MOTORISCHE ONTWIKKELING
1. THEORETISCHE MODELLEN VAN DE MOTORISCHE ONTWIKKELING
• Neuromaturatie-model
o Door rijping alleen
o Cephalocaudaal
o Proximo distaal
o Ontwikkeling consistent bij alle kinderen en in elk individu
• Systematische theorie
o Alle subsystemen bepalen resultaat
▪ Familiaal, aanleg, motivatie
o Taak beïnvloedt de bewegingen
▪ Bvb stappen op glad oppervlak
o Zelf organiserend
▪ Bvbsamenwerken spieren, gewrichten
2. FUNCTIE VS KWALITEIT
• Functie ( wat?)
o Mijlpalen
• Kwaliteit ( Hoe?)
o Spierspanning
o Asymmetrie
o Houding en beweging tegen zwaartekracht
o Coördinatie
o Evenwicht
Belang in observatie van een baby= functie+kwaliteit
KWALITIET- SPIERSPANNING
Normale tonus= hoog genoeg voor een houding, laag genoeg om beweging toe te laten
Hypotonie (te laag)
Hypertonie (te laag)
KWALITEIT - ASYMMETRIE
• Vaak bij ‘slappe’ baby’s
• Kan afgeplat hoofdje geven (plagiocephalie)
• Komt vaker voor bij kinderen die te veel op de rug liggen
, 3. MOTORISCHE ONTWIKKELING
Ontwikkeling 0-4 maand
• Reflexen
• General Movements
• Mijlpalen en kwaliteit
o Ruglig
o Buiklig
o Zit
o Stand
REFLEXEN VS REACTIES
REFLEXEN REACTIES
Buiten de wil om Niet altijd oproepbaar
Steeds dezelfde reacties op dezelfde prikkel Leeftijdsgebonden
Reflexie is snel Complex
Reflexie is automatisch Grote variabiliteit
Aangeboren VS verworven Beïnvloed door omgevingsstimuli
Meest gekende reflexen bij mensen= peesreflex
= altijd zelfde reactie op altijd prikkel
• Bij andere ‘reflexen’ niet steeds zo, worden daarom soms ook eerder ‘reacties’ genoemd (bvb
Moro-reactie)
GRIJP ‘REFLEX HAND
• Hand sluit zich al er een tactiele prikkel gegeven wordt
• Vanaf 28 wk (GA)
• Verdwijnt vanaf doelgericht grijpen komt
GRIJP ‘REFLEX’ VOET -> BABINSKI ‘REFLEX’
• Voet ‘ sluit’ als hij aangeraakt wordt, met flexie tenen
• Meer in-constant aanwezig ivm grijprefex handen
Babinski ‘reflex’
• Een van de belangrijkste indicator pathologie CZS als piramidebanen gestoord zijn
• Teken van hersenbeschadiging ( pathologie) als blijvend en dominant aanwezig
• Hoe uitlokken?
o Met nagel langs buitenzijde voetzool vd hiel nr kleine teen strijken
• =Langzaam uitstreken (dorsaalflexie) grote teen + waaiervormig
• spreiden andere tenen
Asymmetrische tonische nek ‘reflex’ (ATNR)
, ATNR
• Asymmetrische babyreactie met strekking aan aangezichtszijde
• Komt voor vanaf 35 weken (GA)
• Blijft langer aanwezig bij prematuren
• Spontane ATNR meest dominant op 1 maand, verdwijnt rond 6 maand
• Verdwijnen van ATNR -> baby in staat om zich te organiseren rond de middellijn
• Als te dominant of te lang aanwezig is: kan wijzen op pathologische ontwikkeling
• Hoe uitlokken?
->Baby draait hoofd bvb naar rechts of hoofd wordt rechts gepositioneerd
o Rechterarm en been krijgen impuls om te strekken (=extensie)
o Linkerarm en been gaan buigen ( = flexie)
MORO ‘REFLEX’ OF ‘REACTIE’
• Door Moro in 1918 beschreven
• Meer voorkomend bij prematuur geboren kinderen (onrijpheid zenuwstelsel)
• Wijst op mogelijk ontwikkelingsprobleem als te lang aanwezig
• Hoe uitlokken?
o Plotseling gecontroleerd 'vallen’ hoofd tov romp
o Reactie: Armen en benen strekken en erna buigen, kind zal vaak huilen erna
o Wordt soms ook uitgelokt door plots lawaai of scherp licht
SPONTANE BEWIGINGEN (NOG NIET DOELGERICHT)
‘General Movements’ (GM° -> grote bewegingen
1. WAT ZIJN GM?
• Meest frequent voorkomende “spontane bewegingen”
• Meest complexe patronen
• Zijn wat Irwin (1932) ‘mass movements’ noemde
• Aanwezig volledige prenatale periode tot 5maand (De Vries et al;
Roodenburg et al; Hopkins; Prechtl)
1. THEORETISCHE MODELLEN VAN DE MOTORISCHE ONTWIKKELING
• Neuromaturatie-model
o Door rijping alleen
o Cephalocaudaal
o Proximo distaal
o Ontwikkeling consistent bij alle kinderen en in elk individu
• Systematische theorie
o Alle subsystemen bepalen resultaat
▪ Familiaal, aanleg, motivatie
o Taak beïnvloedt de bewegingen
▪ Bvb stappen op glad oppervlak
o Zelf organiserend
▪ Bvbsamenwerken spieren, gewrichten
2. FUNCTIE VS KWALITEIT
• Functie ( wat?)
