100% de satisfacción garantizada Inmediatamente disponible después del pago Tanto en línea como en PDF No estas atado a nada
logo-home
Samenvatting Inleiding en Geschiedenis van de Psychologie (ALLES) $5.74   Añadir al carrito

Resumen

Samenvatting Inleiding en Geschiedenis van de Psychologie (ALLES)

4 reseñas
 91 vistas  8 veces vendidas
  • Grado
  • Institución
  • Book

Een zeer uitgebreide samenvatting van 90 pagina's van Inleiding en Geschiedenis van de Psychologie! De begrippen in deze samenvatting staan dik gedrukt waardoor het overzichtelijk wordt. Ik heb zelf een 9.0 gehaald met het leren van deze samenvatting!

Vista previa 4 fuera de 91  páginas

  • 14 de noviembre de 2020
  • 91
  • 2020/2021
  • Resumen

4  reseñas

review-writer-avatar

Por: levibenda • 11 meses hace

review-writer-avatar

Por: puckvandervelden • 3 año hace

Traducido por Google

Very bad summary. Super unclear and disorganized. Waste of money

review-writer-avatar

Por: rasoeshma • 3 año hace

review-writer-avatar

Por: nomivanwanrooij • 3 año hace

avatar-seller
Samenvatting Inleiding en Geschiedenis van de Psychologie

Fachner, R.E., & Rutherford, A. (2017). Pioneers of Psychology (5th edition). New York:

Norton.


Hoofdstuk 1 - Ideeën uit de oudheid
Plato

 Plato was een nativist. Hij ging uit van aangeboren kennis en dat de waarheid in onze
geest zit. Hij ging er dus vanuit dat mensen kennis vergaarden door verder te redeneren
(met de ratio/reden) op de kennis die iemand al had. Plato was dus ook een rationalist.
 Volgens Plato verwees verschijning naar iemands bewuste ervaring van iets. Achter
deze verschijning lag volgens Plato iets permanenters, namelijk algemene en ideale
vormen die de essentie van alle objecten weergeven. Dit wordt het idealisme genoemd,
oftewel er is een abstract idee wat waar is. Een voorbeeld: Er is een abstract idee van een
tafel, dat is waar. De verdere soorten tafels zijn slechts een vervorming en imperfectie van
het abstracte idee.

Een voorbeeld van het idealisme is de allegorie van de grot. Mensen in de grot hebben
een
beperkt beeld van de realiteit. Wanneer iemand uit de grot gaat heeft hij opeens meer
beeld van de realiteit. Doordat anderen het niet direct hebben kunnen ervaren, kunnen zij
zich niet voorstellen hoe het is buiten de grot. Er moet dus uitgegaan worden van kennis in


je hoofd.

 Plato ging uit van deductie. Dit is het afleiden van een conclusie uit 2 premissen.
- Bijvoorbeeld: Premisse: Alle docenten vinden eten moeilijk.
Premisse: Piet is docent.
Conclusie: Piet vindt eten moeilijk.
 Volgens Plato bestaat de psyche uit 3 kanten, namelijk lust (behoeften aan fysieke
bevrediging), moed (de neiging om moeilijkheden met actie onder ogen te zien) en rede
(het vermogen om de onderliggende realiteit van de wereld te waarderen). De ziel kan
voorgesteld worden als een wagenmenner. -> Lust (zwart paard), moed (wit paard) en
rede (wagenmenner). De wagenmenner moet de twee paarden in balans houden. In de
mens is dit dus de rede die lust en moed in balans houdt.
Plato geloofde ook dat iedere psyche deze drie componenten in verschillende proporties
bezit, waardoor er drie algemene klassen ontstaan in een maatschappij. Mensen die
gedomineerd worden door de lust vormen de massa, mensen die gedreven worden door

, moed vormen de soldaten die de maatschappij beschermen, en de minderheid die
gedomineerd wordt door de rede vormt de elite die de maatschappij bestuurt.
 Plato richtte de Academie op. Dit is een plaats waar mensen en studenten samen konden
komen om te filosoferen.

