1 Het weer (Pagina 104- 153)
1.1 Het verschil tussen weer en klimaat kunnen omschrijven. (Pagina 105)
Het weer is de toestand van de atmosfeer voor een korte tijd. Het weer kan zelfs in loop van de dag veranderen. Het
klimaat daarentegen is niet zo onvoorspelbaar. Als je gedurende lange tijd elke dag het weer zou bestuderen en daar
een gemiddelde van zou nemen, dan heb je een idee van het klimaat. Het weer verandert dus elke dag en het
klimaat staat vast.
1.2 De elementen, waaruit een weerbericht bestaat, kennen. (Pagina 105)
In een weerbericht zul je steeds iets terugvinden over de temperatuur, de luchtdruk of de windrichting, wolken en
neerslag dat zijn de weerselementen
- De temperratuur
- De luchtdruk
- De windrichting
- Wolken
- Neerslag
1.3 De meettoestellen en de eenheden kennen, metingen en berekeningen
kunnen uitvoeren en interpreteren. (Pagina 106- 142)
Weerelement Weerinstrument Eenheid
Temperatuur Thermometer °C ( graden Celcius)
Luchtdruk Barometer hPa (hectopascal) of mbar (millibar) -> ze
zijn allebei hetzelfde
Wind
1. Snelheid of kracht Anemometer Windvaan Beaufort, knopen, km/u Windrichting
2. Richting
Relatieve luchtvochtigheid Hygrometer %
Bewolking
1. Hoeveelheid Ogen Ogen /8
2. Soort Namen
Neerslag
1. Hoeveelheid Pluviometer Mm of l/m²
2. Soort
1
,1.4 Op basis van waarnemingen conclusies kunnen formuleren.
1.5 De verbanden tussen de weerelementen onderling kunnen duiden.
1. Windrichting – neerslag
o Uit westen : veel neerslag
o Uit noorden : droog
2. Luchtdruk – weer
o Hoge luchtdruk : zonnig
o Lage luchtdruk : slecht weer
3. Wolken – temperatuur
o Veel wolken : groot temperatuurverschil
o Geen wolken : klein temperatuurverschil
4. Windsterkte – luchtdruk
o Isobaren dicht bij elkaar : krachtige wind
o Isobaren ver van elkaar : weinig windt
1.6 De samenstelling en de opbouw van de atmosfeer kunnen uitleggen. (Pagina
65-68)
Exosfeer 600 km - … Atmosfeer en ruimte komen samen.
Thermosfeer 90 km - 600 km Laag die als eerste wordt
blootgesteld aan zonnestralen.
Mesosfeer 50 km - 90 km Verbranden meteorieten.
Stratosfeer 15 km - 50 km Heeft ozonlaag die zonnestralen
absorbeert.
Troposfeer 0 km - 15 km Laag boven het aardoppervlak.
2
, 1.7 Het natuurlijk en versterkt serre-effect kunnen uitleggen. (PowerPoint)
Het natuurlijk broeikaseffect
1. De aarde ontvangt van de zon licht en warmte.
Helft zonnestralen weerkaatst terug naar ruimte / wordt geabsorbeerd door atmosfeer
Helft bereikt het aardoppervlak De aarde warmt op en straalt dit uit
Deel stralen ontsnapt uit de atmosfeer à ruimte ingestraald
Deel stralen gevangen door broeikasgassen die aanwezig zijn in de atmosfeer
Deze stralen worden alle richtingen uitgestuurd en bereiken opnieuw de aarde
= een warmte isolerende werking .
2. Het versterkt broeikaseffect
De mens verstoort het natuurlijk broeikaseffect door massaal vrijlaten van koolstofdioxide. De natuur kan dit
opslaan in oceanen en planten maar het is te veel dus raakt de koolstofcyclus verstoord. De atmosfeer houdt steeds
meer warmte vast dus stijgt de temperatuur aan het aardoppervlak.
De zon levert on zonnestralen en
ongeveer de helft ervan wordt
geabsorbeerd door continenten en
oceanen en wordt omgezet in
warmte stralen. Het anderen deel
wordt terug de ruimte gestuurd en
een deel ervan wordt ook door de
atmosfeer geabsorbeerd.