o Mijlpalen
• Kwaliteit ( Hoe?)
o Spierspanning
o Asymmetrie
o Houding en beweging tegen zwaartekracht
o Coördinatie
o Evenwicht
Belang in observatie van een baby= functie+kwaliteit
KWALITIET- SPIERSPANNING
Normale tonus= hoog genoeg voor een houding, laag genoeg om beweging toe te laten
Hypotonie (te laag)
Hypertonie (te laag)
KWALITEIT - ASYMMETRIE
• Vaak bij ‘slappe’ baby’s
• Kan afgeplat hoofdje geven (plagiocephalie)
• Komt vaker voor bij kinderen die te veel op de rug liggen
, 3. MOTORISCHE ONTWIKKELING
Ontwikkeling 0-4 maand
• Reflexen
• General Movements
• Mijlpalen en kwaliteit
o Ruglig
o Buiklig
o Zit
o Stand
REFLEXEN VS REACTIES
REFLEXEN REACTIES
Buiten de wil om Niet altijd oproepbaar
Steeds dezelfde reacties op dezelfde prikkel Leeftijdsgebonden
Reflexie is snel Complex
Reflexie is automatisch Grote variabiliteit
Aangeboren VS verworven Beïnvloed door omgevingsstimuli
Meest gekende reflexen bij mensen= peesreflex
= altijd zelfde reactie op altijd prikkel
• Bij andere ‘reflexen’ niet steeds zo, worden daarom soms ook eerder ‘reacties’ genoemd (bvb
Moro-reactie)
GRIJP ‘REFLEX HAND
• Hand sluit zich al er een tactiele prikkel gegeven wordt
• Vanaf 28 wk (GA)
• Verdwijnt vanaf doelgericht grijpen komt
GRIJP ‘REFLEX’ VOET -> BABINSKI ‘REFLEX’
• Voet ‘ sluit’ als hij aangeraakt wordt, met flexie tenen
• Meer in-constant aanwezig ivm grijprefex handen
Babinski ‘reflex’
• Een van de belangrijkste indicator pathologie CZS als piramidebanen gestoord zijn
• Teken van hersenbeschadiging ( pathologie) als blijvend en dominant aanwezig
• Hoe uitlokken?
o Met nagel langs buitenzijde voetzool vd hiel nr kleine teen strijken
• =Langzaam uitstreken (dorsaalflexie) grote teen + waaiervormig
• spreiden andere tenen
Asymmetrische tonische nek ‘reflex’ (ATNR)
, ATNR
• Asymmetrische babyreactie met strekking aan aangezichtszijde
• Komt voor vanaf 35 weken (GA)
• Blijft langer aanwezig bij prematuren
• Spontane ATNR meest dominant op 1 maand, verdwijnt rond 6 maand
• Verdwijnen van ATNR -> baby in staat om zich te organiseren rond de middellijn
• Als te dominant of te lang aanwezig is: kan wijzen op pathologische ontwikkeling
• Hoe uitlokken?
->Baby draait hoofd bvb naar rechts of hoofd wordt rechts gepositioneerd
o Rechterarm en been krijgen impuls om te strekken (=extensie)
o Linkerarm en been gaan buigen ( = flexie)
MORO ‘REFLEX’ OF ‘REACTIE’
• Door Moro in 1918 beschreven
• Meer voorkomend bij prematuur geboren kinderen (onrijpheid zenuwstelsel)
• Wijst op mogelijk ontwikkelingsprobleem als te lang aanwezig
• Hoe uitlokken?
o Plotseling gecontroleerd 'vallen’ hoofd tov romp
o Reactie: Armen en benen strekken en erna buigen, kind zal vaak huilen erna
o Wordt soms ook uitgelokt door plots lawaai of scherp licht
SPONTANE BEWIGINGEN (NOG NIET DOELGERICHT)
‘General Movements’ (GM° -> grote bewegingen
1. WAT ZIJN GM?
• Meest frequent voorkomende “spontane bewegingen”
• Meest complexe patronen
• Zijn wat Irwin (1932) ‘mass movements’ noemde
• Aanwezig volledige prenatale periode tot 5maand (De Vries et al;
Roodenburg et al; Hopkins; Prechtl)