Summary Social Psychology (500214-B-6) - Grade 10
Social Psychology 10th Edition By Elliot Aronson; Timothy D. Wilson; Robin M. Akert; Samuel R Sommers 9780134641287 Chapter 1-13 Complete Guide .
Todos para este libro de texto (11)
Escuela, estudio y materia
Universiteit Utrecht (UU)
Psychologie
Sociale Psychologie
Todos documentos para esta materia (84)
Vendedor
Seguir
rozakiebert
Vista previa del contenido
Sociale psychologie samenvatting JOHO
Chapter 1 – wat is sociale psychologie
Sociale psychologie: hoe gedachten, gevoelens en gedragingen beïnvloed worden door
aanwezigheid van anderen mensen.
Sociale invloed: het effect dat andere personen hebben op onze eigen gedachten,
gevoelens, houdingen of gedragingen
Fundamentele attributiefout: de invloed van omgevingsfactoren wordt onderschat, de
invloed van persoonlijkheidskenmerken wordt overschat.
Watson en Skinner: behaviorisme: om gedrag te begrijpen hoef je alleen te kijken naar
eigenschappen van de omgeving.
Koffka, Köhler en Wertheimer: Gestaltpsychologie: het bestuderen van de subjectieve
manier waarop objecten in de gedachten verschijnen is veel belangrijker dan het bestuderen
van objecten zelf.
Kurt Lenin: vader van de sociale psychologie:
Construals: individuele percepties en interpretaties van de werkelijkheid
1. Ross: Naïef realisme: waarbij mensen ervan overtuigd zijn dat hun ideeën/
gedachtes beter zijn dan die van anderen.
Basismotieven hoe wij een situatie interpreteren:
1. Self-esteem approach: goed voelen over jezelf; eigenwaarde ligt hier ten grondslag
2. Social cognition approach: accuraat zijn
Chapter 3 – hoe denken we over onze sociale wereld
Sociale cognitie: automatische sociale cognitie:
Stereotypen: schema’s die toegepast zijn op mensen die deel uitmaken van een
sociale groep.
Korsakovsyndroom: een neurologische stoornis waarbij geen nieuwe herinneringen
kunnen worden gevormd en waarin elke situatie ervaren wordt alsof het de eerste
keer is.
Toegankelijkheid van een schema: de mate waarin schema’s vooraan staan in onze
gedachten.
Chronisch toegankelijk vanwege eerdere ervaringen
Toegankelijker omdat ze gerelateerd zijn aan een huidig doel
Priming: wanneer recente ervaringen de toegankelijkheid verhogen
Selffulfilling prophecy: het gebruik van een schema lokt ook het gedrag dat daarbij
hoort uit bij een ander persoon.
,5 types automatisch denken:
1. Automatisch doelen achternagaan: vaak tegenstrijdige doelen in ons
onderbewustzijn, die we soms activeren en onbewust proberen te behalen.
2. Automatisch keuzes maken:
3. Automatisch nadenken: als je iets schoons hebt geroken vertrouw je vreemden
sneller
4. Metaforen
5. Mentale strategieën en shortcuts:
Toegankelijkheidsheuristiek: deze mensen baseren hun oordeel op het gemak
waarmee ze iets kunnen verzinnen of een herinnering kunnen ophalen.
Representativiteitsheuristiek: hoeveelheid overeenkomst die er is tussen hetgeen
dat we willen identificeren en een bekende categorie.
Base-rate informatie: informatie over de relatieve frequenties en kansen
Barnum effect: persoonlijkheidstesten zijn vaak vaag genoeg dat iedereen zich erin
kan herkennen.
Analytische denkwijze: westerse culturen: details van voorwerpen.
Holistische denkwijze: oosterse culturen: bekijkt de wereld als geheel
Controlerend denken: bedoeld, bewust, vrijwillig en kost moeite
Wanneer iets bijna fout gaat schakelen mensen vaak over van automatisch naar
gecontroleerd denken.
Counterfactual thinking: het mentaal ombuigen van de gebeurtenis om te kijken hoe het
gegaan zou zijn als bepaalde factoren anders waren geweest.
Overconfidence barrier: gewoonlijk heeft men te veel vertrouwen in de accuratesse van de
eigen ideeën en inzichten.