Socrates
 Socrates was de leermeester van Plato.
 Socrates was een nativist en wilde zijn studenten betrekken bij gesprekken of dialogen
die hen aanmoedigen om hun eigen aangeboren capaciteiten te ontdekken om zo de
waarheid te vinden.
 Socrates was een voorstander van het mondeling overdragen van kennis en schreef dus
niets op. Plato heeft een groot deel van Socrates ideeën opgeschreven met daarbij zijn
eigen mening. Deze theorieën werden fundamentele verklaringen voor:
 Navitisme: De kennis is aangeboren en de waarheid zit in onze geest.
 Rationalisme: Het vermogen om te denken is de enige bron van kennis.
 Socrates deed een experiment waarbij hij vragen bleef stellen over wiskunde aan een
kind. Dit kind wist nog helemaal niks van wiskunde, maar door Socrates zijn vragen kon
hij toch het juiste antwoord geven. Dit was voor Socrates dan ook het bewijs dat mensen
al kennis bezitten en dat dit dus aangeboren is.
Aristoteles
 Aristoteles was de eerste grote voorstander van het empirisme. Dit houdt in dat kennis
verkregen wordt door middel van waarneming en de zintuigen.
 Aristoteles ging uit van inductie. Dit houdt in dat dingen waargenomen worden en daaruit
een algemene regel/conclusie getrokken wordt. Een voorbeeld: Alle zwanen zijn wit.
Hierbij paste hij taxonomie toe.
 Aristoteles en Theophrastus begonnen aan de eerste geregistreerde en systematische
observatie in de geschiedenis. De kennisverwerking bestond voor Aristoteles en
Theophrastus uit twee belangrijke stappen, namelijk zorgvuldige en uitgebreide
observaties, gevolgd door systematische indeling in groepen of categorieën. Hun vroege
classificaties van zoölogische en botanische exemplaren markeerden het begin van de
taxonomie. Dit is de rangschikking van organismen in hiërarchisch geordende groepen
en subgroepen in de wereld.
 Aristoteles ontwikkelde de rangorde van psyches bij organismen. Hij was ervan overtuigd
dat levende organismen psyches bezitten met verschillende mate van complexiteit.
Volgens hem waren er 3 soorten zielen:
 1. Vegetatieve ziel: Planten -> Zichzelf voeden en zich voort te planten.
 2. Sensitieve ziel: Dieren -> Bewegen en het vermogen om zich te herinneren en
te leren van zintuigelijke ervaringen.

,  3. Rationele ziel: Mensen -> Het vermogen om te redeneren, oftewel logisch na te


denken over hun herinnerde of ingebeelde ervaringen. En abstraheren en
categoriseren.
 Aristoteles was van mening dat de menselijke psyche een aangeboren reeks categorieën
van ervaringen heeft. Dit zijn filters waardoor iemand de wereld ziet en beleeft:
 1. Substantie: Wat iets is, bijvoorbeeld een steen;
 2. Hoeveelheid: Hoeveel;
 3. Kwaliteit: Welke kleur, welke vorm;
 4. Plaats: Waar is het;
 5. Tijd: Wanneer is het;
 6. Relatie: Groter, kleiner, ervoor, erna;
 7. Activiteit: Wat het doet of ondergaat, bijvoorbeeld vertellen of slaan.
Plato, Socrates en Aristoteles
 Plato en Socrates zagen de menselijke psyche als reservoir van aangeboren ideeën en
vormen die naar buiten kunnen komen of onthuld kunnen worden door empirische
ervaringen (de binnenwereld is echt). Aristoteles benadrukte daarentegen empirische
ervaringen als de noodzakelijke materialen die de psyche verwerkt aan de hand van
aangeboren categorieën (de buitenwereld is echt en moet ontdekt worden).
Hippocartes
 Hippocartes introduceerde de humorentheorie. Volgens deze theorie zijn mensen gezond
als de vier humores (bloed, gele gal, zwarte gal en slijm) in het menselijk lichaam in balans
zijn. En deze humores (vloeistoffen) bepaalden ook het temperament. Op het moment dat
een van deze vloeistoffen teveel aanwezig was, kreeg iemand een bepaald temperament:
 Bloed -> Optimistisch;
 Gele gal -> Rusteloos of boos;
 Zwarte gal -> Melancholisch (droevige gedachte hebben);
 Slijm -> Kalm.
De ideeën raakten in het Westen in de vergetelheid en de eerste kenniscentrums kwamen op in
het Midden-Oosten.
Al-Kandi
 Al-Kandi introduceerde de Indo-Arabische nummers. Dit loste het probleem van de
Romeinse cijfers op. Bij de Indo-Arabische nummers werden de symbolen vervangen
met de nummer 1 tot en met 9 en het getal 0 werd toegevoegd.
Alhazen
 Tijdens de oudheid was er een discussie over wat zien precies is. Stralen de ogen iets uit
of ontvangen ze juist lichtstralen? Alhazen deed hiervoor het camera obscura

