zo hebben
spoorwegwerkers bijv. ook veel kennis nodig om hun werk te kunnen doen, maar worden ze
geschaard onder industrieel personeel.
(4) Ruimtelijk
Is gebaseerd op economie en sociologie en legt de nadruk op informatienetwerken die locaties met
elkaar verbinden en daardoor ingrijpende effecten kunnen hebben op de organisatie van tijd en
ruimte. Het gaat om de centrale plaats van informatienetwerken die verschillende locaties binnen en
tussen een kantoor, stad, regio, continent en de wereld met elkaar kunnen verbinden. We zijn
allemaal verbonden met netwerken van een bepaalde soort. Elektronische snelwegen resulteren in
een nieuwe nadruk op informatiestromen, wat leidt tot radicale herziening van tijd- en
ruimterelaties. In een netwerksamenleving zijn er geen beperkingen van de klok en afstand.
Lastig bij definitie: wanneer is een netwerk een netwerk? En moeten netwerken gedefinieerd worden
als technologische systemen? Daarnaast bestaan informatienetwerken al heel lang -> dus waarom
zouden we dan nu pas spreken over een informatiesamenleving.
(5) Cultureel
Er is een gigantische toename van de hoeveelheid informatie in de sociale circulatie. De hedendaagse
cultuur is duidelijk zwaarder beladen met informatie dan de voorgangers. We leven in een media-
verzadigde omgeving, wat betekent dat het leven in wezen draait om symbolisering, om het
2
,uitwisselen en ontvangen/of weerstand bieden aan ontvangst, van berichten over onszelf en
anderen. Door deze explosie van informatie/tekens, neemt de betekenis ervan af. Mensen vormen
hun eigen betekenis van informatie/tekens, ze reconstrueren het. Door het ontbreken van criteria
om deze groei te kunnen meten, is het lastig om dit als definitie te gebruiken.
Winner (1980)
Hebben technische dingen politiek kenmerken: kunnen ze macht en autoriteit belichamen?
Bijvoorbeeld: auto, telefoon, radio en televisie als democratiserende, liberale krachten en nucleaire
energie als weg naar autoritaire staat.
Technologisch determinisme: naïef idee dat technologie zichzelf ontwikkelt en dat de
samenleving zich ernaar vormt. Heeft geen aandacht voor de sociale en economische invloed.
Social determination of technology: het gaat niet om technologie zelf, maar om het sociale of
economische systeem waarin het is ingebed. Er moet worden gekeken naar de sociale
omstandigheden achter de ontwikkeling en de inzet van de technologie.
→ Tekortkoming hiervan is echter dat er niet goed genoeg naar de technische dingen wordt gekeken,
maar enkel naar de origine ervan, namelijk sociale macht.
Theory of technological politics: focust zich op momentum van grootschalige sociotechnische
systemen, op de reactie van moderne samenlevingen op technologische imperatieven, en op de
aanpassing van menselijke doeleinden aan technische middelen.
Neemt technische artefacten serieus in plaats van enkel te focussen op sociale krachten.
Is een noodzakelijke aanvulling op de social determination theory, identificeert
technologieën als politieke verschijnselen op zich.
Definities
Politiek: arrangementen van macht en autoriteit in menselijke associaties en activiteiten binnen
de arrangementen.
Technologie: alle moderne praktische kunstgrepen, maar liever spreken over technologies:
kleinere of grotere stukken of systemen van hardware van een bepaald soort.
2 manieren waarop technische artefacten politiek kwaliteiten kunnen hebben:
1. Technische arrangementen: de uitvinding, het ontwerp of de opstelling van een specifiek
technisch systeem of apparaat wordt een manier om een bepaald probleem in een bepaalde
gemeenschap op te lossen.
2. Inherent politieke technologieën: door de mens gemaakte systemen die politieke relaties
vereisen of ermee verenigbaar zijn.
Technische arrangementen als vorm van orde
‘Technologieën’ zijn manieren om orde te scheppen in onze wereld. Veel technische apparaten en
systemen kunnen menselijke activiteit ordenen. Mensen kiezen structuren voor technologieën die
invloed hebben op hoe mensen gaan werken, communiceren, reizen, consumeren, etc. voor een zeer
lange tijd. Dit gebeurt bewust en onbewust. Bij het nemen van deze beslissingen zijn mensen met
verschillende machtsniveaus en verschillende niveaus van bewustzijn aanwezig. De grootste
keuzevrijheid bestaat de allereerste keer dat een bepaald instrument, systeem of techniek wordt
geïntroduceerd; daarna is het vastgelegd in materiële uitrusting, economische investering of is het
een sociale gewoonte geworden waardoor de flexibiliteit verdwijnt.