3
1.1 Het verschil tussen weer en klimaat kunnen omschrijven. (Pagina 105)
Het weer is de toestand van de atmosfeer voor een korte tijd. Het weer kan zelfs in loop van de dag veranderen. Het
klimaat daarentegen is niet zo onvoorspelbaar. Als je gedurende lange tijd elke dag het weer zou bestuderen en daar
een gemiddelde van zou nemen, dan heb je een idee van het klimaat. Het weer verandert dus elke dag en het
klimaat staat vast.
1.2 De elementen, waaruit een weerbericht bestaat, kennen. (Pagina 105)
In een weerbericht zul je steeds iets terugvinden over de temperatuur, de luchtdruk of de windrichting, wolken en
neerslag dat zijn de weerselementen
- De temperratuur
- De luchtdruk
- De windrichting
- Wolken
- Neerslag
1.3 De meettoestellen en de eenheden kennen, metingen en berekeningen
kunnen uitvoeren en interpreteren. (Pagina 106- 142)
Weerelement Weerinstrument Eenheid
Temperatuur Thermometer °C ( graden Celcius)
Luchtdruk Barometer hPa (hectopascal) of mbar (millibar) -> ze
zijn allebei hetzelfde
Wind
1. Snelheid of kracht Anemometer Windvaan Beaufort, knopen, km/u Windrichting
2. Richting
Relatieve luchtvochtigheid Hygrometer %
Bewolking
1. Hoeveelheid Ogen Ogen /8
2. Soort Namen
Neerslag
1. Hoeveelheid Pluviometer Mm of l/m²
2. Soort
1
,1.4 Op basis van waarnemingen conclusies kunnen formuleren.
1.5 De verbanden tussen de weerelementen onderling kunnen duiden.
1. Windrichting – neerslag
o Uit westen : veel neerslag
o Uit noorden : droog
2. Luchtdruk – weer
o Hoge luchtdruk : zonnig
o Lage luchtdruk : slecht weer
3. Wolken – temperatuur
o Veel wolken : groot temperatuurverschil
o Geen wolken : klein temperatuurverschil
4. Windsterkte – luchtdruk
o Isobaren dicht bij elkaar : krachtige wind
o Isobaren ver van elkaar : weinig windt
1.6 De samenstelling en de opbouw van de atmosfeer kunnen uitleggen. (Pagina
65-68)
Exosfeer 600 km - … Atmosfeer en ruimte komen samen.
Thermosfeer 90 km - 600 km Laag die als eerste wordt
blootgesteld aan zonnestralen.
Mesosfeer 50 km - 90 km Verbranden meteorieten.
Stratosfeer 15 km - 50 km Heeft ozonlaag die zonnestralen
absorbeert.
Troposfeer 0 km - 15 km Laag boven het aardoppervlak.
2
, 1.7 Het natuurlijk en versterkt serre-effect kunnen uitleggen. (PowerPoint)
Het natuurlijk broeikaseffect
1. De aarde ontvangt van de zon licht en warmte.
Helft zonnestralen weerkaatst terug naar ruimte / wordt geabsorbeerd door atmosfeer
Helft bereikt het aardoppervlak De aarde warmt op en straalt dit uit
Deel stralen ontsnapt uit de atmosfeer à ruimte ingestraald
Deel stralen gevangen door broeikasgassen die aanwezig zijn in de atmosfeer
Deze stralen worden alle richtingen uitgestuurd en bereiken opnieuw de aarde
= een warmte isolerende werking .
2. Het versterkt broeikaseffect
De mens verstoort het natuurlijk broeikaseffect door massaal vrijlaten van koolstofdioxide. De natuur kan dit
opslaan in oceanen en planten maar het is te veel dus raakt de koolstofcyclus verstoord. De atmosfeer houdt steeds
meer warmte vast dus stijgt de temperatuur aan het aardoppervlak.
De zon levert on zonnestralen en
ongeveer de helft ervan wordt
geabsorbeerd door continenten en
oceanen en wordt omgezet in
warmte stralen. Het anderen deel
wordt terug de ruimte gestuurd en
een deel ervan wordt ook door de
atmosfeer geabsorbeerd.
3
