Preview 3 out of 5 Flashcards
Wat is een ‘instituut’ en welke drie typen instituties zijn er volgens Fukuyama?
Wat is een ‘instituut’ en welke drie typen instituties zijn er volgens Fukuyama?
Instituties kunnen zowel formeel (besluitvormingsregels, wetten, regelgeving) als informeel (ge-dragsregels, gezamenlijke gewoonten) van aard zijn. Betekenis volgens Fukuyama: Instituties = stabiele, gewaardeerde, terugkerende gedragspatronen die buiten individuen blijven bestaan. Deze patronen kunnen de standaardwaarden van menselijke sociabiliteit (= kwaliteit om sociaal te zijn) verstoren, maar wanneer ze afbreken, blijven die originele patronen over. Instituties zijn organisaties zonder winstoogmerk die een normatief doel nastreven. De moderne natiestaat omvat drie sociale instituties (drie instituties die ten grondslag liggen aan de moderne, liberale democratie):
1)	Centrale staat (bureaucratie).
2)	Rechtsstaat (= regels die de hele bevolking binden, oftewel ‘rule of Law’).
3)	Democratische verantwoording.
Wat zou de kritiek van een Marxist op het grondschema van Fukuyama zijn? Gebruik in je antwoord de term ‘superstructure'
Wat zou de kritiek van een Marxist op het grondschema van Fukuyama zijn? Gebruik in je antwoord de t...
In de samenleving er is een groep die anderen onderdrukt (elite) en er is een groep die wordt onderdrukt (proletariers). Deze burgerlijke groep beschikt over enkele instituties die haar positie versterken. Dit is de superstructure hypothese: de uitvoerende macht van de moderne staat is slechts een comité voor het beheer van de gemeenschappelijke aangelegenheden van de hele burgerij, oftewel in andere woorden: de instituties van de moderne staat zijn alleen instituties voor de elite. Hij ontmaskert instituties die doen alsof ze neutraal zijn, maar in feite de kapitalisten in staat stelt om zich te versterken. Superstructure argument: instituties doen alsof ze neutraal zijn, maar ze zijn voor een bepaalde klasse. Deze structuur laat machtsstructuren en de relaties tussen bourgeois en de proletariërs zien.
Geef drie belangrijke verschillen aan tussen ‘majoritarian’ and consensus democracies’ zoals Lijphart die definieert.
Geef drie belangrijke verschillen aan tussen ‘majoritarian’ and consensus democracies’ zoals ...
De majoritaire interpretatie van de basisdefinitie van democratie is dat regeren door de meerderheid van het volk wordt uitgevoerd. Het stelt dat meerderheden moeten regeren en dat minderheden zich moeten verzetten. Deze opvatting wordt aangevochten door het consensusmodel van democratie.
Het eerste en belangrijkste verschil tussen de majoritaire en consensusmodellen van democratie betreft de brede deelname van de volksvertegenwoordiging aan de overheid, met name de uitvoerende macht. Het majoritaire model concentreert uitvoerende macht in een regering die wordt ondersteund door een relatief beperkte parlementaire meerderheid, terwijl het consensusmodel voorstander is van brede coalities waarin alle belangrijke politieke partijen en vertegenwoordigers van de belangrijkste groepen in de samenleving uitvoerende macht delen.