Technologische innovaties zijn vergelijkbaar met wetgeving en politieke fundamenten: ze zorgen
voor openbare orde en duren vele generaties voort.
Er moet daarom ook zorgvuldig worden gekeken naar technologische innovaties, zoals het bouwen
van infrastructuur en het creëren van tv-netwerken. Problemen die mensen verdelen in de
samenleving zitten namelijk niet enkel in instituties en politiek, maar ook in tastbare arrangementen
van staal en beton, draden en transistors, moeren en bouten.
3
, Technologie kan worden gebruikt om macht, autoriteit of privilege uit te oefenen over anderen. Het
kan ook leiden tot andere consequenties dan waar de technologie op zichzelf voor is bedoeld.
Voorbeeld: extreem lage viaducten gebouwd, mechanische tomatenoogst machine
2 keuzes die bepalen hoe macht, autoriteit en privilege worden verdeeld in een gemeenschap bij
technologische verandering:
1. Ja of nee beslissing: gaan we het ontwikkelen en gebruiken (bijv. pesticiden/nucleaire reactoren)
2. Specifieke kenmerken van technologisch ontwerp nadat de keuze om het te doen is gemaakt. ->
waar gaan we de technologie inzetten, hoe gaan we het inzetten etc.
Inherente politiek technologieën: Het idee dat sommige technologieën inherent politiek zijn op een
specifieke manier. Volgens deze visie is de keuze voor een bepaalde technologie meteen de keuze
voor een bepaalde politieke invloed op menselijke relaties (bijv. gecentraliseerd of
gedecentraliseerd, egalitair of inegalitair, repressief of bevrijdend).
Lewis Mumford: er bestaan tegelijkertijd twee tradities van technologie in de Westerse geschiedenis:
autoritair en democratisch.
Het rechtvaardigen van autoriteit als noodzaak voor technische praktijk
Friedrich Engels (1872) Little Authority -> zag autoriteit nodig voor moderne industrie. ]
Versus Karl Marx -> vindt dat technologie de weg vrij moet maken voor een samenleving zonder
autoriteit, hiërarchie en kapitalistische arbeidsdeling en moet zorgen voor proletarische
revolutie.
Plato: centraal heersen en beslissende actie is nodig om te zorgen dat alles goed verloopt (zowel
bij orders opvolgen van de kapitein op een schip als in de overheid).
2 vormen om te beargumenteren dat technologieën inherent politiek zijn:
1. Technisch systeem vereist de creatie en het onderhoud van reeks sociale omstandigheden als
omgeving waarin het systeem opereert. (Dit gelooft Engels -> technologie kan niet bestaan
zonder sociale en materiële voorwaarden).
2. Technologisch systeem is sterk compatibel met, maar vereist niet, bepaalde sociale of politieke
relaties.
Er is ook nog een onderscheid te maken tussen interne en externe condities van werking van
technologisch systeem:
1. Intern: intern aan het technologisch systeem (bijv. Engels over interne relaties in katoenspinnerij
en bij spoorwegen).
2. Extern: extern aan het technologisch systeem, gevolgen voor de samenleving (bijv. argument van
voorstanders van zonne-energie dat het past bij een democratie).
Als we sociale patronen onderzoeken als omgeving van technische systemen, vinden we bepaalde
apparaten en systemen bijna altijd gekoppeld aan specifieke manieren om macht en gezag te
organiseren. De belangrijke vraag is: komt dit voort uit onvermijdelijke sociale reactie op hardnekkige
verband met de dingen zelf, of is het een patroon dat onafhankelijk wordt opgelegd door een
bestuursorgaan, heersende klasse, of ander sociaal of culturele institutie voor eigen doeleinden?
→ Beschikbare bewijs lijkt te tonen dat grote, verfijnde technologische systemen erg compatibel zijn
met gecentraliseerde, hiërarchische managementcontrole. Vaak wordt er dan niet meer gekeken
naar verdere politieke en morele redenering. Techniek kan echter sterke invloed hebben op het
openbare leven (bijv. kernenergie).
Onderscheid
Technologische arrangementen: relatief flexibel in ontwerp en variabel gevolgen; kan op een net
iets andere manier voor andere politieke gevolgen zorgen.
Inherente politieke technologieën: geen flexibiliteit, de keuze hiervoor is de keuze voor een
specifiek politiek leven.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through EFT, credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying this summary from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lieskezijlstra2002. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy this summary for R140,86. You're not tied to anything after your purchase.