Chapter 4 – hoe begrijpen we andere mensen
Sociale perceptie: onderzoek naar de manier waarop wij indrukken vormen over mensen en
hoe we daar conclusies uit trekken
Encoderen: het uitvoeren van non-verbale communicatie
Decoderen: het interpreteren van non-verbaal gedrag van anderen
Oorzaken die het decoderen lastig maken:
Emotiesmengsels
Display regels: door cultuur bepaalde ongeschreven regels over welke non-verbale
gedragingen geschikt zijn om te uiten
Emblemen: gebaren die een duidelijke betekenis hebben in een bepaalde cultuur
, Thin-slicing: houdt in dat we betekenisvolle en vaak accurate conclusies kunnen trekken
gebaseerd op de persoonlijkheid of vaardigheden van een ander uit een korte sample van
hun gedrag
Primacy effect: de eerste kenmerken die opvallen hebben invloed op hoe we informatie die
we later over hen verkrijgen verwerken.
Belief perseverance: houdt in dat we de neiging hebben bij onze eerste indruk te blijven,
ondanks dat we informatie krijgen die onze conclusie ontkracht.
Attributietheorie: een beschrijving van de manier waarop mensen hun eigen gedrag en het
gedrag van anderen verklaren of waar zij bepaald gedrag aan toeschrijven.
Interne attributie: gedrag wordt toegeschreven aan persoon
Externe attributie: gedrag wordt toegeschreven aan omgeving
Kelley: ontwikkelde theorie over hoe mensen kiezen voor een interne of externe attributie
Covariatiemodel: eerste informatie verzamelen voordat een attributie wordt
gemaakt.
Tot stand komen van een attributie:
1. Consensus informatie: informatie over de mate waarin andere mensen zich op
dezelfde wijze gedragen als de actor. vb: baas schreeuwt naar jan, schreeuwen
andere ook naar Jan?
2. Onderscheidende informatie: informatie over de mate waarin de actor zich op
dezelfde wijze gedraagt naar verschillende stimuli. vb: schreeuwt baas ook naar
andere?
3. Consistent informatie: informatie over de mate waarin het gedrag tussen de actor en
de stimulus hetzelfde is op verschillende tijden en in verschillende omstandigheden.
vb: schreeuwt de baas vaak naar jan of ligt dit aan omstandigheden.
Interne attributie: lage consensus, lage onderscheiding, hoge consistentie
Externe attributie: hoge consensus, hoge onderscheiding en hoge consistentie
Unieke situatie attributie: lage/ hoge consensus, lage/ hoge onderscheiding en lage
consistentie
Fundamentele attributiefout (correspondentiebias): de verwachting dat getoond gedrag
overeenkomt met persoonlijkheid. Interne factoren overschat, externe factoren onderschat.
Perceptual salience: alleen dat waar aandacht aan wordt besteed veroorzaakt het gedrag
van een persoon. Het is makkelijk om gedrag van anderen te observeren maar lastig om
persoonlijke situatie te bekijken.
Twee-stappen proces van attributies:
Stap 1: automatische, interne attributie.
Stap 2: nadenken over mogelijke situationele redenen en indien nodig wordt de
aanvankelijke attributie aangepast.
Los beneficios de comprar resúmenes en Stuvia estan en línea:
Garantiza la calidad de los comentarios
Compradores de Stuvia evaluaron más de 700.000 resúmenes. Así estas seguro que compras los mejores documentos!
Compra fácil y rápido
Puedes pagar rápidamente y en una vez con iDeal, tarjeta de crédito o con tu crédito de Stuvia. Sin tener que hacerte miembro.
Enfócate en lo más importante
Tus compañeros escriben los resúmenes. Por eso tienes la seguridad que tienes un resumen actual y confiable.
Así llegas a la conclusión rapidamente!
Preguntas frecuentes
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
100% de satisfacción garantizada: ¿Cómo funciona?
Nuestra garantía de satisfacción le asegura que siempre encontrará un documento de estudio a tu medida. Tu rellenas un formulario y nuestro equipo de atención al cliente se encarga del resto.
Who am I buying this summary from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rozakiebert. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy this summary for 6,49 €. You're not tied to anything after your purchase.