, experiment. Er werd een klein gaatje in de muur gemaakt waar het licht doorheen viel. Het
landschap wat daarachter zat, was aan de andere kant op z’n kop te zien. Hij ontdekte dat
licht vanuit de buitenwereld door de lens wordt omgekeerd, waardoor een omgekeerd
beeld op het retina ontstaat. Het zien is dus licht van buiten naar binnen.
Avicenna
 Avicenna geloofde de ideeën van Aristoteles en was dus een empirist.
 Volgens Avicenna waren er 2 soorten zintuigen, namelijk:
 Externe zintuigen: De basiszintuigen voor waarneming (kijken, voelen, horen,
proeven en ruiken).
 Interne zintuigen: Wat iemand doet met de externe zintuigen. Het ‘gezonde
verstand’ maakt het bijvoorbeeld mogelijk om indrukken van verschillende uiterlijke
zintuigen te combineren tot het waarnemen van werkelijke objecten, zoals het zien,
het ruiken, het aanraken en het proeven van een appel.
De verbeelding stelt mentale kopieën van deze objecten voor. De schatting geeft
intuïties over de mogelijke voordelen of gevaren van de objecten. De herinnering
maakt de mentale reactie ervan mogelijk wanneer ze niet meer fysiek aanwezig
zijn.
 Daarnaast maakte Avicenna een onderscheid tussen estimations en appetites:
 Estimations: De automatische functies (van buiten naar binnen). Een voorbeeld:
Ik zie een muffin en heb hier trek in, maar ik kan ook een appel pakken.
 Appetites: Geven impulsen om het een te vermijden en het andere op te zoeken
middels motivatie en emotie (van binnen naar buiten). Een voorbeeld: Ik pak de
muffin!
 Avicenna vond dat de mens naar buiten en binnen kan kijken, oftewel introspectie. Dit is
een manier van onderzoeken waarbij mensen bewust bij zichzelf kijken hoe ze zich voelen
en wat er in hen omgaat.
 Om het bewustzijn te bewijzen deed Avicenna het floating man experiment. Hij vroeg
zijn lezer om een nieuw gecreëerde, maar volledig gevormde man voor te stellen in een
lege ruimte, wiens zintuigen geblokkeerd zijn en zijn ledematen vastzitten. Op deze manier
kan hij niks aanraken en niks bewegen. Avicenna vroeg: Zonder vooraf vergaarde
ervaringen en zonder sensorische organen, is deze man zich bewust van zijn eigen ziel of
zelf? Avicenna antwoord was: Ja, voor hem was zelfbewustzijn een aangeboren capaciteit
van de menselijke rationele ziel.
Fibonacci
 Fibonacci introduceerde de Indo-Arabische nummers in Europa en hij werd bekend
vanwege de serie van Fibonacci, waarin elk nieuw getal de som is van de twee
voorgaande getallen.

Los beneficios de comprar resúmenes en Stuvia estan en línea:

Garantiza la calidad de los comentarios

Garantiza la calidad de los comentarios

Compradores de Stuvia evaluaron más de 700.000 resúmenes. Así estas seguro que compras los mejores documentos!

Compra fácil y rápido

Compra fácil y rápido

Puedes pagar rápidamente y en una vez con iDeal, tarjeta de crédito o con tu crédito de Stuvia. Sin tener que hacerte miembro.

Enfócate en lo más importante

Enfócate en lo más importante

Tus compañeros escriben los resúmenes. Por eso tienes la seguridad que tienes un resumen actual y confiable. Así llegas a la conclusión rapidamente!

Preguntas frecuentes

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

100% de satisfacción garantizada: ¿Cómo funciona?

Nuestra garantía de satisfacción le asegura que siempre encontrará un documento de estudio a tu medida. Tu rellenas un formulario y nuestro equipo de atención al cliente se encarga del resto.

Who am I buying this summary from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller FleurHenckens. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy this summary for $5.74. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

45,681 summaries were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy summaries for 14 years now

Empieza a vender
$5.74  8x  vendido
  • (4)
  Añadir