Preview 3 out of 23 Flashcards
Voorbeelden 8 manieren van meten (typical performance test)
Voorbeelden 8 manieren van meten (typical performance test)
1. Reactieve self-report (weet wat er wordt gemeten - VB: students school attitude questionnaire).
2. Non-reactieve self-report (weet niet wat er wordt gemeten - VB: Rorschach test).
3. Reactieve other-report (weet wat er wordt gemeten - VB: psycholoog zijn observatie van een groepsdiscussie om deelnemers te beoordelen op dominantie). 
4. Non-reactieve other-report (weet niet wat er wordt gemeten - VB: een verpleegkundige die het kwaliteit van leven van iemand rapporteert). 
5. Reactieve somatic indicators (vermoeden van wat er gemeten wordt - VB: skin respons op angst voor tandarts).
6. Nonreactieve somatic indicators (niet weten dat degene geobserveerd wordt - in het geheim oogverwijding meten bij interesse voor objecten). 
7. Reactieve physical traces (weten dat het geobserveerd kan worden - VB: beoordelen dagboek op stemming).
8. Nonreactieve physical traces (niet weten dat het daarvoor gebruikt wordt - VB: gegevens van boetes voor attitude beoordelen tov veilig gedrag in verkeer).
1. The intuitive class - Oosterveld (3 specifieke test ontwikkelingsmethoden)
1. The intuitive class - Oosterveld (3 specifieke test ontwikkelingsmethoden)
1. The intuitive class: relatie tussen construct en items intuïtief van aard. Onderscheid:
- The rational method (losse beschrijving van construct, gebaseerd op kennis van experts of leden van target populatie). 
- The prototypical method (leden target populatie vragen te denken aan personen met construct, typische gedrag voor het construct).
Item-writing guidelines (1 t/m 6)
Item-writing guidelines (1 t/m 6)
1. Elicit different answers at different construct positions (respondenten met compleet verschillende construct posities zouden ook verschillende antwoorden moeten geven).
2. Focus on one relevant aspect – GELIJK1 (specificatie maken van de prestatie, elk item moet zich op één relevant aspect van deze specificatie focussen). 
3. Avoid making assumptions about test takers (indien assumptie wordt gemaakt en deze niet geldt voor de persoon kunnen ze de vraag niet beantwoorden). 
4. Use correct language- GELIJK8.
5. Clear and comprehensible wording - GELIJK5 (keep vocabulary simple for the population of test takers) (vuistregel: geen leesskills van boven de 12 jaar voor volwassen populatie).
6. Use non-sensitive language and content – GELIJK9